De Kamerbrief is een vervolg op de hoofdlijnenbrief van 5 juli 2022, waarin Van Gennip de contouren van de totale aanpak heeft geschetst op basis van de conclusies van de commissie Borstlap, het SER-MLT-advies en de uitwerking van de relevante passages uit het coalitieakkoord. Van Gennip heeft de Tweede Kamer deze week geïnformeerd over de maatregelen die tot doel hebben meer evenwicht te brengen in de verschillende contractvormen, door enerzijds werkenden meer zekerheid te bieden en anderzijds wendbaarheid voor bedrijven te vergroten. Het arbeidsmarktpakket bestaat uit meerdere onderdelen, met elk op zichzelf staande maatregelen.
Meer zekerheid voor werkenden
Het kabinet zet een aantal stappen om de zekerheid van werkenden te verstevigen:
- Verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering (AOV) voor zelfstandigen
Het uitgangspunt is om zzp’ers onder de kring van verzekerden te brengen. Een zzp’er dient zich standaard te verzekeren voor een uitkering van 70% van het laatstverdiende inkomen, tot een grens van 143% van het minimumloon. De uitkering bedraagt maximaal 100% van het minimumloon. De verplichte verzekering geldt echter niet voor DGA’s en resultaatsgenieters.
Het kabinet onderzoekt de mogelijkheid voor een zzp’er om te kiezen tussen de publieke verzekering of een private verzekering met ten minste dezelfde dekking en premie als de publieke variant (‘de opt-out’). - Nuluren en min-max contracten worden afgeschaft
Het oproepcontract wordt vervangen door een basiscontract voor het minimum aantal uren dat werknemers worden ingezet. Werknemers moeten minimaal 30% boven het minimum beschikbaar blijven voor werkgever. Om werknemers meer roosterzekerheid te bieden, krijgt de werknemer daarbij het recht om buiten deze vooraf bepaalde en vastgelegde beschikbare uren de oproep te weigeren. Het kabinet heeft de intentie om het nieuwe basiscontract onder de lage WW-premie te brengen.
Op het moment dat werknemers structureel meer uren werken dan het vastgelegde minimum, volgt er na twaalf maanden een aanbod tot aanpassing van de arbeidsomvang (hetgeen nu al geldt voor oproepkrachten onder de WAB). Er geldt een uitzondering voor scholieren en studenten met een bijbaan, zij kunnen nog blijven werken op basis van de huidige oproepcontracten. - Uitzendkrachten krijgen na 52 gewerkte weken een contract met meer zekerheid bij het uitzendbureau
Uitzendkrachten krijgen sneller een contract met meer zekerheid bij het uitzendbureau waar via zij werken. De duur van de meest onzekere fasen wordt verkort. Bovendien krijgen zij eerder het recht op een vast contract. Daarnaast wil het kabinet concurrentie op arbeidsvoorwaarden door uitzendwerk voorkomen door de huidige wet- en regelgeving hierop aan te vullen, zodat ook voor overige arbeidsvoorwaarden geldt dat deze tenminste gelijkwaardig moeten zijn. - De huidige onderbrekingstermijn van 6 maanden in de ketenregeling komt te vervallen
Om draaideurconstructies bij tijdelijk werk te voorkomen én het perspectief op een contract voor onbepaalde tijd te vergroten, wordt de huidige onderbrekingstermijn gewijzigd naar een administratieve vervaltermijn van vijf jaar. Na drie aaneengesloten tijdelijke contracten bij dezelfde werkgever, mag pas na vijf jaar een nieuw tijdelijk contract worden gesloten. - Instellen van een arbeidscommissie voor kwetsbare werknemers
- Wet inkomensvoorziening oudere werklozen wordt nog één keer met vier jaar verlengd
- Ten aanzien van de premiedifferentiatie WW geldt dat er geen premieverhoging geldt bij meerwerk vanaf 30 uren per week bij een vast contract (dit was voorheen bij een vast contract voor ten minste 35 uur per week)
Eerder duidelijkheid over de re-integratieverplichtingen van kleine en middelgrote ondernemers
Kleine en middelgrote werkgevers (tot en met 100 werknemers) kunnen na één ziektejaar duidelijkheid krijgen over de mogelijkheid van duurzame vervanging van de werknemer. Zo kunnen zij hun bedrijfsvoering voortzetten. Werkgever en werknemer kunnen gezamenlijk vaststellen dat re-integratie bij de eigen werkgever (‘eerste spoor’ re-integratie) niet meer in de rede ligt. Op het moment dat zij daar onderling niet uitkomen en de werkgever het eerste spoor wil afsluiten, dan moet het UWV worden gevraagd om dit te beoordelen. De werkgever blijft wel verantwoordelijk voor twee jaar loondoorbetaling bij ziekte en voor het verloop van het re-integratieproces. In het tweede ziektejaar blijft de werkgever dus verantwoordelijk voor de re-integratie van de zieke werknemer, ook al is het eerste spoor afgesloten.
