Blauw oog geeft recht op schadevergoeding

3 juli 2012, laatst geüpdatet 28 augustus 2024
GeschilTijdens een confrontatie tussen buren op een galerij van een flatgebouw heeft eiser twee klappen in het gezicht gekregen. Hierdoor ondervindt eiser naar eigen zeggen ‘ernstige pijn’ (lichamelijk letsel) en ‘angstgevoelens’ (geestelijk letsel). Eiser heeft vervolgens een verklaring voor recht gevorderd dat verweerders sub 1-6 (allen bewoners van de flat) in groepsverband onrechtmatig hebben gehandeld ex art. 6:166 BW.Rechtbank BredaDe rechtbank Breda heeft bij vonnis van 5 september 200...
In dit artikel
Geschil

Tijdens een confrontatie tussen buren op een galerij van een flatgebouw heeft eiser twee klappen in het gezicht gekregen. Hierdoor ondervindt eiser naar eigen zeggen ‘ernstige pijn’ (lichamelijk letsel) en ‘angstgevoelens’ (geestelijk letsel). Eiser heeft vervolgens een verklaring voor recht gevorderd dat verweerders sub 1-6 (allen bewoners van de flat) in groepsverband onrechtmatig hebben gehandeld ex art. 6:166 BW.

Rechtbank Breda

De rechtbank Breda heeft bij vonnis van 5 september 2007 de vordering van eiser afgewezen, omdat eiser zijn schade op geen enkele wijze aannemelijk had gemaakt.

Hof Den Bosch

Het hof Den Bosch heeft dit vonnis bij arrest van 26 oktober 2010 bekrachtigd. Aan alle eisen van art. 6:166 BW (onrechtmatig handelen in groepsverband) zou zijn voldaan, behalve dat de schade voor vergoeding in aanmerking zou komen. Het hof is van oordeel dat eiser het bestaan van een angststoornis niet heeft aangetoond, noch het causaal verband met het onrechtmatige groepshandelen. Bovendien had eiser geen gespecificeerd bewijsaanbod gedaan. Ten aanzien van het lichamelijk letsel heeft het hof opgemerkt dat een blauw oog te gering is om voor een smartengeldvergoeding in aanmerking te komen. Het hof heeft overwogen dat er geen plaats is voor een verwijzing naar een schadestaatprocedure.

Hoge Raad

Het cassatieberoep van eiser heeft zich vervolgens gericht tegen het oordeel van het hof dat eiser niet zou hebben aangetoond dat de schade die is geleden voor vergoeding in aanmerking zou komen.

Ten aanzien van het geestelijk letsel oordeelt de Hoge Raad in zijn arrest van 29 juni 2012 ( LJN: BW1519) dat dit inderdaad onvoldoende is onderbouwd. Ten aanzien van het lichamelijk letsel oordeelt de Hoge Raad in r.o. 3.4 echter dat aangezien het hof als vaststaand heeft aangemerkt de omstandigheid dat eiser een blauw oog heeft overgehouden aan de mishandeling – en dus lichamelijk letsel heeft opgelopen – eiser recht heeft op een, op grond van art. 6:106 lid 1 onder b BW naar billijkheid vast te stellen, schadevergoeding. Zonder nadere toelichting valt volgens de Hoge Raad niet in te zien waarom dit letsel te gering is om voor enige vergoeding in aanmerking te komen. Er volgt op dit punt verwijzing naar het hof Arnhem voor verdere behandeling en beslissing.

Gerelateerd