Het starten van een enquêteprocedure bij de Ondernemingskamer kan helpen bij het oplossen van conflictsituaties binnen de vennootschap of het doorbreken van impasses. Iedereen kent wel de grote bekende zaken zoals de enquête bij ABN AMRO in verband met de verkoop van de dochtervennootschap La Salle en de enquête bij Ahold waarbij een groot boekhoudschandaal aan het licht kwam. Veel vaker biedt een enquêteprocedure echter oplossingen voor middelgrote en kleinere organisaties. Hoe werkt een enquêteprocedure eigenlijk en wat kun je ermee bereiken?
Wie kan een enquêteprocedure starten?
- Bij een B.V. of een N.V. kunnen kapitaalverschaffers die óf 10% van het geplaatste kapitaal vertegenwoordigen óf € 225.000 of meer aan nominaal aandelenkapitaal bezitten een enquêteprocedure starten (voor vennootschappen met een geplaatst kapitaal van meer dan €22,5 miljoen of beursvennootschappen gelden andere vereisten).
- De leden van een vereniging, coöperatie of onderlinge waarborgmaatschappij zijn bevoegd een enquêteverzoek in te dienen indien zij hiertoe met tenminste 300 leden overgaan of indien zij tenminste een tiende van het ledental of de stemgerechtigden in de algemene vergadering vertegenwoordigen.
- Ook de rechtspersoon zelf is bevoegd een enquêteverzoek in te dienen. Het bestuur (de bestuurders die alleen of gezamenlijk vertegenwoordigingsbevoegd zijn) dan wel de raad van commissarissen kan namens de rechtspersoon een dergelijk verzoek doen.
- Wanneer de rechtspersoon failliet is, is de curator namens de rechtspersoon bevoegd om een enquêteverzoek in te dienen.
- De vereniging van werknemers is bevoegd tot enquête indien (1) de vereniging leden heeft die in de onderneming werken waarop het enquêteverzoek betrekking heeft en (2) indien de vereniging twee jaar volledige rechtsbevoegdheid bezit.
- Tot slot geldt dat de enquêtebevoegdheid toekomt aan degenen die dit recht toegekend hebben gekregen bij de statuten of bij een overeenkomst met de rechtspersoon. Zo kan de enquêtebevoegdheid bijvoorbeeld – als een ondernemingsraad is ingesteld – aan de ondernemingsraad zijn toegekend.
Voordat een enquêtegerechtigde zich tot de Ondernemingskamer kan wenden moet hij of zij eerst bij het bestuur van de vennootschap schriftelijk zijn of haar bezwaren tegen het beleid en de gang van zaken binnen de vennootschap kenbaar maken. Het bestuur moet immers de mogelijkheid krijgen om te reageren op de bezwaren voordat partijen al betrokken worden in een procedure. Indien de bezwaren niet schriftelijk kenbaar worden gemaakt voorafgaand aan de enquêteprocedure, dan zal de Ondernemingskamer het verzoek tot het instellen van een enquête niet in behandeling nemen. Wordt het verzoek door het bestuur of de raad van commissarissen namens de rechtspersoon ingediend, dan moet de verzoeker het bestuur dan wel de raad van commissarissen evenals de ondernemingsraad op de hoogte stellen van het (voorgenomen) enquêteverzoek.
De procedure
Een enquêteprocedure wordt ingeleid aan de hand van een verzoekschrift. Nadat een enquêteverzoek is ingediend, stelt de Ondernemingskamer de vennootschap waartegen het verzoek zich richt en belanghebbenden (zoals aandeelhouders of bestuurders) in de gelegenheid om schriftelijk middels een verweerschrift te reageren op het verzoek. Vervolgens zal een mondelinge behandeling volgen. Tijdens deze behandeling kunnen partijen hun standpunten mondeling aan de rechter toelichten. Na de mondelinge behandeling neemt de Ondernemingskamer een beslissing.
