Iedere voorgenomen fusie, overname of oprichting van een volwaardige joint-venture moet voorafgaande aan de totstandkoming worden gemeld bij de Nederlandse Mededingingsautoriteit, indien de omzet van de betrokken partijen bepaalde waarden overschrijdt (artikel 34 van de Mededingingswet). Wanneer de meldingsplicht wordt geschonden, is de NMa bevoegd om een boete op te leggen aan de overtreder. De vraag is echter op welke partij deze verplichting rust en (dus) aan wie de NMa een boete kan opleggen voor een overtreding.
De procedure
Indien sprake is van een fusie of de oprichting van een volwaardige joint-venture, is duidelijk dat de meldingsverplichting op alle partijen rust. De NMa heeft zich op het standpunt gesteld dat ook bij een overname zowel de verkrijger als de vervreemder van uitsluitende zeggenschap verplicht is om de voorgenomen transactie te melden, waardoor zij zowel verkrijgers als vervreemders van zeggenschap heeft beboet voor een schending van de meldingsplicht.
Eerder sneuvelde dit besluit van de NMa bij de rechtbank Rotterdam die oordeelde dat uitsluitend de verkrijger verplicht is om de transactie bij de NMa te melden. De NMa kon zich niet vinden in dit oordeel en heeft de rechtsvraag voorgelegd aan het hoogste nationale (bestuursrechtelijke) rechtscollege, het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb).
Het CBb bevestigt echter de uitspraak van de rechtbank Rotterdam. Uit de wetsgeschiedenis blijkt niet dat de wetgever beoogd heeft om aan de vervreemder een meldingsverplichting op te leggen. Daarbij komt dat in het Europese stelsel (waarop de nationale meldingsverplichting is gebaseerd) evenmin een meldingsverplichting rust op de vervreemder.
Conclusie
Het oordeel van het CBb brengt mee dat (rechts)personen die (een gedeelte van) hun onderneming verkopen en daarbij de zeggenschap overdragen zich niet langer zorgen hoeven te maken over de vraag of de overname tijdig aan de NMa wordt gemeld. Vast staat dat de meldingsverplichting uitsluitend rust op de verkrijger van (uitsluitende) zeggenschap. Toch is het ook voor de verkopende partij niet verkeerd aandacht aan de melding te besteden. Als de overname tot stand wordt gebracht zonder melding, is deze overname mogelijk op grond van artikel 3:40 BW nietig.
De procedure
Indien sprake is van een fusie of de oprichting van een volwaardige joint-venture, is duidelijk dat de meldingsverplichting op alle partijen rust. De NMa heeft zich op het standpunt gesteld dat ook bij een overname zowel de verkrijger als de vervreemder van uitsluitende zeggenschap verplicht is om de voorgenomen transactie te melden, waardoor zij zowel verkrijgers als vervreemders van zeggenschap heeft beboet voor een schending van de meldingsplicht.
Eerder sneuvelde dit besluit van de NMa bij de rechtbank Rotterdam die oordeelde dat uitsluitend de verkrijger verplicht is om de transactie bij de NMa te melden. De NMa kon zich niet vinden in dit oordeel en heeft de rechtsvraag voorgelegd aan het hoogste nationale (bestuursrechtelijke) rechtscollege, het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb).
Het CBb bevestigt echter de uitspraak van de rechtbank Rotterdam. Uit de wetsgeschiedenis blijkt niet dat de wetgever beoogd heeft om aan de vervreemder een meldingsverplichting op te leggen. Daarbij komt dat in het Europese stelsel (waarop de nationale meldingsverplichting is gebaseerd) evenmin een meldingsverplichting rust op de vervreemder.
Conclusie
Het oordeel van het CBb brengt mee dat (rechts)personen die (een gedeelte van) hun onderneming verkopen en daarbij de zeggenschap overdragen zich niet langer zorgen hoeven te maken over de vraag of de overname tijdig aan de NMa wordt gemeld. Vast staat dat de meldingsverplichting uitsluitend rust op de verkrijger van (uitsluitende) zeggenschap. Toch is het ook voor de verkopende partij niet verkeerd aandacht aan de melding te besteden. Als de overname tot stand wordt gebracht zonder melding, is deze overname mogelijk op grond van artikel 3:40 BW nietig.
Gerelateerd
Mededinging en staatssteun