Consument verder beschermd bij uitleg algemene voorwaarden dankzij uitspraak Hof van Justitie

31 januari 2014, laatst geüpdatet 11 september 2024
Op grond van het op 16 januari 2014 door het Europese Hof van Justitie gewezen arrest moeten bedingen uit algemene voorwaarden waarschijnlijk nog sneller op consumentenvriendelijke wijze worden uitgelegd. Dit is een belangrijk aandachtspunt voor alle ondernemers die handelen met consumenten. Achtergronden bij het geschilDe achtergronden bij het geschil zijn als volgt. Een Spaanse consument, dhr. Alvarez, heeft in 2005 een koopovereenkomst voor een woning gesloten. In de toepasselijke voorwaar...
Mark Jansen 
Mark Jansen 
Advocaat - Associate Partner
In dit artikel
Op grond van het op 16 januari 2014 door het Europese Hof van Justitie gewezen arrest moeten bedingen uit algemene voorwaarden waarschijnlijk nog sneller op consumentenvriendelijke wijze worden uitgelegd. Dit is een belangrijk aandachtspunt voor alle ondernemers die handelen met consumenten.

Achtergronden bij het geschil

De achtergronden bij het geschil zijn als volgt. Een Spaanse consument, dhr. Alvarez, heeft in 2005 een koopovereenkomst voor een woning gesloten. In de toepasselijke voorwaarden stond vermeld dat de koper gemeentebelastingen en de kosten voor aansluiting op voorzieningen (gas/water/elektriciteit/etc.) diende te betalen. Deze kosten worden door dhr. Alvarez betaald, maar vervolgens start hij een procedure om het geld terugbetaald te krijgen. Zijn stelling daarbij is dat de bedingen uit de voorwaarden oneerlijk zijn en dus niet hadden mogen worden toegepast. De Spaanse rechter stelt daarop vragen aan het Europese Hof van Justitie over de interpretatie van richtlijn 93/13/EEG.

Richtlijn oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten

Richtlijn 93/13/EEG wordt ook wel de richtlijn oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten genoemd. Deze richtlijn bepaalt, kort samengevat, als algemene regel dat oneerlijke bedingen waarover niet afzonderlijk is onderhandeld niet bindend zijn. Een beding is oneerlijk indien het " in strijd met de goede trouw, het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van de partijen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoort". Bij de richtlijn is een lijst met voorbeelden van oneerlijke bedingen gevoegd, maar die voorbeelden doen verder geen afbreuk aan de algemene regel. In de praktijk is deze richtlijn met name relevant voor algemene voorwaarden, aangezien dat in de regel een schoolvoorbeeld vormt van bedingen waarover niet afzonderlijk is onderhandeld.

Hof van Justitie benadrukt: nationale rechter moet bepalen

Het Hof benadrukt allereerst in de uitspraak ( zaak C-226/12) dat de nationale rechter moet bepalen of een beding in concreto oneerlijk is. Alleen de nationale rechter (en niet het Europese Hof van Justitie) kan immers goed afwegen in hoeverre een bepaald contractueel beding afwijkt van wat in de nationale context normaal is.
Daarnaast moet worden gepreciseerd dat volgens vaste rechtspraak de bevoegdheid van het Hof op dit gebied betrekking heeft op de uitlegging van het begrip „oneerlijk beding”, als bedoeld in artikel 3, lid 1, van de richtlijn en in de bijlage daarbij, alsmede op de criteria die de nationale rechter kan of moet toepassen wanneer hij een contractueel beding toetst aan de richtlijn, met dien verstande dat het aan die rechter staat om, rekening houdend met die criteria, zich in het licht van de omstandigheden van het betrokken geval uit te spreken over de concrete kwalificatie van een bepaald contractueel beding.

Wel vuistregels van het Hof

Het Hof van Justitie kan echter wel bepaalde vuistregels geven hoe de nationale rechter die weging moet toepassen. In die vuistregels zit uiteraard de crux van deze kwestie.
Daaruit volgt dat het Hof zich in zijn antwoord dient te beperken tot het verschaffen van aanwijzingen waarmee de verwijzende rechter geacht wordt rekening te houden bij de beoordeling van het oneerlijke karakter van het betrokken beding (zie arrest van 14 maart 2013, Aziz, C‑415/11, nog niet gepubliceerd in de Jurisprudentie, punt 66 en aldaar aangehaalde rechtspraak).