Het onderzoek en de vaststelling van wanbeleid
De Ondernemingskamer dient te beoordelen of er gegronde redenen zijn om aan een juist beleid binnen de vennootschap te twijfelen. Indien deze vraag positief wordt beantwoord zal het enquêteverzoek worden gehonoreerd en wordt een onderzoek gelast naar het beleid en de gang van zaken binnen de vennootschap. Dit onderzoek kan worden beperkt qua tijd en omvang. De Ondernemingskamer zal een onderzoeker aanstellen ten einde dit onderzoek te verrichten. De kosten van het onderzoek worden door de vennootschap zelf gedragen. Afhankelijk van de uitkomst van het onderzoek kunnen de kosten echter later ten laste van de verzoeker of bijvoorbeeld een bestuurder van de vennootschap worden gebracht. De vennootschap, haar bestuurders, commissarissen, werknemers en ex-werknemers dienen volledige medewerking te verlenen aan het onderzoek. Indien zij dit weigeren kan de onderzoeker zich wenden tot de Ondernemingskamer. De Ondernemingskamer kan dan bijvoorbeeld bepalen dat een woning mag worden betreden om informatie veilig te stellen.
Als het onderzoek is afgerond, brengt de onderzoeker hiervan een rapport uit aan de Ondernemingskamer. De Ondernemingskamer zal zich vervolgens – nadat hiertoe een tweede verzoekschrift wordt ingediend door een enquêtegerechtigde – aan de hand van het rapport buigen over de vraag of er sprake is van wanbeleid binnen de vennootschap.
Voorlopige voorzieningen
Gedurende de procedure kan de verzoeker de Ondernemingskamer vragen om voorlopige voorzieningen te treffen. Juist voor deze bevoegdheid wordt de enquêteprocedure vaak gebruikt. De Ondernemingskamer kan voorlopige voorzieningen gelasten voordat zij heeft beslist of een onderzoek naar het beleid en de gang van zaken moet worden gelast. De voorlopige voorzieningen mogen alleen worden toegewezen indien het belang van het onderzoek of de toestand bij de vennootschap dit vergt. Uiteraard moet wel terughoudendheid worden betracht, voorlopige voorzieningen kunnen namelijk vergaande consequenties hebben. Zo kan de Ondernemingskamer besluiten om een bestuurder of commissaris te schorsen, maar ook het stemrecht van een aandeelhouder kan worden geschorst. Er bestaat geen limitatieve opsomming van het aantal te treffen voorlopige voorzieningen gedurende het geding. Het vragen om een voorlopige voorziening maakt het mogelijk om via een enquêteprocedure snel uit een impasse te geraken. Indien de voorzieningen niet zijn beperkt qua tijd zullen zij over het algemeen gelden voor de duur van de procedure.
De Ondernemingskamer kan nádat zij heeft vastgesteld dat sprake is van wanbeleid ook definitieve voorzieningen treffen indien de verzoeker hierom verzoekt. Alsdan geldt wel dat er een limitatieve lijst is van voorzieningen die kunnen worden getroffen. Het gaat dan om voorzieningen met een vergaand en meer definitief karakter zoals vernietiging van een besluit van een orgaan van de vennootschap, ontslag van een bestuurder of commissaris en eventueel zelfs ontbinding van de vennootschap.
Rechtsmiddelen
Na de procedure bij de Ondernemingskamer kunnen partijen een beroep in cassatie instellen tegen de uitspraak van de Ondernemingskamer bij de Hoge Raad. Indien de uitspraak uitvoerbaar bij voorraad is verklaard (hier wordt over het algemeen om verzocht en een dergelijk verzoek wordt doorgaans toegewezen), heeft cassatie geen schorsende werking. De uitspraak van de Ondernemingskamer blijft dan van kracht tot de Hoge Raad anderszins heeft beslist. Vaak is een andersluidende beslissing al te laat indien door de Ondernemingskamer voorlopige of definitieve voorzieningen zijn getroffen. Gezien de vergaande gevolgen van de vaststelling van wanbeleid kan het echter toch van belang zijn om in cassatie te gaan. De vaststelling van wanbeleid kan namelijk in een latere aansprakelijkheidsprocedure leiden tot aansprakelijkheid van bestuurders of commissarissen indien het wanbeleid is te wijten aan specifieke organen of individuele personen binnen de vennootschap. Zij kunnen dan worden aangesproken tot vergoeding van de schade die het gevolg is van het geconstateerde wanbeleid.
Heeft u vragen over de enquêteprocedure? Neemt u dan gerust contact met ons op