De beoogde wijzigingen voor het concurrentiebeding zijn als volgt:
(i) Het concurrentiebeding wordt wettelijk begrensd in duur. In de praktijk wordt doorgaans 1 à 2 jaar redelijk gevonden, maar er is geen begrenzing in duur. Een rechter kan de duur hooguit matigen, maar daar is dan dus wel een procedure voor nodig. Zo ver komt het vaak niet;
(ii) Het concurrentiebeding moet - gespecificeerd en gemotiveerd - geografisch worden afgebakend;
(iii) De werkgever moet in vaste contracten het zwaarwichtige bedrijfsbelang van een concurrentiebeding motiveren. Dit geldt op dit moment al voor tijdelijke arbeidsovereenkomsten, maar dit wordt dus uitgebreid naar alle arbeidsovereenkomst;
(iv) Als een werkgever een vertrekkende werknemer aan het concurrentiebeding houdt, moet de werkgever een vergoeding betalen aan de werknemer. Dit wordt een wettelijk bepaald percentage van het laatstverdiende salaris. Sommige andere landen in Europa kennen deze regel al. Op dit moment is er in Nederland alleen een wettelijke regeling die het de rechter mogelijk maakt om een vergoeding naar billijkheid toe te kennen aan de werknemer (wanneer er grote en redelijke belangen van de werkgever zijn om het beding gehandhaafd te zien, maar de werknemer door handhaving 'in belangrijke mate belemmerd wordt om anders dan in dienst van de werkgever werkzaam te zijn'. Toekenning van zo'n vergoeding is zeker geen gegeven. De nieuwe regel zal dus een wezenlijke wijziging in de praktijk opleveren.
De wetgevingsprocedure moet natuurlijk nog starten. Van Gennip verwacht het wetsvoorstel eind 2023 aan te bieden voor internetconsulatie. Het voorstel komt niet uit de lucht vallen. In 2021 is door onderzoeksbureau Panteia onderzoek gedaan naar de werking van het concurrentiebeding in de praktijk. Daaruit bleek dat ongeveer één op de drie werkgevers een concurrentiebeding hanteert - vrijwel altijd als een standaardclausule in het contract - en dat daar niet altijd een goede reden voor is. Daarom heeft Van Gennip begin 2022 al een kamerbrief gestuurd met beleidsopties om het concurrentiebeding te hervormen. De kamerbrief in de bijlage is hier een logische opvolging van. Doel is om te bereiken dat een concurrentiebeding alleen wordt overeengekomen - en gehandhaafd bij uitdiensttreding - als de (ex-)werkgever daar echt een belang bij heeft.
In de wetgevingsprocedure kan het voorstel vanzelfsprekend nog worden aangepast, maar de richting van het kabinet is helder. Dat het wetsvoorstel in zijn geheel sneuvelt, ligt gezien de aanloop naar dit voorstel toe niet in de lijn der verwachting.