Contractenrecht : Is een variabele beloning een noodzakelijk vereiste voor het bestaan van een agentuurovereenkomst?

4 januari 2018, laatst geüpdatet 28 augustus 2024
Op onze kennispagina zijn veel artikelen te vinden over de agentuurovereenkomst en de dwingende wetsbepalingen die hierop van toepassing zijn. Aan de handelsagent komt een bepaalde mate van bescherming toe. Zo schrijft de wet verplicht in acht te nemen opzegtermijnen voor de agentuurovereenkomst voor en heeft de agent recht op een goodwillvergoeding bij het einde van de overeenkomst, mits hij -kortgezegd- nieuwe klanten voor de principaal heeft aangedragen waar de principaal nog steeds baat b...
Selma van Ramele 
Selma van Ramele 
Advocaat - Partner
In dit artikel
Op onze kennispagina zijn veel artikelen te vinden over de agentuurovereenkomst en de dwingende wetsbepalingen die hierop van toepassing zijn. Aan de handelsagent komt een bepaalde mate van bescherming toe. Zo schrijft de wet verplicht in acht te nemen opzegtermijnen voor de agentuurovereenkomst voor en heeft de agent recht op een goodwillvergoeding bij het einde van de overeenkomst, mits hij -kortgezegd- nieuwe klanten voor de principaal heeft aangedragen waar de principaal nog steeds baat bij heeft.

Of een bepaalde samenwerking kwalificeert als agentuur is echter niet altijd evident en partijen kunnen hier, met name wanneer het einde van de relatie nadert, over van mening verschillen. Met name de vermeende handelsagent zal er belang bij hebben om de overeenkomst met zijn wederpartij juridisch te kwalificeren als een agentuurovereenkomst.

De definitie van een agentuurovereenkomst luidt volgens artikel 7:428 lid 1 van het Nederlands Burgerlijk Wetboek (“BW”) als volgt:

De agentuurovereenkomst is een overeenkomst waarbij de ene partij, de principaal, aan de andere partij, de handelsagent, opdraagt, en deze zich verbindt, voor een bepaalde of een onbepaalde tijd en tegen beloning bij de totstandkoming van overeenkomsten bemiddeling te verlenen, en deze eventueel op naam en voor rekening van de principaal te sluiten zonder aan deze ondergeschikt te zijn.

In dit artikel zal ik mij toespitsen op het element “ tegen beloning”. Het verkrijgen van een beloning voor de bemiddelingsactiviteiten van de agent is kennelijk een vereiste voor de kwalificatie als agentuurovereenkomst. Het wetsartikel zwijgt echter over de vorm waarin die beloning dient te geschieden wil er sprake zijn van agentuur. Dit is dus voer voor geschillen.

In een procedure die in hoger beroep diende bij het Gerechtshof te Amsterdam (15 september 2015) is discussie gevoerd over de vraag of de vorm van de beloning relevant is voor de vraag of er sprake kan zijn van een agentuurovereenkomst in de zin van artikel 7:428 BW.

De procedure werd gevoerd tussen een softwareleverancier en een sales consultant die de opdracht verkreeg om ‘new business’ te genereren met betrekking tot een nieuw ontwikkeld softwareprogramma ten behoeve van automatisering van contractmanagement van het bestel- en inkoopproces van bedrijven. De consultant kreeg als vergoeding voor zijn werkzaamheden een vast bedrag van EUR 510,- per dag. Nadat de leverancier de opdracht had beëindigd heeft de consultant zich op het standpunt gesteld dat de overeenkomst gekwalificeerd dient te worden als een agentuurovereenkomst. Als gevolg van deze kwalificatie zouden er derhalve dwingende opzegtermijnen van kracht worden waar de leverancier zich niet aan gehouden heeft.

Het Hof oordeelde dat er in dit geval geen sprake was van een agentuurovereenkomst. Hieraan legde het Hof de volgende overweging ten grondslag (onderstreping CS: auteur):

Kenmerkend voor een agentuurovereenkomst is niet dat de opdrachtnemer bemiddelt bij het tot stand komen van overeenkomsten tussen zijn opdrachtgever en een derde maar dat de opdrachtnemer in beginsel alleen beloond wordt (door middel van het ontvangen van provisie) indien en voor zover er door diens bemoeiingen overeenkomsten tussen de principaal en derden tot stand komen. Op grond van (…) de tussen partijen gesloten overeenkomst ontving [de consultant – CS] evenwel voor zijn werkzaamheden een vaste vergoeding (van € 510,-- exclusief btw per dag) onafhankelijk van de eventuele omzet die hij voor [de leverancier – CS] met zijn werkzaamheden binnenhaalde. Dat betekent dat de overeenkomst tussen partijen als “gewone” overeenkomst van opdracht (als bedoeld in artikel 7:400 BW) moet worden gezien, een overeenkomst waarbij de ene partij (de opdrachtnemer) zich jegens de andere partij (de opdrachtgever) verbindt om anders dan op grond van een arbeidsovereenkomst werkzaamheden te verrichten.”

