Volgens de hoofdregel van het auteursrecht is de maker van een werk auteursrechthebbende, tenzij hij zijn auteursrechten overdraagt. Ook bezit de maker persoonlijkheidsrechten, tenzij hij daarvan afstand doet . Dit betekent dat indien een bedrijfslogo is ontwerpen door een ander, die ander de auteursrechten daarop houdt en persoonlijkheidsrechten heeft. Als opdrachtnemer vekrijgt men dus niet automatisch de rechten op het logo. De vraag die dan opkomt is of er wel aanpassingen aan het eisen bedrijfslogo mogen worden aangebracht, zonder toestemming van de maker.
Deze vraag speelde in een kwestie tussen Presentanza en P4P. Eerder ontwierp Presentanza het bedrijfslogo van P4P. Partijen hebben later contact gehad over het ontwerpen van een logo ten behoeve van het 15-jarig jubileum van P4P. Uiteindelijk is de opdracht daarvoor naar een concurrent (een ander ontwerpbureau) van Presentanza gegaan. Het jubileum-logo bevat een “spetter” met daarin “15 jaar”. Mocht P4P het logo dat Presentanza in haar opdracht heeft vervaardigd, zelf mocht (laten) aanpassen tot het jubileum-logo? Of is er sprake van auteursrechtinbreuk?
De rechtbank Rotterdam oordeelt als volgt:
Verzet tegen het aangepaste bedrijfslogo uit hoofde van persoonlijkheidsrechten wordt dus onredelijk geacht. Volgens bovenstaand oordeel van de rechter is echter de hoofdregel dat er inbreuk is op auteursrechten. Echter, P4P heeft ook nog aangevoerd dat zíj (en niet Presentanza) rechthebbende is, omdat daarover eerder geen afspraken zijn gemaakt en P4P als eerste het logo heeft openbaar gemaakt:
Kortom, Presentanza heeft het auteursrecht op het eerste logo naar het oordeel van de rechter niet contractueel voorbehouden. P4P heeft dat logo openbaar heeft gemaakt en mocht dat in het kader van de afspraken. Daarbij is geen natuurlijke persoon als maker vermeld. Hierdoor heeft P4P als (fictieve) maker in de zin van artikel 8 Aw te gelden. Indien deze redenering van de Rechtbank wordt gevolgd, is het logisch dat er geen toestemming meer behoeft te worden gevraagd aan Presentanza. Het logo mocht dus worden aangepast.
Deze vraag speelde in een kwestie tussen Presentanza en P4P. Eerder ontwierp Presentanza het bedrijfslogo van P4P. Partijen hebben later contact gehad over het ontwerpen van een logo ten behoeve van het 15-jarig jubileum van P4P. Uiteindelijk is de opdracht daarvoor naar een concurrent (een ander ontwerpbureau) van Presentanza gegaan. Het jubileum-logo bevat een “spetter” met daarin “15 jaar”. Mocht P4P het logo dat Presentanza in haar opdracht heeft vervaardigd, zelf mocht (laten) aanpassen tot het jubileum-logo? Of is er sprake van auteursrechtinbreuk?
De rechtbank Rotterdam oordeelt als volgt:
5.6. Vooropgesteld wordt dat het in opdracht van P4P ontworpen logo een werk is in de zin van de Auteurswet. Partijen verschillen daarover ook niet van mening. Voorts is de kantonrechter met Presentanza van oordeel dat de wijziging daarvan als thans in het geding, het toevoegen van de ‘jubileumspetter’, gekwalificeerd moet worden als een verveelvoudiging in gewijzigde vorm als bedoeld in artikel 13 Aw. Dit betekent dat, indien het auteursrecht ter zake aan Presentanza toekwam en bij haar is gebleven, met het aanbrengen van deze wijziging zonder haar toestemming inbreuk is gemaakt op het verveelvoudigingsrecht en Presentanza zich daartegen alsdan in beginsel kan verzetten. De stelling van Presentanza dat deze wijziging als een verminking moet worden aangemerkt in de zin van artikel 25 sub d Aw deelt de kantonrechter echter niet, nu de wijziging beperkt is gebleven tot een duidelijk zichtbare toevoeging aan het oorspronkelijke logo van ondergeschikte betekenis, waarbij het oorspronkelijke ontwerp in tact is gebleven. Daarbij gevoegd dat deze toevoeging naar zijn aard van tijdelijke aard is geweest en Presentanza met deze wijziging wel, maar uitsluitend, akkoord heeft willen gaan onder de voorwaarde dat de auteursrechten tegen betaling van een bedrag van € 20.763,60 zouden worden overgedragen, wordt het alsnog geboden verzet hiertegen uit hoofde van artikel 25 sub c Aw in strijd met de redelijkheid geacht.