Voor grotere werkgevers blijven de huidige re-integratieverplichtingen gelden. Zij hebben meer mogelijkheden om in de eigen organisatie passend werk te creëren voor werknemers die aan het re-integreren zijn.
Binding van werknemers bij crises en calamiteiten
Er komt een Crisisregeling Personeelsbehoud (CP), dit was voorheen de deeltijd-WW. De regeling is gericht op het opvangen van crises en calamiteiten die buiten het reguliere ondernemersrisico vallen. Werkgevers kunnen hier enkel aanspraak op maken als zij minstens 20% minder werk hebben over de gehele onderneming. Bovendien geldt de CP alleen voor tijdelijke crisissituaties, waarbij een bedrijf maximaal zes maanden gebruik kan maken van de regeling en verlenging van deze termijn niet mogelijk is.
Werkgevers krijgen de mogelijkheid om werknemers tijdelijk in een andere functie of op een andere locatie te laten werken of om werknemers tijdelijk minder (minimaal 20%) te laten werken. Voor de uren dat er minder gewerkt wordt, kan gebruik gemaakt worden van een tegemoetkoming. De hoofdlijnenbrief sprak hierbij nog van een ‘deeltijd-WW’. Het kabinet acht het echter niet wenselijk om de WW-rechten van werknemers aan te tasten in tijden van crises.
Voorkomen schijnzelfstandigheid
In de eerdere Voortgangsbrief werken met en als zelfstandige(n) heeft het kabinet aangegeven hoe zij de regelgeving rondom de beoordeling van arbeidsrelaties wil verduidelijken:
- het inkleuren van de open norm ‘werken in dienst van’ (gezag) uit artikel 7:610 BW;
- een civielrechtelijk rechtsvermoeden van een arbeidsovereenkomst, gekoppeld aan een uurtarief (mogelijk tussen de € 30,00 – 35,00);
- handhaving op schijnzelfstandigheid op de korte termijn verbeteren en versterken.
Altijd uitzicht op nieuw werk
Het kabinet wil mensen zoveel mogelijk perspectief op nieuw werk geven aan de hand van twee pijlers: het stimuleren van een leven lang ontwikkelen (LLO) en meer mensen naar werk begeleiden door de arbeidsmarktinfrastructuur te hervormen en werk-naar-werk te stimuleren bij het beëindigen van een arbeidsovereenkomst.
Hoe verder?
Van Gennip is voornemens de benodigde wetgeving rond de zomer in internetconsultatie te brengen, zodat zij deze in het voorjaar van 2024 aan de Tweede Kamer kan aanbieden. Hiermee lijkt een forse herziening van het arbeidsrecht steeds realistischer te worden.
Heeft u vragen over welke gevolgen bovenstaande maatregelen voor uw organisatie kunnen meebrengen? Neem gerust contact met ons op.