Niet alleen een financiële vergelijking maken

Het Hof benadrukt dat de nationale rechter niet alleen een financiele vergelijking moet maken. De rechter moet kijken welke wijzigingen het contractuele beding met zich meebrengt ten opzichte van de normale (wettelijke) situatie en moet zich vervolgens afvragen of die wijziging maakt dat het beding oneerlijk is:
21 Dienaangaande heeft het Hof geoordeeld dat om te bepalen of een beding een „aanzienlijke verstoring van het evenwicht” tussen de uit een overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van partijen veroorzaakt ten nadele van de consument, met name rekening moet worden gehouden met de toepasselijke regels van het nationale recht wanneer partijen op dit punt geen regeling hebben getroffen. Aan de hand van een dergelijk vergelijkend onderzoek kan de nationale rechter bepalen of, en in voorkomend geval, in welke mate de overeenkomst de consument in een minder gunstige rechtspositie brengt dan die welke het geldende nationale recht bepaalt (zie arrest Aziz, reeds aangehaald, punt 68).

22 De vraag of een dergelijke aanzienlijke verstoring van het evenwicht heeft plaatsgevonden kan dus kennelijk niet louter worden beantwoord op basis van een kwantitatieve financiële beoordeling die berust op een vergelijking tussen het totale bedrag van de transactie waarop de overeenkomst betrekking heeft en de kosten die overeenkomstig dat beding voor rekening komen van de consument.

Alle omstandigheden meewegen

De rechter die zich voor de vraag gesteld ziet of een beding oneerlijk is, moet volgens het Hof alle relevante omstandigheden van het geval meewegen.
24 In dat verband heeft het Hof in herinnering gebracht dat bij de beoordeling van het oneerlijke karakter van een contractueel beding overeenkomstig artikel 4, lid 1, van de richtlijn alle omstandigheden rond de sluiting van de overeenkomst alsook alle andere bedingen van de overeenkomst in aanmerking moeten worden genomen, rekening houdend met de aard van de goederen of diensten waarop de overeenkomst betrekking heeft (zie arrest van 21 februari 2013, Banif Plus Bank, C‑472/11, nog niet gepubliceerd in de Jurisprudentie, punt 40). Hieruit vloeit voort dat ook de gevolgen moeten worden beoordeeld die dat beding kan hebben in het kader van het op een dergelijke overeenkomst toepasselijke recht, hetgeen een onderzoek van het nationale rechtsstelsel impliceert (zie arrest Aziz, reeds aangehaald, punt 71).

Oneerlijk beding wordt niet eerlijk door ander beding in algemene voorwaarden

Het Hof benadrukt verder dat het niet zo kan zijn dat het oneerlijke karakter van een beding in algemene voorwaarden wordt opgeheven door een ander beding in de algemene voorwaarden. In dit geval was in de verkoopvoorwaarden van het huis opgenomen dat de consument in ruil voor de te betalen belastingen en kosten een bepaald voordeel zou genieten, maar dat is volgens het Hof niet voldoende. Dat tweede beding is immers evengoed een beding waarover niet onderhandeld is en het zou wat gek zijn indien de consument dankzij dergelijke bedingen opeens niet meer beschermd is.
29 Daaraan moet worden toegevoegd dat de vermelding in beding 13 van de overeenkomst, dat bij de vaststelling van de koopprijs rekening is gehouden met het feit dat de consument de vermogenswinstbelasting betaalt, op zich niet het bewijs kan vormen dat de consument een tegenprestatie heeft ontvangen. Om redenen die verband houden met het waarborgen van de doeltreffendheid van de controle op oneerlijke bedingen, kan de ondernemer het bewijs dat hij een prijsverlaging heeft toegepast als tegenprestatie voor het feit dat de consument extra verplichtingen heeft aanvaard, namelijk niet leveren door simpelweg een verklaring in die zin op te nemen in een contractueel beding waarover niet afzonderlijk is onderhandeld.

Vergaande verbetering bewijspositie voor consumenten

Het oordeel van het Hof van Justitie lijkt op het eerste gezicht best wel op het Nederlandse stelsel zoals we dat bij algemene voorwaarden kennen. Op grond van artikel 6:233 sub a BW kan de rechter immers een beding in algemene voorwaarden vernietigen dat "onredelijk bezwarend" is. De Hoge Raad heeft in het verleden als eens geoordeeld dat het gaat om potentieel onredelijk bezwarend en niet feitelijk onredelijk bezwarend (HR 23-03-1990). Dat lijkt sterk op het hiervoor aangehaalde oordeel van het Hof van Justitie dat een vergelijking moet worden gemaakt tussen de normaalsituatie en de feitelijk overeengekomen situatie.

Er is echter ook een groot verschil. Degene die zich op artikel 6:233 sub a BW beroept heeft daarvoor de stelplicht en de bewijslast. Met andere woorden: de consument moet stellen (aanvoeren) en bewijzen dat een bepaald beding onredelijk bezwarend is. Dat ligt bij de richtlijn oneerlijke consumentenbedingen wat genuanceerder. Hier moet de rechter namelijk ambtshalve toetsen of een beding oneerlijk is, mits daarvoor voldoende bewijs is aangedragen. Of in de woorden van de Hoge Raad:
De nationale rechter is dus gehouden ambtshalve na te gaan of een contractueel beding valt onder Richtlijn 93/13 en, zo ja, te onderzoeken of dit oneerlijk is, indien hij over de daartoe noodzakelijke gegevens, feitelijk en rechtens, beschikt.

