De achtergrond
In een eerder geschil tussen een (voormalig) eigenaar van een appartement in een serviceflat en de dienstverleningsvereniging in de desbetreffende flat is komen vast te staan dat de dienstverleningsvereniging onrechtmatig heeft gehandeld. De schade moest nader worden opgemaakt in een schadestaatprocedure. De voormalig appartementseigenaar had in het ‘lichaam’ van de dagvaarding in die schadestaatprocedure voorgerekend dat zijn schade ruim €40.000,- bedraagt. Het probleem: (de advocaat van) deze partij was vergeten dit bedrag op te nemen in het petitum – het gedeelte van de dagvaarding waarin de eigenlijke vordering genoemd staat.
Het petitum en de appelgrens
De rechter mag niet buiten het petitum treden door iets toe te wijzen dat niet door de eisende partij gevorderd is. In het onderhavige geval bleek de rechter in eerste aanleg strikt in de leer te zijn. Hij concludeerde dat het petitum geen hoofdveroordeling bevatte en er dus ook niets viel toe te wijzen.
In hoger beroep probeerde de appartementseigenaar zijn fout te herstellen. En normaal gesproken kan dat ook: hoger beroep heeft in Nederland immers (deels) een herkansingsfunctie. Niet alleen fouten van de rechter in eerste aanleg, maar ook die van partijen zélf kunnen in appel worden rechtgezet. Maar dan moet hoger beroep wel openstaan. En daar dreigde het alsnog fout te gaan voor de voormalig appartementseigenaar. Hoger beroep staat immers alleen open als de vordering in eerste aanleg méér dan €1.750,- bedroeg (art. 332 lid 1 Rv). En het probleem was nu juist dat de rechter in eerste aanleg had geoordeeld dat er geen vordering was ingesteld.
Oordeel van het hof
Gelukkig voor de voormalig appartementseigenaar toont de appelrechter zich beduidend rekkelijker dan de rechter in eerste aanleg. Het hof is namelijk van oordeel dat de dagvaarding in redelijkheid niet anders kan worden uitgelegd dan dat de voormalig appartementseigenaar een bedrag van ruim €40.000,- wilde vorderen van de dienstverleningsvereniging. Het feit dat die vordering niet in het petitum tot uiting kwam, berustte op een duidelijke vergissing, die kenbaar was voor zowel de rechter als de wederpartij, aldus het hof. Die laatste overweging is cruciaal: het komt bij de uitleg van processtukken immers erop aan hoe de wederpartij het desbetreffende document heeft opgevat en redelijkerwijs heeft mogen opvatten, zo overwoog de Hoge Raad eerder dit jaar nog.
Aldus wordt de slordigheid van de eisende partij in eerste aanleg haar niet fataal: de appelrechter kan inhoudelijk over het geschil beslissen. Al met al is dit wat mij betreft een redelijk oordeel, die recht doet aan de herkansingsfunctie van het hoger beroep.
Heeft u een civiele appel- of cassatiezaak waar u ondersteuning bij nodig heeft, of heeft u procesrechtelijke vragen, neem dan contact op met een van de leden van het cassatie- en procesrechtteam van Dirkzwager Legal & Tax: Tom van Malssen (cassatieadvocaat), Margo Hengeveld of Robert Andes.