Een tuchtklacht, en nu?

31 mei 2017, laatst geüpdatet 12 september 2024
Als zorgverlener hoopt u er nooit mee te maken te krijgen. Toch kan het ineens gebeuren: er is een tuchtklacht tegen u ingediend. U komt vervolgens in de juridische mallemolen terecht van een procedure bij het Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. Begrijpelijkerwijs zal dit vaak een grote impact op uw gemoedsrust hebben. U zult veel vragen hebben. Hoe verloopt zo’n procedure bij het Tuchtcollege eigenlijk? Waar let het Tuchtcollege allemaal op? En hoe moet u zich voorbereiden? Allemaal vragen...
In dit artikel

Als zorgverlener hoopt u er nooit mee te maken te krijgen. Toch kan het ineens gebeuren: er is een tuchtklacht tegen u ingediend. U komt vervolgens in de juridische mallemolen terecht van een procedure bij het Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. Begrijpelijkerwijs zal dit vaak een grote impact op uw gemoedsrust hebben. U zult veel vragen hebben. Hoe verloopt zo’n procedure bij het Tuchtcollege eigenlijk? Waar let het Tuchtcollege allemaal op? En hoe moet u zich voorbereiden? Allemaal vragen die wij ook regelmatig van onze cliënten krijgen. In deze bijdrage sta ik stil bij de start van de procedure en het mondelinge vooronderzoek.

Het begin van de procedure

Een tuchtrechtprocedure begint met een klaagschrift die de klager tegen u heeft ingediend bij het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. Er zijn vijf regionale tuchtcolleges in Nederland. Zij zijn gevestigd in Groningen, Zwolle, Amsterdam, Den Haag en Eindhoven. In de regel zal u te maken krijgen met het regionale tuchtcollege van de regio waarin u woont. De secretaris van dit tuchtcollege stuurt het klaagschrift dan naar u door.

De klager is meestal een patiënt van u. Dit hoeft echter niet altijd zo te zijn. De Wet BIG maakt het namelijk mogelijk dat ook andere personen of organisaties een klacht tegen u kunnen indienen. Dit zijn bijvoorbeeld de (wettelijk) vertegenwoordigers van uw patiënt of de nabestaanden van uw overleden patiënt. Ook uw werkgever en de Inspectie voor de Gezondheidszorg mogen een klacht tegen u indienen.



Het verweerschrift

Bij het klaagschrift zit een brief van de secretaris van het tuchtcollege. In deze brief staat dat u de gelegenheid krijgt om schriftelijk op de klacht te reageren. Deze schriftelijke reactie heet ook wel een ‘verweerschrift’. Vanaf dit moment is het goed om hulp te zoeken van een deskundige. Meestal zal dit een advocaat zijn, maar u kunt u eventueel ook laten helpen door een jurist of een collega met kennis van het tuchtrecht.

In principe krijgt u vier weken de tijd om het verweerschrift op te stellen en te sturen naar het tuchtcollege. Uitstel is doorgaans echter wel mogelijk. Uw advocaat (of andere deskundige) heeft immers ook tijd nodig om de klacht met u te bespreken en het verweerschrift op te stellen of u verder te adviseren. Daarom zal uw advocaat meestal direct om uitstel verzoeken, zodat u de tijd heeft om samen uw zaak goed voor te bereiden.



Repliek en dupliek

Nadat u (of uw advocaat) het verweerschrift heeft ingediend bij het tuchtcollege, kan er eventueel een tweede schriftelijke ronde volgen. De klager mag dan op uw verweerschrift reageren. Deze schriftelijke reactie van de klager wordt ‘repliek’ genoemd. Heeft de klager een repliek opgesteld, dan mag u daar vervolgens op reageren. Uw schriftelijke reactie heet ‘dupliek’. Uw advocaat kan deze na overleg met u voor u opstellen. Het tuchtcollege u hiervoor meestal een termijn van twee weken.

Het komt overigens in de praktijk veelal voor dat het tuchtcollege vindt dat er na uw verweerschrift geen tweede schriftelijke ronde meer nodig is. Een reden daarvoor kan zijn dat de zaak al voldoende is toegelicht in het klaagschrift en het verweerschrift. U krijgt dan na het indienen van uw verweerschrift een brief van de secretaris met de mededeling dat de schriftelijke behandeling is beëindigd.



Het vooronderzoek

Deze wisseling van stukken vindt allemaal plaats in het zogenoemde schriftelijke deel van het ‘vooronderzoek’. Dit vooronderzoek heeft tot doel zoveel mogelijk informatie over de klacht te verzamelen en te toetsen of het tuchtcollege de klacht wel kan behandelen. Daarnaast kan in het vooronderzoek ook worden bekeken of er eventueel een minnelijke schikking mogelijk is. Het vooronderzoek wordt verricht door de secretaris van het tuchtcollege.

Na de schriftelijke wisseling van stukken ontvangt u van de secretaris een mededeling dat het schriftelijke deel van het vooronderzoek is beëindigd. U heeft dan net als de klager nog wél het recht om in elkaars aanwezigheid mondeling te worden gehoord door de secretaris. Dit horen heeft vooral tot doel om de mogelijkheid te onderzoeken of er tussen u en de klager een minnelijke oplossing kan worden bereikt. De secretaris zal dan tijdens een geplande ‘zitting’ vragen aan u en de klager stellen en bekijken of u er samen uit kunt komen en de klager de klacht vervolgens intrekt.



Bij deze hoorzitting is naast uzelf, de klager en eventueel uw gemachtigde(n) (advocaten) geen ander publiek aanwezig. U bent niet verplicht om van het mondelinge vooronderzoek gebruik te maken. Het is namelijk heel goed mogelijk dat een minnelijke oplossing in dit stadium helemaal niet (meer) kan worden bereikt, omdat de klager hier bijvoorbeeld niet meer voor open staat. Uw advocaat kan u hierover adviseren.

Als ook het mondelinge gedeelte van het vooronderzoek is afgerond, sluit de secretaris het vooronderzoek. U krijgt daarvan opnieuw bericht van de secretaris. Het tuchtcollege zal nu in de raadkamer gaan bepalen hoe uw zaak verder moet worden voortgezet.



Heeft u vragen over de tuchtrechtprocedure of is er een klacht tegen u ingediend en heeft u bijstand nodig, neem dan contact op met mr. dr. Luuk Arends of mr. Marloes Hulshof.

Gerelateerd

No posts found