De Hoge Raad gaat echter verder en lijkt zelfs te stellen dat de rechter partijen in de gelegenheid moet stellen om nader bewijs in het geding te brengen, wanneer de rechter vermoedt dat sprake is van een beding dat valt onder de werkingssfeer van de richtlijn en dat wel eens oneerlijk zou kunnen zijn:
3.9.1 De Hoge Raad ziet aanleiding om met betrekking tot de gehoudenheid tot ambtshalve onderzoek nog het volgende te overwegen. Indien de rechter over de daartoe noodzakelijke gegevens, feitelijk en rechtens, beschikt om te vermoeden dat een overeenkomst onder het bereik van Richtlijn 93/13 valt en een beding bevat dat oneerlijk is in de hiervoor genoemde zin, dient hij daarnaar onderzoek te doen, ook indien daarop gerichte stellingen niet aan de vordering of het verweer ten grondslag zijn gelegd. Dit geldt zowel in eerste aanleg als in hoger beroep, wat het laatste betreft met inachtneming van hetgeen hiervoor in 3.6.3 is overwogen.

Staan de relevante feiten niet alle vast, dan zal de rechter de instructiemaatregelen moeten nemen die in dit verband nodig zijn om de volle werking van de Richtlijn 93/13 te verzekeren, wat betreft zowel de toepasselijkheid van die richtlijn, als de mogelijke oneerlijkheid van het beding.

De rechter dient het beginsel van hoor en wederhoor in acht te nemen. Hij dient partijen in de gelegenheid te stellen zich over een en ander uit te laten en, zo nodig, hun stellingen daaraan aan te passen.

Praktisch gezien betekent dit vermoedelijk een zeer grote verlaging van de bewijslast voor de consument. De consument die zich wil beroepen op artikel 6:233 sub a BW moet immers stellen en bewijzen dat een beding onredelijk bezwarend is, terwijl een consument die op grond van de richtlijn oneerlijke consumentenbedingen een beding buiten toepassing wil krijgen slechts voldoende hoeft aan te voeren om de rechter te laten vermoeden dat een beding onder de richtlijn valt en onredelijk is. Dat is gunstig voor consumenten en daarmee (dus) ongunstig voor ondernemers.

Aandachtspunt voor ondernemers

Voor ondernemers is het dan ook zaak nog eens kritisch naar hun algemene voorwaarden te kijken. Indien hier bedingen in staat die wel eens als "oneerlijk" zouden kunnen worden aangemerkt, is het zaak die bedingen ofwel aan te passen, ofwel onderdeel te laten vormen van de hoofdovereenkomst. Immers, bedingen die onderdeel vormen van de hoofdovereenkomst worden waarschijnlijk aangemerkt als bedingen waarover wel afzonderlijk is onderhandeld. In dat geval is de richtlijn oneerlijke bedingen niet van toepassing.

Of positief geformuleerd: ondernemers dienen maximale transparantie te betrachten richting consumenten en geen belangrijke verplichtingen te "verstoppen" in algemene voorwaarden. En dat klinkt eigenlijk ook best wel logisch wat mij betreft.

 

Gerelateerd

vrouw justitia

De (bijzondere) zorgplicht van de IT-leverancier: een overzicht

Welke inspanning mag van een IT-leverancier verwacht worden? De beantwoording van die vraag wordt gekleurd door de zorgplicht van een IT-leverancier. En deze...

Hoe goed is jouw bedrijf beveiligd?

Alle computerschermen op zwart, een natuurramp, of een inbraak midden in de nacht. Het is de nachtmerrie van iedere bestuurder. Voor belangrijke organisaties,...

Opnieuw verbod op tracking cookies in kort geding

Nadat onlangs Criteo al een verbod kreeg om tracking cookies te plaatsen zonder toestemming, is nu ook aan Microsoft, LinkedIn, MIOL en Xandr een verbod...

Aandachtspunten bij het gebruik van AI in de zorg (deel II)

Artificial Intelligence (AI) is een gamechanger voor de gezondheidszorg. Voor een sector die kampt met personeelstekorten en groeiende kosten, kan...

Verplichte basisverzekering arbeidsongeschiktheid voor zelfstandigen: een stap dichterbij een gelijker speelveld voor werknemers en zelfstandigen met huidig wetsvoorstel?

Op 11 juni 2024 is de internetconsultatie gestart voor het wetsvoorstel Wet basisverzekering arbeidsongeschiktheid zelfstandigen.

Hoge Raad: autorisaties moeten aansluiten bij beleid en dat beleid moet helder zijn en eenduidig worden toegepast

De Hoge Raad heeft onlangs een beslissing genomen over de verwerking van persoonsgegevens in het E-archief van de rechtspraak. Uit de beslissing volgen enkele...
No posts found