De feiten
Ligier is een Franse fabrikant van kleine personenauto’s met een maximumsnelheid van 45 km/u. Sinds de overname van haar concurrent Microcar S.A. produceert zij deze brommobielen onder de namen Ligier en Microcar. Vanaf 2004 importeert GMS als exclusieve distributeur de brommobielen van Ligier in Nederland op basis van een schriftelijke distributieovereenkomst. Minicar, een zustervennootschap van GMS, distribueert op basis van mondelinge afspraken met Microcar S.A. (reserve-)onderdelen van de brommobielen.
Naast GMS/Minicar heeft Ligier sinds 2014 een distributieovereenkomst met een andere importeur gesloten. Daarmee zijn feitelijk twee (parallelle) distributienetwerken ontstaan, waarbij beide distributeurs op basis van gedeelde exclusiviteit alle brommobielen van Ligier naar Nederland importeren. Op enig moment heeft Ligier besloten om met één Nederlandse distributeur verder te gaan en heeft zij de distributierelaties met GMS en Minicar schriftelijk opgezegd, met inachtneming van de contractuele opzegtermijn van 2 jaar.
Schadevergoeding bij (rechtmatige) opzegging?
GMS/Minicar vordert een verklaring voor recht dat de opzegging door Ligier niet rechtsgeldig is en eist dat de rechter Ligier gebiedt tot voortzetting van de distributieovereenkomsten. Ten aanzien van de schriftelijke distributieovereenkomst oordeelt de rechtbank evenwel dat Ligier de opzeggingsregeling in acht heeft genomen, door schriftelijk op te zeggen onder vermelding van de reden daarvoor en met inachtneming van de opzegtermijn van twee jaar. Deze opzeggingsregeling is volgens de rechtbank – bij gebreke van andersluidende afspraken – ook van toepassing op de mondelinge distributieovereenkomst tussen Ligier en Minicar.
Ook bij naleving van de contractuele opzegregeling kunnen de eisen van de redelijkheid en billijkheid meebrengen dat opzegging slechts mogelijk is (i) wanneer een voldoende zwaarwegende grond voor opzegging bestaat en/of een bepaalde opzegtermijn in acht genomen moet worden of (ii) dat de opzegging gepaard moet gaan met het aanbod tot betaling van schadevergoeding. De rechtbank ziet in de casus evenwel geen omstandigheden die aanleiding geven om een dergelijk beroep te honoreren. Zo was de opzegging voldoende duidelijk voor GMS/Minicar en heeft Ligier GMS/Minicar ruim van te voren ingelicht over haar voornemen om van twee naar één landelijke importeur over te schakelen. Deze wijziging van haar distributiestelsel vormde volgens de rechtbank bovendien een gerechtvaardigd belang voor opzegging.
Opzegging nietig wegens overtreding kartelverbod?
GMS/Minicar heeft in de tweede plaats aangevoerd dat Ligier zich samen met de andere importeur schuldig heeft gemaakt aan overtreding van het kartelverbod. Deze bepaling is vervat in artikel 6 Mededingingswet en verbiedt elke afspraak tussen ondernemingen die een merkbare beperking van de concurrentie als doel of gevolg hebben. Deze afspraken zijn van rechtswege nietig en kunnen een onrechtmatige daad opleveren jegens bijvoorbeeld concurrenten of afnemers.
Tweeledig distributienetwerk
Volgens GMS/Minicar hebben Ligier en de andere importeur verschillende concurrentiebeperkende afspraken gemaakt. In de eerste plaats zouden zij de markt hebben verdeeld, door in 2014 af te spreken dat GMS en de andere importeur elkaars dealers niet zouden benaderen.
De rechter oordeelt dat deze afspraak geen mededingingsbeperkende gevolgen heeft, aangezien het aantal dealers in die periode juist is verdubbeld. De concurrentie in het dealerlandschap om de verkoop van Ligier-brommobielen is daarmee enkel toegenomen, zo redeneert de rechtbank.
Parallelimport
In de tweede plaats zou Ligier hebben gepoogd de parallelimport te beperken. Beperking van de parallelimport houdt in dat de leverancier actief probeert te voorkomen dat naast de aangewezen importeur ook andere ondernemingen de betrokken producten importeren. Beperking van de parallelimport levert in de regel een zogenaamde ‘hardcorebeperking’ op, die buiten de veilige haven uit de Groepsvrijstelling Verticalen valt (zie over de groepsvrijstelling ook dit en dit blog). Volgens GMS zou Ligier onder meer in Finland, België en Zweden de parallelimport hebben beperkt. De rechtbank acht deze stelling evenwel onvoldoende bewezen, aangezien de gedragingen van Ligier niet gericht waren op het verbieden van export naar andere landen.
Verticale prijsbinding
Tot slot zou Ligier de vrijheid hebben beperkt van de distributeurs om zelfstandig hun verkoopprijzen te bepalen (‘verticale prijsbinding’). Ook deze stelling acht de rechtbank niet bewezen. Ligier en de importeurs hebben weliswaar prijzen en promoties besproken, maar Ligier heeft nooit het prijsbeleid van GMS en de andere importeur willen dicteren of druk uitgeoefend op het prijsbeleid.
