De gevolgen van het Acantus-arrest voor ESCO-constructies en corporaties

11 juli 2022, laatst geüpdatet 11 september 2024
Op 21 januari 2022 heeft de Hoge Raad arrest gewezen in de Acantus-zaak. In dit arrest heeft de Hoge Raad overwogen dat een warmte- en koudeopslag- (WKO-)installatie kwalificeert als een onroerende aanhorigheid, waardoor de verhuurder de kapitaals- en onderhoudskosten van de WKO-installatie niet via de servicekosten in rekening mag brengen.
Robert Rijpstra 
Robert Rijpstra 
Advocaat - Partner
In dit artikel

Over de Acantus-zaak is eerder dit jaar ook al een blog gewijd op onze website. Het arrest roept veel vragen op. Zeker voor de gevallen waarin de warmte via een WKO-installatie wordt geleverd door een zogenoemde Energy Service Company (ESCo) schept het arrest weinig duidelijkheid. In het artikel in de Vastgoedrecht (VGR 2022/3) wordt ingegaan op het Acantus-arrest en de gevolgen daarvan voor de praktijk bij veel van de huidige ESCo-constructies.

De relevantie van het arrest voor de praktijk blijkt alleen al uit de kamervragen die (na afronding van het artikel in de Vastgoedrecht) zijn gesteld aan minister De Jonge naar aanleiding van het Acantus-arrest (antwoorden op kamervragen d.d. 27 juni 2022). Interessant is dat de minister aangeeft dat corporaties bij de businesscase voor nieuwe verduurzamingsprojecten rekening kunnen houden met het arrest. Hij verwacht dat de investeringscapaciteit die vrijkomt door de afschaffing van de verhuurderheffing hiervoor ingezet kan en gaat worden. Voor bestaande verduurzamingsprojecten van corporaties erkent de minister dat dit ongetwijfeld vervelend is. Deze corporaties zouden die kapitaals- en onderhoudslasten moeten overhevelen naar de huurprijs, hetgeen pas na mutatie mogelijk is. Dat betekent een fikse kostenpost voor corporaties in de lopende huurcontracten, als ook na mutatie indien en voor zover de maximale huurprijs tot de grens van de huurtoeslag reeds is bereikt. Daar zit geen ruimte in om de huurprijs te verhogen. De minister gaat dit niet repareren met wetgeving. De corporaties dienen deze kosten volgens de minister maar te betalen uit de afschaffing van de verhuurderheffing. Daarmee bepaalt de minister de invulling van de investeringsruimte die vrijkomt bij de afschaffing van de verhuurderheffing en niet de corporaties. De ene kostenpost wordt ingeruild voor de andere kostenpost. Daarover gaat de minister met de sector in gesprek. Wordt vervolgd.

Heeft u vragen over het artikel? Neemt u dan contact op met Robert Rijpstra of Lotte Blum via de contactinformatie naast dit artikel.

Gerelateerd

Verhuurders opgelet! De Wet betaalbare huur is in werking getreden

In een eerder artikel informeerden we u over de hoofdlijnen van de Wet betaalbare huur die vanaf 1 juli 2024 in werking is getreden. Deze wet heeft als doel de...

Advies aan de Hoge Raad dat huurprijswijzigingsbeding niet oneerlijk is

Er gloort licht voor verhuurders! Enige tijd geleden heeft de rechtbank Amsterdam prejudiciële vragen gesteld aan de Hoge Raad over de indexatiebedingen in...

Tijdelijke huurovereenkomsten afgeschaft behalve voor deze groepen

Per 1 juli 2024 is de Wet vaste huurcontracten en het daarbij behorende Besluit specifieke groepen tijdelijke huurovereenkomsten in werking getreden. Daarmee...

Wet betaalbare huur aangenomen en van kracht vanaf 1 juli 2024!

Op 25 juni 2024 heeft ook de Eerste Kamer ingestemd met de Wet betaalbare huur. Daarmee is de inwerkingtreding van de wet op 1 juli 2024 een feit. De gevolgen...

Regeling tegemoetkoming herplaatsing flexwoningen 2024–2029

Flexwoningen bieden een snelle oplossing voor het woningtekort in Nederland. Het tijdelijke karakter maakt investeerders echter huiverig vanwege onzekerheid...

Prejudiciële vragen aan de Hoge Raad over oneerlijk (proces)kostenbeding

Eerder schreven we u al over de mogelijke gevolgen van de uitspraken waarin werd geoordeeld dat de overeengekomen huurverhogingsbedingen bij woonruimte...
No posts found