De Hoge Raad geeft in Zwolsche Algemeene/De Greef (2001) geen rechtsregel dat ‘niet al te hoge eisen aan het bewijs van het oorzakelijke verband tussen het ongeval en de gezondheidsklachten kunnen worden gesteld’,
aldus A-G mr. Wuisman.
Feiten & omstandigheden
A-G mr. Wuisman heeft aan de Hoge Raad op 23 juni 2017 (zaaknummer 16/04222) een conclusie verstrekt in een procedure tussen Allianz (voorheen London) en een benadeelde. De benadeelde is 5 ongevallen overkomen over de periode van 1992 tot en met 2007. Allianz heeft aansprakelijkheid erkend voor het ongeval in 2001 en heeft de behandeling van de schade voor het ongeval in 2003 op zich genomen.
De benadeelde heeft in rechte evenwel de stelling betrokken dat Allianz voor alle vijf de ongevallen aansprakelijk is, of althans, de behandeling van alle verkeersongevallen op zich heeft te nemen. De benadeelde heeft weliswaar informatie met betrekking tot de vijf ongevallen in het geding gebracht, maar naar het oordeel van Allianz was het geheel aan informatie te weinig om het geheel te kunnen begrijpen. De benadeelde meende evenwel dat de weinige informatie hem niet kon worden aangerekend, of althans, in de zin van Zwolsche Algemeene/De Greef (HR 8 juni 2001) aan hem niet al te hoge eisen mogen worden gesteld als het gaat om bewijs.
Allianz heeft zich (onder andere) verweerd met de stelling dat een dergelijke rechtsregel nooit door de Hoge Raad is gegeven, hetgeen ook door de rechtswetenschap wordt onderschreven (en dat dus de rechtspraak ten onrechte ‘aan de haal is gegaan’ met Zwolsche Algemeene/De Greef). Een terecht verweer zo blijkt uit de conclusie van A-G mr. Wuisman.
De rechtbank wijst de vordering van de benadeelde af, omdat de benadeelde onvoldoende duidelijk heeft gemaakt wat de gevolgen zijn van ieder van de vijf verkeersongevallen. De benadeelde komt in hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank, waarna het hof (ECLI:NL:GHSHE:013:6095; vgl. PIV-publicatie) het vonnis (C/03/156598/HA ZA 10-1306) van de rechtbank kortweg bekrachtigt. De benadeelde is in cassatie gegaan.
Conclusie A-G Wuisman
Thans heeft A-G mr. Wuisman een conclusie vervaardigd waarin in noot 4 helder rechtswetenschappelijk staat geoordeeld dat Zwolsche Algemeene/De Greef – dus al voor vele jaren –geen rechtsregel bevat als zouden geen al te hoge eisen mogen worden gesteld aan het bewijs dat van een benadeelde dient te worden gevraagd. Vgl. noot 4:
‘ De vaste jurisprudentie, waarvan sub 2 7 t/m 2 11 van de schriftelijke toelichting aan de van vE melding wordt gemaakt, betreft het bewijs van het verband tussen een ongeval en whiplashklachten. Bij het citaat sub 2.7 uit het arrest van 8 juni 2001 van de Hoge Raad (arrest Zwolsche Algemeene/De Greeff) past de aantekening dat de Hoge Raad met de passage dat “niet al te hoge eisen aan het bewijs van het oorzakelijke verband tussen het ongeval en de gezondheidsklachten kunnen worden gesteld” aanhaakt bij een in cassatie niet bestreden oordeel van het hof. De passage geeft derhalve niet een eigen oordeel van de Hoge Raad weer. Dat is met name in lagere rechtspraak onvoldoende onderkend. Zie in dit verband S. Lindenbergh, Zwolsche Algemeene/De Greeff), in M Faure en T. Hartlief (red.), De Spier-bundel, Deventer 2016, blz. 177 e.v’.
