Ter introductie
Artikel 13b van de Opiumwet, ook wel aangeduid als de “Wet Damocles”, luidt als volgt:
“1. De burgemeester is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in woningen of
lokalen dan wel in of op bij woningen of zodanige lokalen behorende erven een middel als bedoeld in
lijst I of II wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is.
2. Het eerste lid is niet van toepassing indien woningen, lokalen of erven als bedoeld in het eerste lid,
gebruikt worden ter uitoefening van de artsenijbereidkunst, de geneeskunst, de tandheelkunst of de
diergeneeskunde door onderscheidenlijk apothekers, artsen, tandartsen of dierenartsen.”
Dit artikel biedt de burgemeester de bevoegdheid om bij last onder bestuursdwang woningen of panden voor een bepaalde duur te laten sluiten als in deze woningen of panden drugs (nauwkeuriger: middelen genoemd in lijst I of II van de Opiumwet) worden verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig zijn.
Bevoegdheid burgemeester tot handhavend optreden
Artikel 13b lid 1 van de Opiumwet is niet van toepassing bij de enkele aanwezigheid van drugs in een pand. De woorden “daartoe aanwezig zijn” uit dit artikellid houden in dat de drugs aanwezig moeten zijn met het oogmerk van verkoop, aflevering of verstrekking. In twee uitspraken van 14 maart 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:738) en 4 april 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:1125) bevestigt de Afdeling dat zij vasthoudt aan haar jurisprudentielijn dat bij aanwezigheid van meer dan 0,5 gram harddrugs (het door het Openbaar Ministerie gehanteerde criterium voor eigen gebruik ingevolge de Richtlijn strafvordering Opiumwet, harddrugs) ervan mag worden uitgegaan dat de aangetroffen hoeveelheid harddrugs in beginsel (mede) bestemd is voor de verkoop, aflevering of verstrekking. Het is aan de rechthebbende op het pand (eigenaar, huurder, gebruiker) om het tegendeel aannemelijk te maken.
Gaat het om een geringe overschrijding van de grens voor eigen gebruik van 0,5 gram en kan de rechthebbende op het pand feiten en omstandigheden noemen waaruit volgt dat het om een hoeveelheid voor eigen gebruik zou kunnen gaan, dan is de burgemeester volgens de Afdeling in principe toch niet bevoegd tot sluiting. (NB Wat onder een “geringe overschrijding” moet worden verstaan, wordt niet verduidelijkt). Het is in dat geval aan de burgemeester om te motiveren waarom desondanks de conclusie is gerechtvaardigd dat de aangetroffen hoeveelheid harddrugs bestemd is voor de verkoop, aflevering of verstrekking, zodat hij niettemin bevoegd is om een last onder bestuursdwang op te leggen.
In de uitspraak van 4 april 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:1125) gaat het om een huurwoning waarin circa 2 kilo cocaïne is aangetroffen evenals circa 5 kilo versnijdingsmiddel en verschillende attributen (metalen schalen, latex handschoenen, een pers, pannen en een weegschaal). De Afdeling oordeelt in dit geval dat de grens voor eigen gebruik van 0,5 gram in ernstige mate is overschreden. De huurder heeft met zijn ontkenning dat sprake is van drugshandel het tegendeel niet aannemelijk gemaakt. Bovendien overweegt de Afdeling dat uit het aangetroffen versnijdingsmiddel en de attributen kan worden afgeleid dat de drugs bestemd zijn voor de handel:
“De burgemeester heeft daarbij mogen betrekken dat in de woning 5076,20 g versnijdingsmiddel en verschillende attributen die kunnen worden gebruikt bij het vervaardigen of verpakken van drugs zijn aangetroffen. Dat de aangetroffen drugs "daartoe aanwezig" waren als bedoeld in artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet, kan tevens worden afgeleid uit het aantreffen hiervan. Dat, naar gesteld, in het strafrecht geen enkele waarde aan deze attributen zou zijn toegekend, maakt dit niet anders.”
Kortom: de burgemeester was volgens de Afdeling bevoegd om tot sluiting van de woning over te gaan.
Sluiting en kostenverhaal ondanks professionele verhuur
In een uitspraak van 14 maart 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:853) wordt de eigenaar van een bedrijfspand geconfronteerd met een sluiting op grond van artikel 13b lid 1 van de Opiumwet. De politie heeft in het pand een hennepkwekerij aangetroffen. In een uitspraak van 4 april 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:1150) krijgen de eigenaren van een woning ook met een sluiting te maken vanwege een door de politie ontdekte hennepkwekerij.
