Lokale initiatieven, netcongestie en de energietransitie
Voor de versnelling van de energietransitie zetten zowel de Europese als de Nederlandse wetgever sterk in op het stimuleren van lokale afstemming van vraag en aanbod van energie. Energiehubs zijn daarvan een treffend voorbeeld. In een energiehub stemmen partijen opwek, opslag, conversie en/of verbruik van energie lokaal op elkaar af. Vaak ontstaat daarbij een ‘net’ in de zin van de Elektriciteitswet 1998 (‘E-wet’). Als uitgangspunt moet een private eigenaar van een net voor het beheer een netbeheerder aanwijzen. Voor de lokale afstemming kan het echter wenselijk zijn dat het lokale net in eigen beheer is bij het energiehub. Bovendien is een aansluiting op het net van een publieke netbeheerder vaak niet mogelijk door de beperkt beschikbare transportcapaciteit. De figuur van het gesloten distributiesysteem kan in dat geval uitkomst bieden.
Het gesloten distributiesysteem
Sinds de introductie van de E-wet bestaat een uitzondering op de verplichting om een netbeheerder aan te wijzen. Deze uitzondering geldt voor private netten die een beperkt aantal partijen binnen een bepaald geografisch gebied van energie voorzien. Een dergelijk net wordt doorgaans aangeduid met de term ‘gesloten distributiesysteem’ (‘GDS’).
Als een net voldoet aan de voorwaarden voor een GDS, kan de eigenaar bij de Autoriteit Consument en Markt (‘ACM’) een ontheffing aanvragen voor de verplichting om een netbeheerder aan te wijzen. Artikel 15, lid 1 E-wet formuleert daarvoor de volgende cumulatieve voorwaarden:
- het bedrijfs- of productieproces van de gebruikers van het net is om specifieke technische of veiligheidsredenen geïntegreerd (de a-grond), of het net distribueert primair elektriciteit voor de eigenaar van dat net of de daarmee verwante ondernemingen (de b-grond);
- de aanvrager is geen netbeheerder en is niet in een groepsmaatschappij met een netbeheerder verbonden;
- het net ligt binnen een geografisch afgebakende industriële locatie, commerciële locatie of locatie met gedeelde diensten en dat net is technisch, organisatorisch of functioneel verbonden;
- op het net zijn minder dan 500 afnemers aangesloten;
- het net voorziet geen huishoudelijke eindafnemers van elektriciteit (met uitzondering van beperkt en incidenteel gebruik voor bedrijfswoningen);
- de veiligheid en betrouwbaarheid van het net is voldoende gewaarborgd.
Recente ontheffingsbesluiten ACM
De ACM heeft recent drie besluiten gepubliceerd waarin zij beslist op een aanvraag voor een GDS-ontheffing van eigenaren van private netten.
1. Energy Continuity Xchange
Op 6 november 2023 heeft de ACM een besluit gepubliceerd waarin zij aan Energy Continuity Xchange B.V. (‘ECX’) een ontheffing verleent voor het beheer van een GDS. ECX beheert een stelsel van verbindingen in de gemeente Haarlemmermeer waarop een aantal datacenters is aangesloten. ECX doet in haar ontheffingsaanvraag een beroep op zowel de a-grond (bedrijfs- of productieproces van de gebruikers van het net is om specifieke technische of veiligheidsredenen geïntegreerd) als de b-grond (het net distribueert primair elektriciteit voor de eigenaar van dat net of de daarmee verwante ondernemingen).
De ACM oordeelt dat ECX voldoet aan de a-grond. Daarvoor acht de ACM van belang dat:
- ECX hogere veiligheids-en betrouwbaarheidseisen heeft gehanteerd dan door de netbeheerder worden gesteld;
- sprake is van centrale aansturing;
- het stelsel van verbindingen specifiek is ontworpen om zoveel mogelijk de betrouwbaarheid van de elektriciteitsvoorziening te garanderen;
- ECX een speciaal softwareplatform gebruikt dat allerlei onderdelen van een goede bedrijfsvoering met elkaar integreert, zoals de beveiliging, preventief en correctief onderhoud, statusoverzichten en asset management van het net.
2. Lelystad Platform
Op 21 november 2023 heeft de ACM aan Lelystad Platform B.V. een GDS-ontheffing verleend. Lelystad Platform opereert een logistiek centrum voor transport en distributie van modeartikelen. Vanwege lokale netcongestie is verhoging van de gecontracteerde transportcapaciteit niet mogelijk. Als oplossing hiervoor zal Giga Camel een batterij aansluiten op het toekomstig net van Lelystad Platform om het elektriciteitsverbruik en een efficiënte verdeling van de beschikbare transportcapaciteit te optimaliseren.
