De verbintenis tot teruggave na ontbinding van een koopovereenkomst

30 mei 2016, laatst geüpdatet 7 november 2024
In een recent arrest gaat de Hoge Raad in op een vrij logisch gevolg dat intreedt wanneer een koopovereenkomst met succes wordt ontbonden: de teleurgestelde koper krijgt zijn geld terug, maar heeft ook de verplichting om de gekochte zaak terug te geven aan de verkoper.FeitenA koopt van B een motorboot voor een koopprijs van € 9.950,-. A ruilt daarbij zijn speedboot in bij B en betaalt een bedrag van € 1.750,- bij. Enkele maanden daarna ontbindt A de koopovereenkomst buitengerechtelijk, vanweg...
In dit artikel
In een recent arrest gaat de Hoge Raad in op een vrij logisch gevolg dat intreedt wanneer een koopovereenkomst met succes wordt ontbonden: de teleurgestelde koper krijgt zijn geld terug, maar heeft ook de verplichting om de gekochte zaak terug te geven aan de verkoper.

Feiten
A koopt van B een motorboot voor een koopprijs van € 9.950,-. A ruilt daarbij zijn speedboot in bij B en betaalt een bedrag van € 1.750,- bij. Enkele maanden daarna ontbindt A de koopovereenkomst buitengerechtelijk, vanwege geconstateerde mankementen aan de motorboot. Hij sommeert B om zijn speedboot te retourneren tegen inlevering van de motorboot en verder € 1.750,- terug te betalen, of – in het geval de speedboot niet kon worden geretourneerd – hem een bedrag van € 9.950,- te betalen. B geeft geen gehoor aan deze sommaties, waarna A zich genoodzaakt ziet om een procedure te starten.

Beoordeling
In eerste aanleg bij de kantonrechter boekt A geen succes, maar in hoger beroep ontbindt het Hof de overeenkomst en veroordeelt B om aan A € 9.950,– terug te betalen. Het Hof laat het daarbij en vermeldt dus niets over de motorboot. Het lijkt daardoor zo te zijn, dat A niet alleen € 9.950,– terug krijgt, maar ook de motorboot mag behouden.

A retourneert de motorboot niet vrijwillig en B verzoekt dan het hof om zijn eindarrest aan te vullen, door alsnog te beslissen op de vordering tot teruggave van de motorboot. A verzet zich daartegen met de mededeling dat hij de motorboot enkele weken na het eindarrest ha d verkocht. Het hof wijst dan het verzoek van B tot aanvulling van het eindarrest af, omdat A niet meer tot teruggave van de motorboot in staat is. Het hof erkent daarbij wel dat het verzuimd had te beslissen dat retournering van de koopsom gepaard diende te gaan met teruggave van de motorboot.

Cassatie
De Hoge Raad constateert dat laatste eveneens en wijst erop dat die voorwaarde strookt met de verbintenis tot ongedaanmaking die op de koper komt te rusten bij toewijzing van de gevorderde ontbinding. Het gevolg van het verzuim van het Hof is dat aan de koper meer is toegewezen dan hij had gevorderd. De Hoge Raad vernietigt dan ook de ongeclausuleerde veroordeling tot terugbetaling van de koopsom en wijst het geding naar hetzelfde hof terug om de zaak verder af te doen.

“Dan verkoop je toch gewoon de boot…”

De Hoge Raad realiseert zich daarbij dat een oplossing moet worden gevonden voor de inmiddels ontstane situatie waarin A de motorboot heeft doorverkocht en dus niet meer kan teruggeven. De Hoge Raad verwijst naar een eerder arrest waarin werd uitgemaakt, dat het partijen in een procedure na cassatie vrij staat zich te beroepen op na de vernietigde uitspraak gewijzigde feitelijke omstandigheden of feiten die zich nadien hebben voorgedaan, mits partijen daardoor de grenzen van de rechtsstrijd na cassatie niet overschrijden. De rechter die na verwijzing over de zaak oordeelt, dient dergelijke feiten en omstandigheden mede in zijn beoordeling te betrekken.

In lijn met die eerdere uitspraak stelt de Hoge Raad voor dit geval dat het Hof, indien B zich beroept op de omstandigheid dat A de motorboot heeft verkocht, de mogelijkheid heeft om de voorwaarde die A aan de veroordeling van B tot terugbetaling had verbonden, daarop af te stemmen. In dat verband wijst de Hoge Raad erop dat A, die zelf de overeenkomst buitengerechtelijk had ontbonden en vervolgens in rechte ontbinding van de overeenkomst vorderde, ook na het eindarrest van het hof rekening diende te houden met de daaruit voortvloeiende verbintenis tot teruggave van de motorboot. Het arrest van het Hof repte weliswaar niet over een dergelijke verplichting, maar deze vloeit rechtstreeks voort uit de wet ( 6:273 BW en 7:10 lid 4 BW): “Een partij die een prestatie heeft ontvangen, is vanaf het tijdstip dat zij redelijkerwijze met een ontbinding rekening moet houden, verplicht er als een zorgvuldig schuldenaar zorg voor te dragen dat de ingevolge die ontbinding verschuldigde ongedaanmaking van de prestatie mogelijk zal zijn.”

Naar mijn verwachting zal het Hof vaststellen dat A toerekenbaar (want door eigen toedoen) tekortschiet in zijn verplichting tot teruggave van de motorboot en zodoende jegens B schadeplichtig is. Vervolgens zal het Hof de omvang van de schade moeten bepalen, hetgeen geen eenvoudige opgave zal zijn. Waarschijnlijk zal het Hof een deskundige moeten raadplegen om de waarde van de motorboot te bepalen. Het is de vraag of de motorboot nog beschikbaar is voor taxatie. De verkoopprijs die A hanteerde bij het doorverkopen zal mogelijk een rol spelen, maar is niet zonder meer bepalend. De aan de motorboot geconstateerde mankementen die aanleiding gaven voor de ontbinding van de overeenkomst tussen A en B, zullen uiteraard van invloed zijn op de waardebepaling door de taxateur.

Gerelateerd