Verzet tegen het aangepaste bedrijfslogo uit hoofde van persoonlijkheidsrechten wordt dus onredelijk geacht. Volgens bovenstaand oordeel van de rechter is echter de hoofdregel dat er inbreuk is op auteursrechten. Echter, P4P heeft ook nog aangevoerd dat zíj (en niet Presentanza) rechthebbende is, omdat daarover eerder geen afspraken zijn gemaakt en P4P als eerste het logo heeft openbaar gemaakt:
De litigieuze overeenkomst tussen partijen is gesloten in 2007, zodat toepasselijkheid van de algemene voorwaarden 2012 niet aan de orde kan zijn. Presentanza lijkt dat ook zelf te onderkennen, blijkens de in haar repliek toegevoegde opmerking onder 7 en artikel 25 van haar algemene voorwaarden 2007 waarin wordt uitgegaan van de toepasselijkheid van de laatst gedeponeerde versie van de algemene voorwaarden zoals die gold ten tijde van het tot stand komen van de overeenkomst.
De algemene voorwaarden van 2007 zijn evenmin van toepassing, reeds omdat van een expliciete akkoordverklaring geen sprake is en het enkele feit dat onderaan in de email van 20 augustus 2007 en op de facturen wordt verwezen naar de algemene voorwaarden onvoldoende is om te kunnen concluderen dat de toepasselijkheid daarvan stilzwijgend is aanvaard. P4P heeft bovendien betwist dat de algemene voorwaarden zouden zijn meegestuurd met deze e-mail en uit de kopie van de overgelegde mail blijkt niet dat daadwerkelijk een bijlage is bijgesloten. Van terhandstelling als bedoeld in artikel 6:234 lid 2 BW is derhalve niet gebleken, zodat – indien al van toepassing – het beroep van P4P op de vernietigbaarheid van de algemene voorwaarden slaagt.
5.9 Niet in geschil is dat (ook) P4P het logo openbaar heeft gemaakt en mocht maken in het kader van de gemaakte afspraken. Daarbij is geen natuurlijke persoon als maker vermeld. Nu hiervoor is geoordeeld dat partijen niet zijn overeengekomen dat het auteursrecht bij Presentanza is gebleven, heeft P4P als (fictieve) maker in de zin van artikel 8 Aw en daarmee als auteursrechthebbende te gelden. Voor zover zou moeten worden aangenomen dat de persoonlijkheidsrechten hier niet onder vallen, is de kantonrechter op grond van hetgeen hiervoor onder 5.6. reeds is overwogen van oordeel dat Presentanza geen beroep toekomt op artikel 25 lid 1 sub c en sub d Aw.
Kortom, Presentanza heeft het auteursrecht op het eerste logo naar het oordeel van de rechter niet contractueel voorbehouden. P4P heeft dat logo openbaar heeft gemaakt en mocht dat in het kader van de afspraken. Daarbij is geen natuurlijke persoon als maker vermeld. Hierdoor heeft P4P als (fictieve) maker in de zin van artikel 8 Aw te gelden. Indien deze redenering van de Rechtbank wordt gevolgd, is het logisch dat er geen toestemming meer behoeft te worden gevraagd aan Presentanza. Het logo mocht dus worden aangepast.
Gerelateerd
Intellectueel Eigendom