In het
arrest van 10 juli 2015 heeft de Hoge Raad nog eens bevestigd dat de billijkheidscorrectie van artikel 6:101 lid 1 BW doorwerkt in de regresverhouding tussen verzekeraars, op dezelfde manier als dat zou gelden in de verhouding tussen de verzekerden. Dat geldt ook als de billijkheidscorrectie verband houdt met subjectieve omstandigheden aan de zijde van de verzekerde.
Feiten en omstandigheden
In de zaak die aan het arrest ten grondslag ligt, ging het om het volgende. De bestuurder van een taxibusje remde plots af. De daarachter rijdende bromfietser botste vervolgens achterop het taxibusje. Ten gevolge van het ongeval heeft de bestuurder van de bromfiets een hoge dwarslaesie opgelopen.
Menzis is de ziektekostenverzekeraar van de bestuurder van de bromfiets. Menzis heeft de kosten van alle medische behandelingen van de bestuurder van de bromfiets betaald en zal deze in de toekomst ook betalen. Achmea was ten tijde van het ongeval de WAM-verzekeraar van het taxibusje.
Billijkheidscorrectie in regresverhouding verzekeraars
Menzis heeft Achmea aangesproken tot vergoeding van de volledige schade van de bestuurder van de bromfiets, alsmede tot vergoeding van de op grond van de polis gemaakte kosten.
Daarbij voerde Menzis aan dat zij (ook) tegenover Achmea op grond van de billijkheidscorrectie van artikel 6:101 BW een beroep kon doen op de subjectieve omstandigheden aan de zijde van de bestuurder van de bromfiets. Die subjectieve omstandigheden waren gelegen in de ernst van het letsel ten gevolge waarvan de bromfietser zijn hele leven rolstoelafhankelijk zal zijn. Gelet op de jeugdige leeftijd van de bromfietser is hij daardoor zwaar getroffen.
Volgens Achmea kon Menzis in hun onderlinge regresverhouding geen beroep doen op de subjectieve omstandigheden van de bestuurder van de bromfiets in het kader van de billijkheidscorrectie.
De rechtbank en het hof zijn van oordeel dat Menzis terecht een beroep heeft gedaan op de subjectieve omstandigheden van de bestuurder van de bromfiets. Het hof past een billijkheidscorrectie toe van 25% en komt tot de slotsom dat 65% van de schade voor rekening van de bestuurder van het taxibusje, dus Achmea, komt en 35% ten laste van Menzis blijft.
Hiertegen gaat Achmea in cassatie. Echter zonder succes. De Hoge Raad laat het oordeel van het hof in stand en oordeelt dat uitgangspunt is dat de billijkheidscorrectie van artikel 6:101 BW doorwerkt in de regresverhouding tussen verzekeraars, op dezelfde manier zoals deze zou gelden in de verhouding tussen de bestuurder van het taxibusje en de bestuurder van de bromfiets onderling. De Hoge Raad benadrukt nog eens dat dat ook geldt als de billijkheidscorrectie verband houdt met subjectieve omstandigheden aan de zijde de verzekerde.
Dat de regrespraktijk tussen verzekeraars zou zijn gebaseerd op objectieve modellen waarin geen rekening wordt gehouden met de subjectieve omstandigheden van de verzekerde, kan hieraan niet afdoen 1.
Conclusie
Kortom, de billijkheidscorrectie van artikel 6:101 lid 1 BW werkt door in de regresverhouding tussen verzekeraars. Dat geldt ook als de billijkheidscorrectie verband houdt met subjectieve omstandigheden aan de zijde van de verzekerde.
1 Dit blijkt ook al uit de eerdere arresten van 2 juni 1995 (NJ 1997, 700-702) en 5 december 1997 (NJ 1998, 400).
Feiten en omstandigheden
In de zaak die aan het arrest ten grondslag ligt, ging het om het volgende. De bestuurder van een taxibusje remde plots af. De daarachter rijdende bromfietser botste vervolgens achterop het taxibusje. Ten gevolge van het ongeval heeft de bestuurder van de bromfiets een hoge dwarslaesie opgelopen.
Menzis is de ziektekostenverzekeraar van de bestuurder van de bromfiets. Menzis heeft de kosten van alle medische behandelingen van de bestuurder van de bromfiets betaald en zal deze in de toekomst ook betalen. Achmea was ten tijde van het ongeval de WAM-verzekeraar van het taxibusje.
Billijkheidscorrectie in regresverhouding verzekeraars
Menzis heeft Achmea aangesproken tot vergoeding van de volledige schade van de bestuurder van de bromfiets, alsmede tot vergoeding van de op grond van de polis gemaakte kosten.
Daarbij voerde Menzis aan dat zij (ook) tegenover Achmea op grond van de billijkheidscorrectie van artikel 6:101 BW een beroep kon doen op de subjectieve omstandigheden aan de zijde van de bestuurder van de bromfiets. Die subjectieve omstandigheden waren gelegen in de ernst van het letsel ten gevolge waarvan de bromfietser zijn hele leven rolstoelafhankelijk zal zijn. Gelet op de jeugdige leeftijd van de bromfietser is hij daardoor zwaar getroffen.
Volgens Achmea kon Menzis in hun onderlinge regresverhouding geen beroep doen op de subjectieve omstandigheden van de bestuurder van de bromfiets in het kader van de billijkheidscorrectie.
De rechtbank en het hof zijn van oordeel dat Menzis terecht een beroep heeft gedaan op de subjectieve omstandigheden van de bestuurder van de bromfiets. Het hof past een billijkheidscorrectie toe van 25% en komt tot de slotsom dat 65% van de schade voor rekening van de bestuurder van het taxibusje, dus Achmea, komt en 35% ten laste van Menzis blijft.
Hiertegen gaat Achmea in cassatie. Echter zonder succes. De Hoge Raad laat het oordeel van het hof in stand en oordeelt dat uitgangspunt is dat de billijkheidscorrectie van artikel 6:101 BW doorwerkt in de regresverhouding tussen verzekeraars, op dezelfde manier zoals deze zou gelden in de verhouding tussen de bestuurder van het taxibusje en de bestuurder van de bromfiets onderling. De Hoge Raad benadrukt nog eens dat dat ook geldt als de billijkheidscorrectie verband houdt met subjectieve omstandigheden aan de zijde de verzekerde.
Dat de regrespraktijk tussen verzekeraars zou zijn gebaseerd op objectieve modellen waarin geen rekening wordt gehouden met de subjectieve omstandigheden van de verzekerde, kan hieraan niet afdoen 1.
Conclusie
Kortom, de billijkheidscorrectie van artikel 6:101 lid 1 BW werkt door in de regresverhouding tussen verzekeraars. Dat geldt ook als de billijkheidscorrectie verband houdt met subjectieve omstandigheden aan de zijde van de verzekerde.
1 Dit blijkt ook al uit de eerdere arresten van 2 juni 1995 (NJ 1997, 700-702) en 5 december 1997 (NJ 1998, 400).
Gerelateerd
Verzekering