De consultant kon in dit geval dus niet met succes aanspraak maken op de bescherming die de wet aan een handelsagent biedt. Op deze uitspraak werd in 2017 door een ‘vermeende principaal’ een beroep gedaan in een poging om in hoger beroep af te komen van de kwalificatie ‘agentuur’, die de kantonrechter in eerste aanleg aan de overeenkomst had gegeven. In dit geval betrof het een geschil tussen een hotelexploitant op Curaçao en een sales- en marketingconsultant die het hotel diende te promoten aan onder meer touroperators en reisbureaus in de Benelux. De consultant verkreeg voor zijn werkzaamheden een vaste vergoeding van EUR 1000,- per maand en een commissie van 5% over de netto omzet die gerealiseerd werd in de Benelux.

Het Hof geeft aan dat door de hotelexploitant niet is betwist dat zij bij de overeenkomst aan de consultant heeft opgedragen, en dat de consultant zich er bij de overeenkomst toe heeft verbonden, om voor een bepaalde of een onbepaalde tijd bij de totstandkoming van overeenkomsten bemiddeling te verlenen, en deze eventueel op naam en voor rekening van de hotelexploitant te sluiten zonder aan deze ondergeschikt te zijn. In zoverre is dus aan de wettelijke criteria voor een agentuurovereenkomst voldaan.

Volgens de hotelexploitant brengt het feit dat de overeenkomst aan de consultant mede een aanspraak gaf op een vaste vergoeding van € 1.000,-- per maand, mee dat de overeenkomst niet als een agentuurovereenkomst dient te worden gekwalificeerd.

Het Hof gaat hier niet in mee. Het Hof neemt hierbij allereerst in aanmerking dat uit de wettekst niet volgt dat het feit dat de beloning niet alleen uit een variabele provisie maar mede uit een vaste vergoeding per maand bestaat, meebrengt dat de overeenkomst niet als agentuurovereenkomst moet worden gekwalificeerd. Daar komt bij dat de consultant er volgens het Hof terecht op heeft gewezen dat in artikel 6 van Richtlijn 86/653/EEG van de Raad van 18 december 1986 inzake de coördinatie van de wetgevingen van de Lidstaten inzake zelfstandige handelsagenten (‘de Agentuurrichtlijn’) besloten ligt dat de omstandigheid dat een deel van de beloning niet op provisiebasis plaatsvindt, er niet aan in de weg staat een overeenkomst als agentuurovereenkomst te kwalificeren. Het Nederlandse recht kan en moet volgens het Hof op dit punt in overeenstemming met de richtlijn worden uitgelegd.

Het Hof benoemd ook nog het eerder in dit artikel aangehaalde arrest van het Hof Amsterdam. Volgens het Hof Den Bosch kan een beroep op het arrest van het Hof Amsterdam de hotelexploitant in dit kader niet helpen. In die zaak was uitsluitend sprake van een overeengekomen vaste vergoeding en in het geheel niet van een omzetafhankelijke provisie. De overeenkomst die in die zaak aan de orde was, is daarom niet te vergelijken met de tussen de hotelexploitant en de consultant gesloten overeenkomst. Bij deze overeenkomst bestaat de beloning immers hoofdzakelijk uit een variabele commissie en vormt de vaste commissie slechts een ondergeschikt onderdeel van de totale beloning.

Geconcludeerd kan derhalve worden dat het verkrijgen van een beloning een noodzakelijk element is voor het bestaan van een agentuurovereenkomst. Als uitgangspunt heeft daarbij te gelden dat het kenmerkend is voor een agentuurrelatie dat de agent alleen wordt beloond indien en voor zover er door zijn bemoeiingen een overeenkomst tot stand komt tussen de principaal en een derde. Hierbij is echter wel ruimte voor een vaste (kosten)vergoeding. Wordt er alleen een vaste vergoeding betaald, dan zal er geen sprake zijn van een agentuurovereenkomst.

 

Gerelateerd

Onrechtmatige beëindiging duurovereenkomst

In drie eerdere artikelen schreef mijn collega Selma van Ramele al over de duurovereenkomst en de (on)mogelijkheid tot opzegging van een dergelijke...

De aandeelhoudersovereenkomst: the good, the bad and the early leaver

In een aandeelhoudersovereenkomst kan ervoor worden gekozen om zogenaamde leaver bepalingen op te nemen. Dergelijke bepalingen regelen dat -indien een...

De overnamepraktijk: de rol van de ondernemingsraad (II)

Bij overnames -in de praktijk veelal aandelentransacties- speelt medezeggenschap van de ondernemingsraad (OR) een belangrijke rol. Voor ondernemingen of...

Binnenkort verwacht: een actualisatie van de Nederlandse Corporate Governance Code

In dit artikel bespreken de auteurs de belangrijkste voorstellen en thema’s in het door de Monitoring Commissie Corporate Governance gepubliceerde...

Algemene voorwaarden: battle of forms

In het zakelijk verkeer wordt vaak gebruik gemaakt van algemene voorwaarden. Ze zijn er in vele soorten en maten en worden aangeduid met verschillende...

De overnamepraktijk: de rol van de ondernemingsraad (I)

Bij overnames -in de praktijk veelal aandelentransacties- speelt medezeggenschap van de ondernemingsraad (OR) een belangrijke rol. Voor ondernemingen of...
No posts found