Verhuur bedrijfspand
In de uitspraak van 14 maart 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:853) gaat het om de sluiting van een bedrijfspand dat de eigenaar via een bemiddelingsbureau had verhuurd. De burgemeester heeft aangezegd de kosten van toepassing van de bestuursdwang (de sluiting) op de eigenaar te verhalen. De eigenaar verweert zich met de stelling dat hij niet als overtreder kan worden aangemerkt, omdat hij het pand professioneel heeft laten beheren.
Met deze stelling redt de eigenaar het niet. Om te beginnen herhaalt de Afdeling haar jurisprudentie dat de eigenaar als overtreder kan worden aangemerkt, indien hij wist of redelijkerwijs had kunnen weten dat het bedrijfspand als hennepkwekerij werd gebruikt. Van de eigenaar van een pand dat wordt verhuurd, mag worden gevergd dat hij zich tot op zekere hoogte informeert over het gebruik dat van het door hem verhuurde pand wordt gemaakt.
De Afdeling constateert vervolgens dat medewerkers van het bemiddelingsbureau een verhuurd pand standaard één keer per jaar controleren. In het huurcontract van het bedrijfspand is nadrukkelijk bepaald dat de huurder ervoor dient in te staan dat in het pand geen handel in of het telen van drugs zal plaatsvinden. Het bemiddelingsbureau heeft aangegeven dat meestal binnen in de panden wordt gecontroleerd, maar dat niet gericht op zoek wordt gegaan naar hennepkwekerijen als er geen aanleiding is om van onrechtmatigheden uit te gaan.
Op basis van deze feiten en omstandigheden concludeert de Afdeling dat het bemiddelingsbureau geen adequate controles heeft verricht met het oog op het ontdekken van een eventuele hennepkwekerij. Het bemiddelingsbureau heeft zijn controlerende taak in onvoldoende mate uitgevoerd. Deze omstandigheid komt volgens de Afdeling voor rekening en risico van de eigenaar. De kosten mogen dus op de eigenaar worden verhaald.
Verhuur woning
In de uitspraak van 4 april (ECLI:NL:RVS:2018:1150) gaat het om de sluiting van een woning. De eigenaren bestrijden de sluiting door te betogen dat de makelaar verantwoordelijk was voor het beheer van de woning. Volgens de eigenaren waren er geen redenen om eraan te twijfelen dat het beheer goed werd uitgevoerd. Dit verweer kan de eigenaren niet baten. De Afdeling refereert aan de uitspraak van 14 maart 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:853) en stelt dat van een eigenaar van een pand mag worden verwacht dat hij zich tot op zekere hoogte informeert over het gebruik dat van het door hem verhuurde pand wordt gemaakt. Het was, zo oordeelt de Afdeling, dus aan de eigenaren om het gebruik van de woning te controleren. Zij mochten er niet mee volstaan om alles over te laten aan de makelaar en zelf geen enkele bemoeienis met de woning te hebben. Om die reden heeft de burgemeester het algemene belang van de sluiting zwaarder mogen laten wegen dat de belangen van de eigenaren. De burgemeester is terecht tot sluiting overgegaan.
Belangrijke lessen
Uit de besproken uitspraken zijn de volgende lessen te trekken:
- bij het aantreffen van harddrugs in een pand is de burgemeester bij overschrijding van de gebruiksgrens van 0,5 gram bevoegd om op grond van artikel 13b lid 1 van de Opiumwet tot sluiting over te gaan. Het is aan de rechthebbende op het pand om aannemelijk te maken dat de aangetroffen hoeveelheid harddrugs niet is bestemd voor de verkoop, aflevering of verstrekking;
- gaat het om een geringe overschrijding van de grens voor eigen gebruik van 0,5 gram en kan de rechthebbende feiten en omstandigheden noemen waaruit volgt dat het om een hoeveelheid voor eigen gebruik zou kunnen gaan, dan is de burgemeester niet bevoegd tot sluiting. Het is dan aan de burgemeester om te motiveren waarom de aangetroffen hoeveelheid harddrugs desondanks toch bestemd is voor de verkoop, aflevering of verstrekking;
- van eigenaren die een bedrijfspand of woning via een professionele partij verhuren, wordt niettemin een actieve houding verwacht bij de controle van het gebruik van het verhuurde als zij willen voorkomen dat de kosten van een sluiting ex artikel 13b lid 1 van de Opiumwet op hen worden verhaald als overtreder. In dat verband mogen eigenaren de controle niet volledig aan een makelaar of bemiddelingsbureau overlaten. Daarbij komt een gebrekkige uitoefening van de controletaak door een makelaar of bemiddelingsbureau voor rekening en risico van de eigenaren.
Wilt u meer weten over toepassing van de sluitingsbevoegdheid uit artikel 13b Opiumwet? Neem contact op met Jelmer Keur, advocaat sectie Overheid & Vastgoed.