Recent kreeg een inschrijver van de rechter de deksel op zijn neus omdat hij zelfstandig een kort geding aanhangig had gemaakt, terwijl hij tezamen met een ander (in combinatie) had ingeschreven (Rb.Leeuwarden 29 juli 2010; LJN: BN2970).
Rechtspraak is wisselend
Het spreekt voor zich dat deze uitspraak voor de procespraktijk interessant is, niet op de laatste plaats omdat bijvoorbeeld de voorzieningenrechter van de rechtbank Middelburg in een eerdere uitspraak (13 februari 2009; LJN: WJ1373) een ander rechtsoordeel lijkt te zijn toegedaan. In die zaak werd namelijk ook slechts door één van de combinanten een kort geding aanhangig gemaakt, waarbij de voorzieningenrechter (toch) van oordeel was dat deze partij ontvankelijk was omdat hij werd geacht een vertegenwoordiger te zijn van de gehele combinatie.
Het moge duidelijk zijn dat een combinatie er zekerheidshalve verstandig aan doet een eventueel kort geding namens alle combinanten aanhangig te maken.
De zaak in het kort
Op een Europese aanbesteding van een opdracht voor gladheidbestrijding hadden de bedrijven A en B in combinatie ingeschreven. Tegen de afwijzing van hun inschrijving had echter alleen A een kort geding aanhangig gemaakt. Ter zitting heeft A nog een machtiging overgelegd van B die ertoe strekt dat A gemachtigd is om al het nodige te doen en namens haar op te treden in het kader van de onderhavige aanbesteding. De voorzieningenrechter Leeuwarden is echter van oordeel dat “
indien er mede namens een ander wordt geprocedeerd, zulks reeds in de dagvaarding vermeld moet staan, hetgeen in het onderhavige geval niet is gebeurd. Dit verzuim kan niet meer hangende de procedure – te zitting – via een eisverandering met een alsnog overgelegde machtiging worden hersteld.”
Rechtspraak is wisselend
Het spreekt voor zich dat deze uitspraak voor de procespraktijk interessant is, niet op de laatste plaats omdat bijvoorbeeld de voorzieningenrechter van de rechtbank Middelburg in een eerdere uitspraak (13 februari 2009; LJN: WJ1373) een ander rechtsoordeel lijkt te zijn toegedaan. In die zaak werd namelijk ook slechts door één van de combinanten een kort geding aanhangig gemaakt, waarbij de voorzieningenrechter (toch) van oordeel was dat deze partij ontvankelijk was omdat hij werd geacht een vertegenwoordiger te zijn van de gehele combinatie.
Het moge duidelijk zijn dat een combinatie er zekerheidshalve verstandig aan doet een eventueel kort geding namens alle combinanten aanhangig te maken.
Gerelateerd
Aanbesteding