De billijke vergoeding in hoger beroep als alternatief voor herstel van de arbeidsovereenkomst

2 juli 2018, laatst geüpdatet 28 augustus 2024
De Hoge Raad heeft op 8 juni 2018 opnieuw een uitspraak gedaan over de billijke vergoeding. Wanneer in hoger beroep blijkt dat een arbeidsovereenkomst ten onrechte is ontbonden of opgezegd, kan de rechter in hoger beroep de werkgever veroordelen tot herstel van de arbeidsovereenkomst of betaling van een billijke vergoeding aan werknemer. In het arrest heeft de Hoge Raad zich uitgelaten over de vraag of de appelrechter beide achterwege kan laten (dus noch de arbeidsovereenkomst herstellen, noch een billijke vergoeding toekennen) en hoe de omvang van de billijke vergoeding moet worden bepaald.
Aletha Dera-ten Bokum
Aletha Dera-ten Bokum
Advocaat - Associate Partner
In dit artikel

De Hoge Raad heeft op 8 juni 2018 opnieuw een uitspraak gedaan over de billijke vergoeding. Wanneer in hoger beroep blijkt dat een arbeidsovereenkomst ten onrechte is ontbonden of opgezegd, kan de rechter in hoger beroep de werkgever veroordelen tot herstel van de arbeidsovereenkomst of betaling van een billijke vergoeding aan werknemer. In het arrest heeft de Hoge Raad zich uitgelaten over de vraag of de appelrechter beide achterwege kan laten (dus noch de arbeidsovereenkomst herstellen, noch een billijke vergoeding toekennen) en hoe de omvang van de billijke vergoeding moet worden bepaald.

Wat waren de feiten?

Werknemer was in dienst bij twee verschillende werkgevers. Werknemer werkte bij werkgeefster als schoonmaker en daarnaast fulltime bij Securitas als beveiliger. Eind 2014 heeft werknemer zich zowel bij werkgeefster als bij Securitas ziek gemeld met psychische klachten. De bedrijfsarts van werkgeefster heeft werknemer enige tijd later geschikt geacht voor eigen werk bij werkgeefster, terwijl de bedrijfsarts van Securitas werknemer ongeschikt achtte voor eigen werk bij Securitas. Werkgeefster heeft van werknemer meerdere keren verlangd dat hij zijn werk zou hervatten. Toen werknemer dit bleef weigeren, omdat hij zich daartoe niet in staat achtte, heeft werkgeefster de kantonrechter gevraagd de arbeidsovereenkomst te ontbinden. De kantonrechter heeft de arbeidsovereenkomst ontbonden vanwege verwijtbaar handelen van werknemer en aan werknemer € 2.365,- bruto toegekend ter zake van de transitievergoeding. Werknemer heeft hoger beroep ingesteld met het verzoek werkgever primair te veroordelen tot herstel van de arbeidsovereenkomst en subsidiair te veroordelen tot toekenning aan werknemer van een billijke vergoeding van € 50.000,-. Het hof heeft geoordeeld dat de arbeidsovereenkomst in eerste aanleg niet ontbonden had mogen worden. Werknemer heeft zich niet schuldig gemaakt aan (ongegronde) werkweigering. Desalniettemin heeft het hof zowel het primaire als het subsidiaire verzoek van werknemer afgewezen. Werkgever is door het hof dus niet veroordeeld tot herstel van de arbeidsovereenkomst, noch tot betaling van een billijke vergoeding. Daarop is werknemer naar de Hoge Raad gestapt.

Oordeel van de Hoge Raad

Volgens werknemer moet een appelrechter die oordeelt dat de arbeidsovereenkomst in eerste aanleg niet ontbonden had mogen worden en die afziet van een bevel tot herstel van de arbeidsovereenkomst een billijke vergoeding toekennen op grond van artikel 7:683, derde lid, BW. De Hoge Raad oordeelt dat de appelrechter bevoegd is om in voorkomend geval geen billijke vergoeding toe te kennen. Kort en goed: de rechter in hoger beroep kan herstel van de arbeidsovereenkomst en toekenning van een billijke vergoeding beide achterwege laten.

