Overeenkomsten kunnen worden ‘ontbonden’ (zeg maar: doorgehaald) wanneer de andere contractpartij tekort schiet in de uitvoering van haar verplichtingen. Dit tekortschieten hoeft niet aan die andere partij te wijten te zijn; dus ook bij overmachtssituaties kan een overeenkomst worden ontbonden. Het recht op ontbinding dient niet verward te worden met een (eventueel) recht op opzegging van de overeenkomst. Voor dit verschil verwijs ik graag naar mijn eerdere publicatie over dit onderwerp.
Het gevolg van de ontbinding is dat de partijen voor de toekomst bevrijd worden van hun wederzijdse rechten en verplichtingen. Het is niet zo dat de overeenkomst wordt geacht nooit te hebben bestaan (anders dan het geval is bij ongeldige - nietige of vernietigde - overeenkomsten). Wat in het verleden is uitgevoerd is dus een (juridisch) feit. De ontbinding brengt wel met zich mee dat alle gebeurtenissen uit het verleden die voortvloeiden uit het contract, dus bijvoorbeeld uitgevoerde leveringen of reeds verrichte diensten, ongedaan moeten worden gemaakt. De prestaties van beide kanten moeten worden teruggedraaid. Dit is voor de betaling van geldsommen niet zo lastig, maar bij het teruggeven van geleverde goederen of het terugdraaien van verleende diensten lijdt dit veelal tot problemen. Met name in het geval van overeenkomsten waarbij een (gedeelte van) een onderneming wordt overgedragen kan ontbinding, met de daarbij horende ongedaanmakingsverplichtingen, tot praktische onwenselijke gevolgen lijden. Om die reden wordt ontbinding in overnamecontracten, maar ook in algemene zin bij commerciële contracten, vaak uitgesloten. Dit kan en mag op grond van de wet, omdat het ontbindingsrecht van zogenaamd regelend recht is; partijen zijn dus vrij om hiervan af te wijken. Dit geldt voor iedere (handels-) overeenkomst (speciale overeenkomsten zoals arbeids- en huurrelaties daargelaten).
Naast het recht op algehele ontbinding van de overeenkomst biedt de wet ook de mogelijkheid om een overeenkomst slechts gedeeltelijk te ontbinden. De verplichtingen over en weer worden dan naar evenredigheid verminderd. Dit kan zien op de duur van de overeenkomst, maar ook op kwaliteit of kwantiteit van geleverde goederen of diensten. Gedeeltelijke ontbinding heeft vaak prijsvermindering tot doel. Men verwijt de andere partij ondeugdelijk (te weinig, te laat of van mindere kwaliteit) gepresteerd te hebben en lost dit op door er minder voor te betalen. Deze prijsvermindering kan dus een alternatief zijn voor het vorderen van schadevergoeding. Belangrijk daarbij is dat voor (gedeeltelijke) ontbinding niet is vereist dat de andere partij (toerekenbare) schuld heeft aan haar tekortschieten. Voor het succesvol instellen van een vordering tot schadevergoeding is dit wel het geval.
Het kan dus wenselijk zijn om ook het recht op gedeeltelijke ontbinding contractueel uit te sluiten. Men zou kunnen denken dat als ontbinding tussen partijen contractueel is uitgesloten, dan automatisch gedeeltelijke ontbinding ook niet is toegestaan. Hier is in het recht helaas geen duidelijkheid over. De wet bepaalt hier niets over en is er geen rechtspraak die een concreet antwoord geeft op deze vraag. Er zijn juridische auteurs die betogen dat ontbinding en gedeeltelijke ontbinding, inclusief de gevolgen daarvan, zó van elkaar verschillen dat een verbod op (algehele) ontbinding niet per se betekent dat ook gedeeltelijke ontbinding niet is toegestaan. U dient hier dus alert op te zijn bij het opstellen van uw contracten! Benoemt u dus, indien gewenst, dat partijen afzien van hun recht zowel op algehele ontbinding als op gedeeltelijke ontbinding. Doet u dit niet, dan is uw rechtspositie onzeker en dat kan weer leiden tot onwenselijke en onverwachte situaties. U doet er verstandig aan dit te voorkomen!