Eerder schreven wij op
deze pagina een artikel over de onteigening ten behoeve van de Scheller en Oldeneler Buitenwaarde. In die procedure was aan de orde de onteigening van een zandwinplas en een weg met berm, die van de dijk naar een in de uiterwaard gelegen boerderij liep. Uit een vonnis in kort geding van
20 september 2016 blijkt dat er nog grote onduidelijkheid bestaat over de toekomstige bereikbaarheid van de boerderij, nu de weg is onteigend.
Casus
In de onteigeningsprocedure heeft de rechtbank de onteigening uitgesproken van een aantal percelen grond, waarop onder andere een toegangsweg lag, die diende om een in de uiterwaarde gelegen boerderij te kunnen bereiken.
Tijdens de voorlopige plaatsopneming (descente) op 23 november 2012 heeft de Staat – zoals gebruikelijk is – een nota voor deskundigen overgelegd. In de nota stond (o.a.):
“Voor de nieuwe situatie was aanvankelijk een ontsluiting voor de woning opgenomen via een brug over de zuidelijke overlaat. Op verzoek van de eigenaar heeft de raad van de gemeente Zwolle door middel van een amendement de Programmadirectie Ruimte voor de Rivier opdracht gegeven om in overleg met de eigenaar een alternatieve ontsluiting te onderzoeken. Als realisator van de maatregel heeft vervolgens het Waterschap Groot Salland het overleg met de eigenaar gevoerd. In dit overleg is recentelijk besloten een alternatieve ontsluiting via een brug direct richting de Schellerdijk te realiseren, mits hiervoor een (project)omgevingsvergunning wordt verleend.”
Vervolgens is verder geprocedeerd over de hoogte van de aan de eigenaar toekomende schadeloosstelling. Waar de Staat een voorschot op de schadeloosstelling had voldaan van € 334.000,-, oordeelde de rechtbank in februari 2014 dat een bedrag van € 732.500,- moest worden voldaan. In cassatie is dit vonnis onderuit gegaan, zodat hierover het laatste woord nog niet is gezegd.
Intussen heeft het Waterschap Groot Salland in mei 2015 in opdracht van de Staat een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het project “Oeververbinding Scheller-Oldeneler buitenwaarden” bij (het college van burgemeester en wethouders van) de gemeente Zwolle ingediend. Uit het aanvraagformulier blijkt dat de totale projectkosten op € 1.700.000,00 (excl. BTW) worden geschat.
Nog geen twee weken nadat de Hoge Raad – op 25 september 2015 - het cassatieberoep van de eigenaar gegrond heeft verklaard, waardoor de schadeloosstelling waarschijnlijk fors omhoog zal moeten worden bijgesteld, komt de Staat tot een gewijzigd financieel inzicht met betrekking tot de aan te leggen brug. Op 7 oktober 2015 deelt de Staat de eigenaar mee dat er geen brug wordt aangelegd, vanwege de hoge kosten. Op verzoek van de Staat heeft het Waterschap in april 2016 de aanvraag om de omgevingsvergunning ingetrokken.
Kort geding
De eigenaar vreest dat zijn woning in de uiterwaarden (te) vaak onbereikbaar zal worden doordat geen brug zal worden aangelegd. Hij vordert bij de voorzieningenrechter (o.a) dat de Staat wordt bevolen om alsnog gelden ter beschikking te stellen voor de aanleg van de brug.
De voorzieningenrechter overweegt – samengevat – dat niet in geschil was dat de bouw van de brug een serieuze optie was, maar dat niet vast staat dat door de staat ‘definitieve’ toezeggingen zijn gedaan en ook niet dat de mededelingen van het Waterschap aan de Staat kunnen worden toegerekend. Bovendien is de voorzieningenrechter van oordeel dat, voor zover een rechtens afdwingbare toezegging zou zijn gedaan om de brug te realiseren, dat in redelijkheid niet kan worden gevergd dat die gestand wordt gedaan. Daartoe is doorslaggevend dat er ook andere – goedkopere – mogelijkheden zijn om het perceel van eiser circa 353 dagen per jaar bereikbaar te houden en dat het Waterschap – op kosten van de Staat – eiser een vergoeding heeft betaald om voor de resterende dagen een boot te kopen.
