Het kartelverbod verbiedt concurrenten om afspraken te maken die de concurrentie beperken, zoals prijsafspraken. Overtreding van het kartelverbod verstoort lang niet altijd uitsluitend het marktgedrag van deelnemers aan het kartel. Ook concurrenten die niet betrokken zijn bij de afspraak kunnen zich bij hun prijsstelling laten beïnvloeden door de prijzen die door het kartel worden gehanteerd bijvoorbeeld omdat zij prijsverhogingen van de marktleiders bij de vaststelling van hun eigen prijzen betrekken (het “umbrella effect”). Dientengevolge kunnen ook afnemers van concurrenten van de karteldeelnemers door het kartel worden benadeeld vanwege hogere prijzen. Het Hof van Justitie van de EU (het Hof) heeft in
een arrest van 5 juni 2014 bepaald dat ook deze gedupeerden hun schade op de karteldeelnemers moeten kunnen verhalen.
De zaak
Het arrest van het Hof had betrekking op een Oostenrijkse procedure over het liftenkartel (dat overigens ook roltrappen omvatte), waarover eveneens in Nederland druk wordt geprocedeerd. De Europese Commissie en de Oostenrijkse mededingingsautoriteit hadden de grote liftenfabrikanten Kone, Otis, Schindler en ThyssenKrupp beboet voor betrokkenheid bij verboden prijsafspraken. Een dochteronderneming van de Oostenrijkse spoorwegen (OBB), heeft gedurende de looptijd van het kartel (naar het oordeel van OBB te dure) liften gekocht bij partijen die niet deelnamen aan het kartel. OBB heeft de karteldeelnemers aansprakelijk gesteld voor de schade. Naar Oostenrijks recht werd deze schadevordering aanvankelijk verworpen omdat het verlies van OBB werd veroorzaakt door een beslissing van een leverancier die rechtmatig zijn prijs had vastgesteld.
Het Arrest
Onder verwijzing naar vaste jurisprudentie stelt het Hof vast dat het nuttig effect van het kartelverbod in het geding komt indien niet eenieder vergoeding zou kunnen vorderen van schade die hem is berokkend door een overeenkomst of een gedraging die de concurrentie kan beperken. Dat betekent dat de benadeelde van een te hoge prijs als gevolg van umbrella pricing vergoeding van de geleden schade van de leden van een kartel kan vorderen, ook al heeft hij geen contractuele band met hen. Wel moet voor een succesvolle schadevergoedingsvordering vast komen te staan dat autonoom optredende concurrenten van de karteldeelnemers daadwerkelijk een verhoogde prijs hanteerden. Bovendien moet de gedupeerde kunnen bewijzen dat de karteldeelnemers niet onwetend konden zijn van de mogelijkheid dat ook hun resterende concurrenten hogere prijzen zouden kunnen gaan hanteren.
Tot slot
Er bestaat geen Europese procedure voor het verhalen van schade als gevolg van overtreding van het mededingingsrecht. In Nederland zullen gedupeerden van verboden kartelafspraken hun schadevergoedingsactie dus moeten baseren op een onrechtmatige daad. Als gevolg van de uitspraak van het Hof staat vast dat niet uitsluitend afnemers van de karteldeelnemers maar ook afnemers van hun concurrenten in aanmerking kunnen komen voor vergoeding van hun schade door de karteldeelnemers op grond van een onrechtmatige daad. OBB had haar vordering ingesteld naar aanleiding van een boetebesluit van een mededingingsautoriteit. De praktijk wijst uit dat een onrechtmatige daadsactie van (beweerde) gedupeerden van een kartel ook in Nederland niet vaak slaagt als daaraan geen boetebesluit van een mededingingsautoriteit ten grondslag kan worden gelegd.
De zaak
Het arrest van het Hof had betrekking op een Oostenrijkse procedure over het liftenkartel (dat overigens ook roltrappen omvatte), waarover eveneens in Nederland druk wordt geprocedeerd. De Europese Commissie en de Oostenrijkse mededingingsautoriteit hadden de grote liftenfabrikanten Kone, Otis, Schindler en ThyssenKrupp beboet voor betrokkenheid bij verboden prijsafspraken. Een dochteronderneming van de Oostenrijkse spoorwegen (OBB), heeft gedurende de looptijd van het kartel (naar het oordeel van OBB te dure) liften gekocht bij partijen die niet deelnamen aan het kartel. OBB heeft de karteldeelnemers aansprakelijk gesteld voor de schade. Naar Oostenrijks recht werd deze schadevordering aanvankelijk verworpen omdat het verlies van OBB werd veroorzaakt door een beslissing van een leverancier die rechtmatig zijn prijs had vastgesteld.
Het Arrest
Onder verwijzing naar vaste jurisprudentie stelt het Hof vast dat het nuttig effect van het kartelverbod in het geding komt indien niet eenieder vergoeding zou kunnen vorderen van schade die hem is berokkend door een overeenkomst of een gedraging die de concurrentie kan beperken. Dat betekent dat de benadeelde van een te hoge prijs als gevolg van umbrella pricing vergoeding van de geleden schade van de leden van een kartel kan vorderen, ook al heeft hij geen contractuele band met hen. Wel moet voor een succesvolle schadevergoedingsvordering vast komen te staan dat autonoom optredende concurrenten van de karteldeelnemers daadwerkelijk een verhoogde prijs hanteerden. Bovendien moet de gedupeerde kunnen bewijzen dat de karteldeelnemers niet onwetend konden zijn van de mogelijkheid dat ook hun resterende concurrenten hogere prijzen zouden kunnen gaan hanteren.
Tot slot
Er bestaat geen Europese procedure voor het verhalen van schade als gevolg van overtreding van het mededingingsrecht. In Nederland zullen gedupeerden van verboden kartelafspraken hun schadevergoedingsactie dus moeten baseren op een onrechtmatige daad. Als gevolg van de uitspraak van het Hof staat vast dat niet uitsluitend afnemers van de karteldeelnemers maar ook afnemers van hun concurrenten in aanmerking kunnen komen voor vergoeding van hun schade door de karteldeelnemers op grond van een onrechtmatige daad. OBB had haar vordering ingesteld naar aanleiding van een boetebesluit van een mededingingsautoriteit. De praktijk wijst uit dat een onrechtmatige daadsactie van (beweerde) gedupeerden van een kartel ook in Nederland niet vaak slaagt als daaraan geen boetebesluit van een mededingingsautoriteit ten grondslag kan worden gelegd.
Gerelateerd
Mededinging en staatssteun