Omdat artikel 843a Rv spreekt over vorderen, werd lange tijd gedacht dat dit artikel alleen met een dagvaarding in stelling kon worden gebracht (wat bijvoorbeeld ook in een kort geding kan en voor de vereisten naar dit artikel wordt verwezen). Eerder bleek al uit dit artikel dat op basis van ontwikkelingen in de jurisprudentie, die gedachte niet houdbaar was. Zo kan het bijvoorbeeld proceseconomisch handig zijn om in een verzoekschrift waar wordt gevraagd om getuigen (voorlopig) te mogen horen, meteen artikel 843a Rv mee te nemen. Dan hoeft er niet apart een dagvaardingsprocedure én een verzoekschriftprocedure naast elkaar te worden gestart. Daarnaast moet het ook mogelijk zijn om artikel 843a Rv met een zelfstandig verzoekschrift in stelling te brengen.
De Hoge Raad onderschrijft dit nu in zijn arrest van 26 oktober 2018 waarin het volgende wordt overwogen (r.o. 3.3.2):
“Het begrip ‘vorderen’ in art. 843a lid 1 Rv duidt erop dat de wetgever voor ogen heeft gestaan dat inzage, afschrift of uittreksel in de zin van deze bepaling bij dagvaarding wordt gevorderd. Gelet op de rechtsontwikkeling en de opvattingen in de literatuur, vermeld in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 2.5-2.11, moet echter worden aangenomen dat inzage, afschrift of uittreksel ook kan worden verzocht bij verzoekschrift. Een verzoek op de voet van art. 843a Rv kan worden gedaan als zelfstandig verzoek en naast een ander verzoek, zoals een verzoek op de voet van art. 186 Rv tot het bevelen van een voorlopig getuigenverhoor of een verzoek op de voet van art. 202 Rv tot het gelasten van een voorlopig bericht of verhoor van deskundigen.”
Hiermee is een discussie beslecht en is het toepassingsbereik van artikel 843a Rv, en zodoende het bewijsrecht in brede zin, verruimd.