De rechtbank komt tot de slotsom dat van een overtreding van het kartelverbod geen sprake is en wijst de vordering af. Ligier heeft de distributieovereenkomst rechtsgeldig opgezegd.
Commentaar mededingingsrecht
De mededingingsrechtelijke passages roepen enkele interessante vragen op. Bij gebreke van toepassing van de Groepsvrijstelling (waarover wij eerder dit blog en artikel schreven) is rechtstreekse toetsing aan het kartelverbod noodzakelijk. Afspraken met een concurrentiebeperkend doel (zoals prijsafspraken en bewuste marktverdeling) beperken de mededinging en zijn in de regel verboden. Bij gebreke van een doelbeperking moeten de concurrentiebeperkende gevolgen van de afspraak worden aangetoond. Als de afspraak om elkaars dealers niet te benaderen op initiatief van de distributeurs tot stand is gekomen, is niet ondenkbaar dat daarmee sprake is van een marktverdelingsafspraak en dus een (horizontale) doelbeperking. Een vergelijkbare doelbeperking bestond volgens de Hoge Raad ook in de zaak Batavus-Vriends, waarin Batavus er door haar fysieke distributeurs toe werd bewogen om de distributierelatie met een (scherp) concurrerende internetdealer op te zeggen (zie ook dit eerdere blog).
De rechtbank oordeelt evenwel slechts dat geen sprake is van een concurrentiebeperkend gevolg, omdat het aantal dealers dat brommobielen van Ligier verkoopt als gevolg van de aanstelling van de tweede exclusieve distributeur is verdubbeld. De rechtbank hecht aldus veel waarde aan het feit dat de concurrentie op retailniveau (tussen dealers onderling) toeneemt. Dat daar een zekere concurrentiebeperking op groothandelsniveau (namelijk het verbod op het benaderen van elkaars dealers) tegenover staat, is daaraan kennelijk ondergeschikt. Dat oordeel vinden wij niet onlogisch. Distributeurs moeten in staat zijn om hun investeringen in het dealernetwerk terug te verdienen. Een zekere bescherming van dat netwerk door de leverancier moet aldus mogelijk zijn, in het bijzonder als de komst van de distributeur de concurrentie op retailniveau sterk toeneemt.
Risico’s beroep kartelverbod
Het beroep op het kartelverbod door GMS/Minicar is niet in alle gevallen zonder risico. Ligier deed als partij bij de distributieovereenkomst een beroep op de nietigheid daarvan wegens schending van het kartelverbod. Daarmee geeft GMS/Minicar min of meer toe dat zij heeft deelgenomen aan een inbreuk op het mededingingsrecht. Een geslaagd beroep door GMS/Minicar op het kartelverbod had derden (zoals dealers en hun afnemers) die als gevolg van de concurrentiebeperkende afspraak schade hebben geleden aanleiding kunnen geven om vergoeding daarvan te vorderen. Voor de toezichthouder (ACM) kan zelfs het instellen van een dergelijke vordering al aanleiding zijn om een onderzoek te starten (met mogelijke boeteoplegging tot gevolg). Het is aldus van belang om deze risico’s voorafgaand aan een procedure goed in kaart te brengen.
Inzichten voor de distributiepraktijk
De uitspraak geeft verder nuttige inzichten voor ondernemingen die een distributieovereenkomst willen opzeggen. Als uitgangspunt geldt dat ondernemingen hun contractspartij kunnen houden aan een contractuele opzegtermijn, zonder dat zij daardoor verplicht zijn tot vergoeding van schade. Onder omstandigheden kan op grond van de redelijkheid en billijkheid vereist zijn dat partijen een langere (dan afgesproken) opzegtermijn in acht nemen of dat de opzegging gepaard moet gaan met het aanbod tot betaling van een (schade)vergoeding; vasthouden aan de contractuele opzegtermijn kan in dat geval wel leiden tot schadeplichtigheid. Verder vormde in deze uitspraak het “naar vrij inzicht organiseren van de wijze van distributie” een rechtvaardig belang voor opzegging van de distributieovereenkomst. Dat is evenwel niet in alle gevallen voldoende. In een recente uitspraak over een franchiseformule wees het Gerechtshof den Bosch een vergelijkbare vordering tot schadevergoeding toe, omdat de franchisegever zich onvoldoende rekenschap had gegeven van de belangen van de franchisenemer bij de opzegging en de opzegging geheel had gebaseerd op de eigen strategische keuze om de omzet van de franchisegever toe te voegen aan de eigen onderneming.
Omgekeerd kan het mededingingsrecht handvatten bieden om de rechtsgeldige opzegging van een distributieovereenkomst te betwisten. De bewijslast ligt evenwel bij de partij die zich op de overtreding beroept en de bewijsdrempel voor dergelijke overtredingen blijft in de rechtspraak vooralsnog – ook voor GMS/Minicar – onverminderd hoog.