De vorderingen van eiser worden afgewezen, het definitieve oordeel is aan de bodemrechter.
Commentaar
Wij vinden de uitspraak van de voorzieningenrechter bepaald opmerkelijk. Met name het feit dat de voorzieningenrechter oordeelt dat zelfs als de Staat heeft toegezegd de brug te realiseren, hij daarvan nu terug mag komen, roept vragen op. Uit de uitspraak blijkt dat in 2008 al bekend was dat dat het aanpassen van de overlaat (de goedkopere optie) die eiser nu gebruikt ook een optie zou zijn. De in geschil zijnde toezeggingen zouden zijn gedaan ten tijde van de onteigening, eind 2012. Het spreekt voor zich – en dat blijkt ook uit het feit dat de brug in de nota voor deskundigen van de Staat is opgenomen – dat de bereikbaarheid van het overblijvende perceel van de onteigende (aanzienlijke) invloed heeft op de onteigeningsschadelooostelling. De Staat heeft zelfs nog aangeboden de boerderij van de onteigende ook te verwerven.
Pas nadat de schadeloosstellingsprocedure bij de rechtbank al lang en breed is afgelopen, komt de Staat tot het gewijzigde inzicht dat de brug toch te duur is. Extra wrang lijkt het dat de Staat dat mededeelt vlak nadat de eigenaar bij de Hoge Raad grotendeels gelijk heeft gekregen, en de Staat hem naar alle waarschijnlijkheid een veel hogere vergoeding zal moeten voldoen.
Uit de uitspraak blijkt in ieder geval dat het van groot belang is om nadere afspraken, bijvoorbeeld op het punt van de bereikbaarheid van het overblijvende, goed vast te leggen. Dat kan bijvoorbeeld in het proces verbaal van de descente of beter nog in een bijkomend aanbod. De rechter kan de onteigenende partij dan in het onteigeningsvonnis veroordelen om de bijkomende aanbiedingen gestand te doen. Indien de onteigenaar weigert om harde afspraken te maken of bijkomende aanbiedingen te doen is het aan de onteigende om zijn knopen te tellen, en in de onteigeningsprocedure aanspraak te maken op aanvullende vergoedingen.
Heeft u vragen over onteigening? Belt of mailt u met Hanna Zeilmaker of Joske Hagelaars, advocaten bij Dirkzwager
Casus
In de onteigeningsprocedure heeft de rechtbank de onteigening uitgesproken van een aantal percelen grond, waarop onder andere een toegangsweg lag, die diende om een in de uiterwaarde gelegen boerderij te kunnen bereiken.
Tijdens de voorlopige plaatsopneming (descente) op 23 november 2012 heeft de Staat – zoals gebruikelijk is – een nota voor deskundigen overgelegd. In de nota stond (o.a.):
“Voor de nieuwe situatie was aanvankelijk een ontsluiting voor de woning opgenomen via een brug over de zuidelijke overlaat. Op verzoek van de eigenaar heeft de raad van de gemeente Zwolle door middel van een amendement de Programmadirectie Ruimte voor de Rivier opdracht gegeven om in overleg met de eigenaar een alternatieve ontsluiting te onderzoeken. Als realisator van de maatregel heeft vervolgens het Waterschap Groot Salland het overleg met de eigenaar gevoerd. In dit overleg is recentelijk besloten een alternatieve ontsluiting via een brug direct richting de Schellerdijk te realiseren, mits hiervoor een (project)omgevingsvergunning wordt verleend.”
Vervolgens is verder geprocedeerd over de hoogte van de aan de eigenaar toekomende schadeloosstelling. Waar de Staat een voorschot op de schadeloosstelling had voldaan van € 334.000,-, oordeelde de rechtbank in februari 2014 dat een bedrag van € 732.500,- moest worden voldaan. In cassatie is dit vonnis onderuit gegaan, zodat hierover het laatste woord nog niet is gezegd.
Intussen heeft het Waterschap Groot Salland in mei 2015 in opdracht van de Staat een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het project “Oeververbinding Scheller-Oldeneler buitenwaarden” bij (het college van burgemeester en wethouders van) de gemeente Zwolle ingediend. Uit het aanvraagformulier blijkt dat de totale projectkosten op € 1.700.000,00 (excl. BTW) worden geschat.
