De verordening biedt een kader voor het vaststellen van vereisten voor ecologisch ontwerp waaraan producten moeten voldoen om in de Europese handel te kunnen worden gebracht. De verordening vervangt de huidige Richtlijn 2009/125/EG inzake ecologisch ontwerp en past binnen de Europese Green Deal en het Actieplan Circulaire Economie van de Europese Unie.
Doel van de verordening
Doel van de verordening is om de circulariteit, energieprestaties en andere milieu- en duurzaamheidsaspecten van producten die in de EU op de markt worden gebracht aanzienlijk te verbeteren en daarmee de werking van de interne (Europese) markt te verbeteren.
Toepassingsbereik
De verordening biedt een kader om prestatie- en informatievoorwaarden, ook wel ‘ecodesign vereisten’, vast te stellen voor bijna alle categorieën fysieke goederen, met inbegrip van onderdelen en tussenproducten. Er zijn enkele uitzonderingen opgenomen, onder meer ten aanzien van levensmiddelen, hygiëne producten, (dier)geneesmiddelen en bepaalde type voertuigen.
De ecodesign vereisten dienen onder andere om producten energie- en hulpbronnenefficiënter te maken, de duurzaamheid, betrouwbaarheid, repareerbaarheid, herbruikbaarheid en recycleerbaarheid van producten te verbeteren en het onderhoud ervan te vergemakkelijken. Tegelijkertijd kunnen deze vereisten dienen om de beschikbaarheid van informatie over productduurzaamheid te verbeteren.
De verordening kent dus een brede toepassing en omvat een breed scala aan producten, dat per productgroep gefaseerd van toepassing zal zijn op basis van werkplannen. Het werkplan bevat een lijst van productgroepen waaraan prioriteit wordt gegeven voor de vaststelling van vereisten inzake ecologisch ontwerp en het geraamde tijdschema voor de vaststelling van die vereisten. Naar verwachting wordt in april 2025 het eerste werkplan vastgesteld, waarin prioriteit wordt gegeven aan verschillende productgroepen, zoals textiel, meubilair, wasmiddelen, elektronica, energie gerelateerde producten en ICT-producten.
Prestatie- en informatievereisten en introductie digitaal product paspoort
Producten moeten gaan voldoen aan specifieke prestatie-en informatiecriteria, vast te stellen per product of productgroep. Er wordt een digitaal product paspoort (DPP) ingevoerd waarin gedetailleerde informatie moet worden opgenomen over de herkomst van grondstoffen en materialen, de productieprocessen en ecologische impact van producten.
Eindgebruikers – waaronder consumenten – moeten toegang kunnen krijgen tot het paspoort via een “gegevensdrager”. Dat kan bijvoorbeeld door op het product, de verpakking of de gebruiksaanwijzing een barcode of QR-code te plaatsen die rechtstreeks naar het paspoort linkt. Het digitaal product paspoort moet het delen van verschillende informatieniveaus met bedrijven in de toeleveringsketen, overheidsinstanties en/of consumenten mogelijk maken.
Verbod op vernietiging van niet-verkochte consumptiegoederen
De verordening biedt verder een kader om te voorkomen dat onverkochte consumptiegoederen worden vernietigd, met name in bepaalde sectoren zoals textiel en schoeisel. Dit verbod gaat in de basis in vanaf 19 juli 2026 en vanaf 19 juli 2030 voor middelgrote ondernemingen. Er geldt een vrijstelling voor micro- en kleine ondernemingen. In juli 2025 wordt meer bekend over het format van weggegooide producten, alsook eventuele uitzonderingen daarop.
Sanctie bij niet naleving
Hoewel specifieke boetebedragen nog niet bekend zijn, volgt uit de verordening dat lidstaten ingeval van inbreuk op de verordening "effectieve, evenredige en afschrikwekkende santies" moeten opleggen, die ten minste boetes en tijdelijke uitsluiting van aanbestedingsprocedures omvatten.