De Hoge Raad heeft in het arrest van 8 september 2017 het cassatieberoep van de benadeelde ex artikel 81 RO verworpen.
Feiten & omstandigheden
A-G mr. Wuisman heeft aan de Hoge Raad op 23 juni 2017 (zaaknummer 16/04222) een conclusie verstrekt in een procedure tussen Allianz (voorheen London) en een benadeelde. De benadeelde is 5 ongevallen overkomen over de periode van 1992 tot en met 2007. Allianz heeft aansprakelijkheid erkend voor het ongeval in 2001 en heeft de behandeling van de schade voor het ongeval in 2003 op zich genomen.
De benadeelde heeft in rechte evenwel de stelling betrokken dat Allianz voor alle vijf de ongevallen aansprakelijk is, of althans, de behandeling van alle verkeersongevallen op zich heeft te nemen. De benadeelde heeft weliswaar informatie met betrekking tot de vijf ongevallen in het geding gebracht, maar naar het oordeel van Allianz was het geheel aan informatie te weinig om het geheel te kunnen begrijpen. De benadeelde meende evenwel dat de weinige informatie hem niet kon worden aangerekend, of althans, in de zin van Zwolsche Algemeene/De Greef (HR 8 juni 2001) aan hem niet al te hoge eisen mogen worden gesteld als het gaat om bewijs.
Allianz heeft zich (onder andere) verweerd met de stelling dat een dergelijke rechtsregel nooit door de Hoge Raad is gegeven, hetgeen ook door de rechtswetenschap wordt onderschreven (en dat dus de rechtspraak ten onrechte ‘aan de haal is gegaan’ met Zwolsche Algemeene/De Greef). Een terecht verweer zo blijkt uit de conclusie van A-G mr. Wuisman.
De rechtbank wijst de vordering van de benadeelde af, omdat de benadeelde onvoldoende duidelijk heeft gemaakt wat de gevolgen zijn van ieder van de vijf verkeersongevallen. De benadeelde komt in hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank, waarna het hof (ECLI:NL:GHSHE:013:6095; vgl. PIV-publicatie) het vonnis (C/03/156598/HA ZA 10-1306) van de rechtbank kortweg bekrachtigt. De benadeelde is in cassatie gegaan.
Conclusie A-G Wuisman
Thans heeft A-G mr. Wuisman een conclusie vervaardigd waarin in noot 4 helder rechtswetenschappelijk staat geoordeeld dat Zwolsche Algemeene/De Greef – dus al voor vele jaren –geen rechtsregel bevat als zouden geen al te hoge eisen mogen worden gesteld aan het bewijs dat van een benadeelde dient te worden gevraagd. Vgl. noot 4:
‘ De vaste jurisprudentie, waarvan sub 2 7 t/m 2 11 van de schriftelijke toelichting aan de van vE melding wordt gemaakt, betreft het bewijs van het verband tussen een ongeval en whiplashklachten. Bij het citaat sub 2.7 uit het arrest van 8 juni 2001 van de Hoge Raad (arrest Zwolsche Algemeene/De Greeff) past de aantekening dat de Hoge Raad met de passage dat “niet al te hoge eisen aan het bewijs van het oorzakelijke verband tussen het ongeval en de gezondheidsklachten kunnen worden gesteld” aanhaakt bij een in cassatie niet bestreden oordeel van het hof. De passage geeft derhalve niet een eigen oordeel van de Hoge Raad weer. Dat is met name in lagere rechtspraak onvoldoende onderkend. Zie in dit verband S. Lindenbergh, Zwolsche Algemeene/De Greeff), in M Faure en T. Hartlief (red.), De Spier-bundel, Deventer 2016, blz. 177 e.v’.
De Hoge Raad heeft in het arrest van 8 september 2017 het cassatieberoep van de benadeelde ex artikel 81 RO verworpen.
Gerelateerd
Aansprakelijkheid