Nog geen twee weken nadat de Hoge Raad – op 25 september 2015 - het cassatieberoep van de eigenaar gegrond heeft verklaard, waardoor de schadeloosstelling waarschijnlijk fors omhoog zal moeten worden bijgesteld, komt de Staat tot een gewijzigd financieel inzicht met betrekking tot de aan te leggen brug. Op 7 oktober 2015 deelt de Staat de eigenaar mee dat er geen brug wordt aangelegd, vanwege de hoge kosten. Op verzoek van de Staat heeft het Waterschap in april 2016 de aanvraag om de omgevingsvergunning ingetrokken.
Kort geding
De eigenaar vreest dat zijn woning in de uiterwaarden (te) vaak onbereikbaar zal worden doordat geen brug zal worden aangelegd. Hij vordert bij de voorzieningenrechter (o.a) dat de Staat wordt bevolen om alsnog gelden ter beschikking te stellen voor de aanleg van de brug.
De voorzieningenrechter overweegt – samengevat – dat niet in geschil was dat de bouw van de brug een serieuze optie was, maar dat niet vast staat dat door de staat ‘definitieve’ toezeggingen zijn gedaan en ook niet dat de mededelingen van het Waterschap aan de Staat kunnen worden toegerekend. Bovendien is de voorzieningenrechter van oordeel dat, voor zover een rechtens afdwingbare toezegging zou zijn gedaan om de brug te realiseren, dat in redelijkheid niet kan worden gevergd dat die gestand wordt gedaan. Daartoe is doorslaggevend dat er ook andere – goedkopere – mogelijkheden zijn om het perceel van eiser circa 353 dagen per jaar bereikbaar te houden en dat het Waterschap – op kosten van de Staat – eiser een vergoeding heeft betaald om voor de resterende dagen een boot te kopen.
De vorderingen van eiser worden afgewezen, het definitieve oordeel is aan de bodemrechter.
Commentaar
Wij vinden de uitspraak van de voorzieningenrechter bepaald opmerkelijk. Met name het feit dat de voorzieningenrechter oordeelt dat zelfs als de Staat heeft toegezegd de brug te realiseren, hij daarvan nu terug mag komen, roept vragen op. Uit de uitspraak blijkt dat in 2008 al bekend was dat dat het aanpassen van de overlaat (de goedkopere optie) die eiser nu gebruikt ook een optie zou zijn. De in geschil zijnde toezeggingen zouden zijn gedaan ten tijde van de onteigening, eind 2012. Het spreekt voor zich – en dat blijkt ook uit het feit dat de brug in de nota voor deskundigen van de Staat is opgenomen – dat de bereikbaarheid van het overblijvende perceel van de onteigende (aanzienlijke) invloed heeft op de onteigeningsschadelooostelling. De Staat heeft zelfs nog aangeboden de boerderij van de onteigende ook te verwerven.
Pas nadat de schadeloosstellingsprocedure bij de rechtbank al lang en breed is afgelopen, komt de Staat tot het gewijzigde inzicht dat de brug toch te duur is. Extra wrang lijkt het dat de Staat dat mededeelt vlak nadat de eigenaar bij de Hoge Raad grotendeels gelijk heeft gekregen, en de Staat hem naar alle waarschijnlijkheid een veel hogere vergoeding zal moeten voldoen.
Uit de uitspraak blijkt in ieder geval dat het van groot belang is om nadere afspraken, bijvoorbeeld op het punt van de bereikbaarheid van het overblijvende, goed vast te leggen. Dat kan bijvoorbeeld in het proces verbaal van de descente of beter nog in een bijkomend aanbod. De rechter kan de onteigenende partij dan in het onteigeningsvonnis veroordelen om de bijkomende aanbiedingen gestand te doen. Indien de onteigenaar weigert om harde afspraken te maken of bijkomende aanbiedingen te doen is het aan de onteigende om zijn knopen te tellen, en in de onteigeningsprocedure aanspraak te maken op aanvullende vergoedingen.
Heeft u vragen over onteigening? Belt of mailt u met Hanna Zeilmaker of Joske Hagelaars, advocaten bij Dirkzwager