Bestuurders van mededingingsautoriteiten geven met regelmaat toespraken over verschillende thema’s in het mededingingsrecht. Zulke toespraken bevatten geregeld informatie over de toepassing en handhaving van het mededingingsrecht door de autoriteiten. De recente toespraak over mededingingsrecht en de arbeidsmarkt is hier terug te lezen.
Mededinging, de arbeidsmarkt en ZZP’ers
In de toespraak benadrukt ACM-directeur Martijn Snoep dat de arbeidsmarkt historisch een terrein is waarvoor mededingingsautoriteiten slechts zeer beperkte aandacht hebben gehad. De scherpe toename van het aantal zelfstandigen zonder personeel brengt daarin verandering. ZZP’ers zijn in mededingingsrechtelijke zin ondernemingen; op hen is aldus het kartelverbod van toepassing (meer over het kartelverbod leest u hier). Dat betekent dat ZZP’ers in beginsel geen prijsafspraken mogen maken. Anders dan cao-onderhandelingen voor werknemers, waarvoor een uitzondering op het kartelverbod geldt, zijn collectieve prijsonderhandelingen door of namens ZZP’ers in principe in strijd met het kartelverbod. In juli 2020 heeft de ACM een leidraad gepubliceerd waarin zij uiteenzet onder welke omstandigheden prijsafspraken tussen ZZP’ers volgens haar wel geoorloofd zijn. Dat is onder meer het geval wanneer ZZP’ers gezamenlijk onderhandelen voor een minimumloon en andere basisarbeidsomstandigheden. De Europese Commissie bereidt momenteel op hetzelfde onderwerp richtsnoeren voor.
Mededingingsbeperkende praktijken op de arbeidsmarkt
Volgens de ACM moeten mededingingsautoriteiten bijzonder waakzaam zijn voor een aantal specifieke mededingingsbeperkende praktijken op de arbeidsmarkt. Zo verwacht de ACM dat de huidige combinatie van inflatie en schaarste op de arbeidsmarkt kan leiden tot loonkartels en zogenoemde non-poach of non-hiring afspraken tussen werkgevers. Loonkartels zijn afspraken waarbij werkgevers gezamenlijk afspreken de lonen niet of slechts beperkt te laten stijgen; bij non-hiring of non-poach afspraken spreken werkgevers af elkaars werknemers niet over te nemen resp. daarvoor te benaderen. Opmerkelijk is de scherpe toonzetting van de ACM; als wij de toespraak juist interpreteren levert (inkoop)samenwerking op gebied van arbeid in de regel (een vermoeden van) een merkbare concurrentiebeperking op. De ACM zinspeelt daarmee op een kwalificatie van deze gedragingen als doelbeperking. Dat is een vergaande conclusie die weinig ruimte laat voor de evaluatie van eventuele positieve effecten die dergelijke afspraken kunnen sorteren.
Verder acht de ACM concentraties onwenselijk die als gevolg hebben dat slechts er één werkgever op de markt overblijft (een ‘monopsonie’). Ook benoemt zij de prijsafspraken tussen ZZP’ers als een aandachtspunt. Die zijn volgens de ACM met name problematisch als ZZP’ers al een fors salaris verdienen en de afspraken slechts bijdragen aan verdere verhoging daarvan.
Commentaar
De toespraak past in een wereldwijde en Europese trend van toenemend mededingingstoezicht op vermeend concurrentiebeperkende afspraken in de arbeidsmarkt. Zo zijn mededingingsautoriteiten in verschillende lidstaten onderzoeken begonnen en zijn in Portugal en Litouwen al boetebesluiten genomen ten aanzien van contractbeëindigingen en verboden informatie-uitwisseling in de sportwereld. De VS en Canada hebben bepaalde non-poachafspraken en loonkartels bij wet verboden en het Department of Justice voert al enkele jaren een actief handhavingsbeleid ten aanzien van deze afspraken.
Het is dus niet verrassend dat de ACM haar pijlen richt op de arbeidsmarkt. Evenmin verrassend is dat zij loon- en non-poachafspraken lijkt aan te merken als doelbeperking. Daarvoor is immers een veel beperkter bewijsonderzoek vereist. Zonder jurisprudentie over arbeidsmarktafspraken is nog niet duidelijk of, en zo ja in welke context de genoemde afspraken naar Europees en Nederlands mededingingsrecht een doelbeperking kunnen opleveren.
Het Hof van Justitie heeft in vaste jurisprudentie wel bepaald dat het begrip doelbeperking restrictief wordt uitgelegd en slechts bepaalde afspraken dermate schadelijk zijn voor de mededinging dat zij als zodanig zijn aan te merken. Dat hoeft niet voor alle loon- en non-poachafspraken het geval te zijn. Als werkgevers bijvoorbeeld wel concurreren om bepaalde werknemers, maar dermate verschillende werkzaamheden verrichten dat zij niet elkaars concurrenten zijn op de stroomafwaartse markt, zal een afspraak minder snel evident concurrentiebeperkend zijn.
Wat betekent dit voor uw onderneming?
Wij proeven in de toonzetting van de directeur dat intensivering van handhaving door de ACM op het terrein van de Nederlandse arbeidsmarkt in de lijn der verwachting ligt. Handhaving van mededingingsautoriteiten en procedures over arbeidsmarktafspraken zullen uiteindelijk (rechs)zekerheid moeten opleveren over de toelaatbaarheid van zulke afspraken. Tot die tijd doen ondernemingen, vertegenwoordigingsorganen en/of brancheorganisaties er in ieder geval goed aan om (voorgenomen) afspraken op het gebied van arbeid zorgvuldig te (blijven) toetsen op overeenstemming met het kartelverbod. Datzelfde geldt voor concentraties die ertoe kunnen leiden dat er slechts één werkgever overblijft in een bepaald werkveld.