Verticale Prijsbinding
Bij verticale prijsafspraken (ook wel verticale prijsbinding) komen de fabrikant en zijn wederverkoper(s) overeen tegen welke (minimum)prijs wederverkopers hun producten doorverkopen aan consumenten. Het is vaste (Europese) beschikkingenpraktijk dat zulke afspraken het doel hebben om de concurrentie te beperken en in strijd zijn met het kartelverbod. Wel toegestaan zijn adviesprijzen en maximumprijzen, mits zij niet als de facto vaste prijsafspraak uitpakken.
Praktijk Europese Commissie
Recent heeft ook de Europese Commissie opgetreden tegen verticale (prijs)afspraken. Op 17 december 2018 is kledingmerk Guess beboet door de Europese Commissie omdat zij haar erkende distributeurs in een selectief distributiestelsel onder meer had beperkt in:
- de mogelijkheid tot het gebruik van het Guess-merk voor online advertenties;
- online verkoop zonder uitdrukkelijke goedkeuring van Guess;
- de verkoop aan consumenten buiten een (door Guess) bepaald gebied;
- de verkoop aan andere erkende distributeurs uit het netwerk van Guess;
- het vaststellen van de wederverkoopprijs.
Koerswijziging
Het persbericht waarin de ACM aankondigt dat zij verticale prijsafspraken onderzoekt, vormt een zeer belangrijk keerpunt in de handhaving van het mededingingsrecht door de ACM. In 2015 heeft de ACM namelijk nog uitgebreid gemotiveerd waarom zij verticale (prijs)afspraken in de regel onvoldoende schadelijk vindt voor de concurrentie om prioriteit te geven aan onderzoek.
Daarmee was de ACM een roepende in de woestijn. In (bijvoorbeeld) Duitsland, Frankrijk en Groot Brittannië werd al jaren met boetes opgetreden tegen concurrentiebeperkende verticale (prijs)afspraken. Het verschil in handhavingspraktijk was (zeker voor internationaal opererende ondernemingen) onwenselijk omdat dezelfde afspraken in verschillende EU-lidstaten verschillend werden beoordeeld. Aan die rechtsonzekerheid komt nu een einde: de ACM loopt weer in de pas met haar collegatoezichthouders uit andere lidstaten en de Europese Commissie.