Kantoorartikelen niet uitsluitend voor penvoerder
De Rijkuniversiteit Groningen heeft een openbare Europese aanbesteding gehouden voor het sluiten van een raamovereenkomst voor kantoorartikelen en logistieke aanverwante dienstverlening. Het betrof hier echter een samengevoegde opdracht, waarbij de RUG niet alleen voor zichzelf maar ook namens tien andere aanbestedende diensten de aanbesteding had uitgeschreven. De RUG zou uiteindelijk wel als penvoerder de raamovereenkomst ondertekenen. Nadat de gunningsbeslissing was genomen en Lyreco de voorlopige winnaar was op basis van de beste prijs-kwaliteitsverhouding, heeft Staples, een van de drie verliezende inschrijvers, bezwaar gemaakt tegen de voorlopige gunning en (enkel) de Rijksuniversiteit Groningen gedagvaard.
.... en dus niet-ontvankelijk
In kort geding wordt Staples in haar vorderingen niet-ontvankelijk verklaard omdat ten onrechte alleen de Rijksuniversiteit Groningen is gedagvaard en niet ook de andere aanbestedende diensten. Er wordt daarmee een beroep gedaan op de zogenoemde exceptio plurium litis consortium. Dit houdt in dat bij een ‘processueel ondeelbare rechtsverhouding’ alle partijen dienen te worden betrokken omdat het noodzakelijk is dat de beslissing ten aanzien van alle betrokkenen in dezelfde zin geldt. De voorzieningenrechter oordeelt dat daarvan sprake is, nu uit het aanbestedingsdocument en de daarbij gevoegde raamovereenkomst blijkt dat het gaat om een samengevoegde opdracht en de RUG als penvoerder ook tien andere aanbestedende diensten bindt.
Het Hof Arnhem heeft dit oordeel in hoger beroep bevestigd.
Gegunde opdracht kan in hoger beroep alleen bij uitzondering worden aangetast
Nadat de Rijksuniversiteit Groningen in kort geding in het gelijk was gesteld, is zij tot definitieve gunning overgegaan. Het Hof Arnhem heeft onder verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 18 november 2016 (ECLI:NL:2016:2638) bevestigd dat het definitief gunnen in het onderhavige geval was toegestaan. In hoger beroep kan de tot stand gekomen overeenkomst tussen de aanbestedende dienst en de winnende inschrijver namelijk slechts worden aangetast, indien:
- de overeenkomst op een van de die in art. 4:15 lid 1 Aw genoemde gronden vernietigbaar is;
- er sprake is van een wilsgebrek, dan wel
- er sprake is van nietigheid of vernietigbaarheid ingevolge art. 3:40 BW.
Geen van deze omstandigheden waren aanwezig. Het hoger beroep leidt dus tot niks. Klik hier voor de uitspraak.