Lelystad beroept zich in de eerste plaats op de a-grond, omdat sprake zou zijn van wederzijdse afhankelijkheid tussen Lelystad Platform en Giga Camel. Volgens Lelystad Platform is de plaatsing van de batterij noodzakelijk voor zijn voortbestaan en garandeert deze de continuering van zijn bedrijfsprocessen. Bovendien zal Giga Camel op secondebasis de productie en afname binnen het stelsel van verbindingen van aanvrager meten en met een software platform ervoor zorgen dat vraag en aanbod op elkaar worden afgestemd.
De ACM wijst het beroep op de a-grond af. De integratie ziet naar het oordeel van de ACM namelijk uitsluitend op “een geïntegreerde elektriciteitsvoorziening, maar niet op een nauwe verwevenheid van het bedrijfs- of productieproces van de gebruikers”. De ACM wijst de aanvraag vervolgens toe op basis van de b-grond, omdat het toekomstig net primair elektriciteit distribueert ten behoeve van Lelystad Platform.
3. Veolia Industriediensten
Op 2 november 2023 heeft de ACM een besluit gepubliceerd waarin zij beslist op de GDS-ontheffingsaanvraag van Veolia Industriediensten B.V. (‘Veolia’) Anders dan de vorige besluiten, wijst de ACM het verzoek van Veolia af. Veolia is eigenaar van een net op het Industriepark Kleefse Waard. Op het net zijn 32 afnemers aangesloten.
Veolia baseert haar aanvraag uitsluitend op de b-grond, namelijk dat het net primair elektriciteit transporteert ten behoeve van Veolia zelf. Hoewel Veolia de grootste gebruiker van het net is, transporteert dat net voor minder dan 50% ten behoeve van Veolia. De ACM wijst de aanvraag om die reden af.
De ACM heeft de b-grond tot op heden zo toegepast dat het net voor tenminste 50% transporteert ten behoeve van de aanvrager (het ‘kwantitatieve criterium’). In dit besluit voegt de ACM daaraan een tweede criterium aan toe. Een beroep op de ontheffingsgrond slaagt volgens de ACM pas als het elektriciteitsnet oorspronkelijk was ontwikkeld voor het eigen gebruik van de eigenaar van het net. Dit ‘kwalitatieve criterium’ ontleent de ACM aan de toelichting van de Europese Commissie op de GDS-bepaling uit de derde Elektriciteitsrichtlijn, die in de Nederlandse E-wet is geïmplementeerd. De ACM merkt op dat aan het kwalitatieve en het kwantitatieve criteria moet zijn voldaan, wil een beroep op de b-grond slagen.
Commentaar
Voor een beroep op de a-grond achtte de ACM in Lelystad Platform noodzakelijk dat de primaire bedrijfsprocessen van de gebruikers geïntegreerd zijn, terwijl zij in ECX lijkt te betogen dat het voldoende is dat bepaalde processen rondom het beheer en de exploitatie van het net zelf geïntegreerd zijn. De Europese Commissie lijkt genoegen te nemen met laatstgenoemde (soepelere) standaard. Wij vragen ons af waarom de ACM niet aansluit bij deze standaard. De GDS-ontheffing kan immers juist een middel zijn om de drempel te verlagen voor lokale integratie van energiesystemen en de energietransitie te versnellen. In dat licht is het ook opmerkelijk dat de ACM de b-grond strikter toepast, door de introductie van het ‘kwalitatieve criterium’ in het Veolia-besluit.
Wij vragen ons ten aanzien van de b-grond verder af of de 50%-norm van de ACM nog wel wenselijk is. Uit de genoemde toelichting van de Europese Commissie volgt een dergelijke kwantitatieve grens niet. Transport ‘primair ten behoeve van de aanvrager’ zou dus ook kunnen inhouden (zoals Veolia betoogt) dat de aanvrager de partij moet zijn die het grootste deel van de transportcapaciteit van het net gebruikt. Ook die benadering kan drempelverlagend werken voor energy hubs en andere lokale energieoplossingen.
Conclusie
Het gesloten distributiesysteem kan een belangrijke bijdrage leveren aan het beperken van netcongestie en de versnelling van de energietransitie. Slimme oplossingen zoals een energiehub moeten dus worden gestimuleerd. Een (te) strenge toets aan de voorwaarden voor een GDS-ontheffing is daarom niet wenselijk en hoeft ook niet van de Europese Commissie.