Berusting

6 april 2017, laatst geüpdatet 1 november 2024
Op 10 maart 2017 heeft de Hoge Raad een interessant arrest gewezen over berusting. In die zaak procedeerden partijen over de vraag of Fugro als beursvennootschap ertoe gehouden is om gevolg te geven aan het verzoek van Boskalis om het door laatstgenoemde aangedragen agendapunt over de onmiddellijke beëindiging van Fugro’s Antilliaanse beschermingsconstructie en de daarbij gegeven toelichting, ter (informele) stemming op te nemen in de agenda van de eerstvolgende algemene vergadering van aande...
Steven Effting
Steven Effting
Advocaat - Senior
In dit artikel
Op 10 maart 2017 heeft de Hoge Raad een interessant arrest gewezen over berusting. In die zaak procedeerden partijen over de vraag of Fugro als beursvennootschap ertoe gehouden is om gevolg te geven aan het verzoek van Boskalis om het door laatstgenoemde aangedragen agendapunt over de onmiddellijke beëindiging van Fugro’s Antilliaanse beschermingsconstructie en de daarbij gegeven toelichting, ter (informele) stemming op te nemen in de agenda van de eerstvolgende algemene vergadering van aandeelhouders.

De voorzieningenrechter heeft de op het vorenstaande gerichte vordering van Boskalis afgewezen. Het hof heeft het vonnis van de voorzieningenrechter bekrachtigd. Boskalis heeft cassatieberoep ingesteld van het arrest van het hof. Fugro stelt dat het cassatieberoep van Boskalis niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat Boskalis in de uitspraak van het gerechtshof zou hebben berust. Fugro onderbouwt dit standpunt door te wijzen op een persbericht van ABM Financial News (verder: ABM) waarin de volgende uitspraak van een woordvoerder van Boskalis geciteerd wordt:

Het is een duidelijke uitspraak en wij leggen ons daar nu bij neer. We gaan niet in cassatie en zijn nu klaar met de rechtsgang’.

De Hoge Raad moet in deze zaak in feite beantwoorden of een uitspraak gepubliceerd in een publicatieblad kan worden gezien als een mededeling waaruit blijkt dat een partij berust in een uitspraak.

Berusting

Berusting kan aan de orde zijn wanneer een partij aan zijn wederpartij te kennen geeft dat hij zich bij een rechterlijke uitspraak neerlegt en daarmee afstand doet van het recht om tegen die uitspraak een rechtsmiddel in te stellen. Wanneer een partij berust in een uitspraak kan vervolgens niet in hoger beroep of cassatie worden gegaan. Berusting is een eenzijdige rechtshandling die gericht is tot de wederpartij. De Hoge Raad heeft volgens vaste jurisprudentie onder meer het volgende overwogen over berusting: ‘Van berusting kan slechts sprake zijn indien de in het ongelijk gestelde partij na de uitspraak jegens de wederpartij heeft verklaard dat zij zich bij de uitspraak neerlegt of een houding heeft aangenomen waaruit dit in het licht van de omstandigheden van het geval ondubbelzinnig blijkt’.

Advocaat-Generaal Timmerman stelt in zijn conclusie bij Boskalis/Fugro: ‘ Er moet sprake zijn van een op rechtsgevolg gerichte wil die zich door een verklaring heeft geopenbaard (…) waarbij de wederpartij die de verklaring of gedraging heeft opgevat overeenkomstig de zin die hij daaraan onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijs mocht toekennen wordt beschermd (…).’

Een tot een bepaalde persoon gerichte verklaring moet, om haar werking te hebben, die persoon hebben bereikt. Als niet voldaan wordt aan deze voorwaarde dan heeft de eenzijdige gerichte rechtshandeling dus geen werking en kan van berusting geen sprake zijn. Berusting kan ook blijken uit gedragingen, en dus niet enkel uit uitlatingen. Aan de hand van de omstandigheden van het geval moet dan bepaald worden of sprake is van berusting. Ook hierbij blijft gelden dat sprake moet zijn van gedragingen jegens de wederpartij.