Verder heeft de Hoge Raad duidelijkheid gegeven over de omstandigheden waarmee rekening moet worden gehouden bij het bepalen van de billijke vergoeding ex artikel 7:683 BW. Anders dan bij andere op grond van de WWZ toe te kennen billijke vergoedingen, is voor toekenning van een billijke vergoeding op grond van artikel 7:683 lid 3 BW niet noodzakelijk dat sprake is van ernstig verwijtbaar handelen van de werkgever. De Hoge Raad stelt daarom voorop dat de billijke vergoeding van artikel 7:683 BW een alternatief is voor herstel van de arbeidsovereenkomst. Volgens de Hoge Raad ligt daarom in de rede dat de appelrechter bij de bepaling van de hoogte van een op de voet van die bepaling toe te kennen billijke vergoeding de gevolgen voor werknemer van het verlies van de arbeidsovereenkomst betrekt. Deze gevolgen worden naar hun aard mede bepaald door, zoals het hof het heeft uitgedrukt, de ‘waarde’ die de arbeidsovereenkomst voor de werknemer had. Daarnaast moet de appelrechter, aldus de Hoge Raad, bij het vaststellen van een billijke vergoeding op de voet van artikel 7:683 lid 3 BW ook de overige omstandigheden van het geval in aanmerking nemen. Eén van die omstandigheden is de (mate van) eventuele verwijtbaarheid van het handelen of nalaten van de werkgever. Volgens de Hoge Raad kunnen bij het vaststellen van een billijke vergoeding op de voet van artikel 7:683 lid 3 BW ook de overige gezichtspunten uit het New Hairstyle arrest toepassing vinden. De gezichtspunten uit dat arrest heeft mijn collega hier besproken.

Wat is uit deze uitspraak af te leiden?

Het is voor werkgevers van groot belang om bij ontslag van een werknemer de geldende wet- en regelgeving in acht te nemen. Als de wettelijke regels niet worden gevolgd, kan dit verregaande consequenties hebben. Gevolg kan zijn dat de betreffende werknemer nooit uit dienst is geweest of terug in dienst genomen moet worden. Ander gevolg kan zijn dat het dienstverband weliswaar geëindigd is (en blijft), maar dat werkgever een billijke vergoeding moet betalen. Er zijn verschillende soorten billijke vergoeding. Voor bepaling van de hoogte van de billijke vergoeding in hoger beroep gelden dezelfde gezichtspunten als in eerste aanleg. Voor bepaling van de hoogte spelen de persoonlijke situatie van de werknemer en alle omstandigheden van het geval een rol. De appelrechter die afziet van een bevel tot herstel van de arbeidsovereenkomst kan een billijke vergoeding achterwege laten.

Gerelateerd

Raad van State niet overtuigd van Wet VBAR: ‘fundamentele hervormingen ontbreken’

De afdeling Advisering van de Raad van State (hierna: “de Raad”) heeft stevige kritiek geuit op het wetsvoorstel Wet Verduidelijking Beoordeling...

Belastingdienst publiceert kader voor beoordeling arbeidsrelaties per 1 januari a.s.!

De Belastingdienst heeft eind vorige week het document Toelichting Beoordeling Arbeidsrelaties gepubliceerd. Hierin verduidelijkt de Belastingdienst de...

Klokkenluider of schender van bedrijfsgeheimen en privacyrechten? Wat werkgevers moeten weten en doen

Goed omgaan met meldingen en acties van werknemers die (mogelijk) klokkenluider zijn, is complex. Dit illustreert een recente uitspraak van gerechtshof Den...

PensioenPost #15 – Werkzaamheid valt onder de werkingssfeer van Bpf MITT maar maatstaven van redelijkheid en billijkheid staan een verplichtstelling in de weg

Het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch heeft recent uitspraak gedaan in een aansluitingsdiscussie met het bedrijfstakpensioenfonds MITT. In deze uitspraak ging het...

NIEUWE VERSIE WET VERDUIDELIJKING BEOORDELING ARBEIDSRELATIES EN RECHTSVERMOEDEN: van ABC naar WZOP

De belangrijkste wijzigingen van de op 3 juli gepubliceerde (herziende) Wet VBAR (Wet Verduidelijking Beoordeling Arbeidsrelaties en Rechtsvermoeden)

PensioenPost #14 – Voortgangsrapportage monitoring Wet toekomst pensioenen

Op 1 juli 2023 trad de Wet toekomst pensioenen (Wtp) in werking, waarmee de formele start van de transitie naar een nieuw pensioenstelsel werd ingeluid.
No posts found