Wil en verklaring en het gerechtvaardigd vertrouwen

De Hoge Raad overweegt in Boskalis/Fugro: ‘ Indien de wederpartij van de in het ongelijk gestelde partij uit diens uitingen heeft afgeleid en in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs heeft mogen afleiden dat deze op ondubbelzinnige wijze haar wil om in de uitspraak te berusten tot uitdrukking heeft gebracht, kan jegens die wederpartij op het ontbreken van die wil geen beroep worden gedaan (…).

Men kan zich allereerst afvragen of de uitspraak van de woordvoerder van Boskalis wel een verklaring is die een op rechtsgevolg gerichte wil heeft geopenbaard. A-G Timmerman stelt dat er een verklaring was geplaatst op www.deaandeelhouder.nl, waar de woordvoerder van Boskalis stelt dat Boskalis zal berusten in de uitspraak, maar ook dat zij zich zal ‘beraden op haar positie’. Dit leidt tot twijfel over de daadwerkelijke wil van Boskalis, waardoor het niet voor de hand ligt om aan te nemen dat Boskalis een ondubbelzinnige positie met betrekking tot berusting heeft aangenomen. De Hoge Raad oordeelt in het verlengde daarvan dat van gerechtvaardigd vertrouwen ook geen sprake kan zijn.

De tot de wederpartij gerichte verklaring

De Hoge Raad overweegt: ‘Het (…) vereiste dat de in het ongelijk gestelde partij na de uitspraak jegens de wederpartij heeft verklaard dat zij zich bij de uitspraak neerlegt, vergt dat sprake is van een tot die wederpartij gerichte verklaring (…). Een tot een derde gerichte mededeling levert geen berusting op (…). De mededeling van [betrokkene] aan ABM Financial News was niet een tot de wederpartij Fugro gerichte verklaring. Met die mededeling heeft Boskalis dan ook niet jegens Fugro te kennen gegeven dat zij zich bij de uitspraak van het hof neerlegt. De omstandigheid dat de mededeling van [betrokkene] is geplaatst op de website van ABM Financial News, hetgeen ertoe heeft geleid dat belangstellenden – onder wie Fugro – daarvan hebben kennisgenomen, maakt dit niet anders.’

De volgende vraag is of het wel gaat om een tot een bepaalde persoon gerichte verklaring. Het zou te ver gaan om aan te nemen dat dit ook zou kunnen betekenen dat een verklaring gericht tot een niet-specifieke groep mensen (in casu feitelijk aan iedereen die het ABM leest) hieronder valt. De mededeling in het publicatieblad is niet specifiek gericht aan de wederpartij, al kan Fugro wel onder de lezers van ABM vallen. A-G Timmerman verwijst in zijn conclusie nog naar een tweetal ( 1, 2) uitspraken van het gerechtshof Den Haag, waarin geoordeeld werd dat een mededeling op de eigen website op zichzelf niet tot berusting leidt. De Hoge Raad oordeelt dat geen sprake is van een eenzijdig gerichte verklaring, omdat de mededeling is gedaan aan een derde.

De houding van Boskalis en omstandigheden van het geval

De Hoge Raad overweegt: ‘Evenmin doet zich in dit geval de (…) situatie voor dat Boskalis jegens Fugro een houding heeft aangenomen waaruit in het licht van de omstandigheden van het geval ondubbelzinnig blijkt dat Boskalis zich bij de uitspraak neerlegt. De enkele mededeling van [betrokkene] aan ABM Financial News volstaat daartoe niet, en deze mededeling heeft niet geleid tot nadere contacten tussen Boskalis en Fugro over de betekenis daarvan.’

Als laatste is de vraag of Fugro uit gedragingen van Boskalis een ondubbelzinnige wil tot berusting heeft kunnen afleiden. De Hoge Raad oordeelt van niet, omdat de enige gedraging de mededeling was en dit op zichzelf niet genoeg is om van berusting te kunnen spreken.

Conclusie

Het beroep op niet-ontvankelijkheid van het cassatieberoep wordt door de Hoge Raad verworpen. Het moge duidelijk zijn dat de Hoge Raad niet al te snel zal aannemen dat sprake is van berusting. Vooral het vereiste dat sprake moet zijn van een eenzijdig gerichte rechtshandeling aan de wederpartij wordt vrij strikt toegepast. De conclusie die we uit dit arrest kunnen trekken is dat een mededeling in een publicatieblad op zichzelf in ieder geval geen berusting tot gevolg zal hebben.