Beroepsaansprakelijkheid advocaten: aansprakelijkheid jegens derden?

30 januari 2020, laatst geüpdatet 28 augustus 2024
In beginsel hoeft een advocaat bij het verlenen van zijn diensten niet zonder meer rekening te houden met mogelijke belangen van derden. Een advocaat heeft de gerechtvaardigde belangen van zijn cliënt te behartigen en is partijdig. Niettemin kunnen zich omstandigheden voordoen waarin een advocaat rekening dient te houden met hem bekende of redelijkerwijs kenbare, gerechtvaardigde belangen van derden. De Hoge Raad liet zich hier begin 2020 (nader) over uit.
In dit artikel

Hoofdvraag


Samengevat weergegeven gaat het over de vraag of de advocaat van twee inmiddels gefailleerde vennootschappen aansprakelijk is voor schade die (i) deze vennootschappen en (ii) hun (gezamenlijke) schuldeisers hebben geleden. De schade zou zijn geleden doordat de verkoopopbrengst van een vliegtuig van die twee vennootschappen niet aan de schuldeisers, maar aan een gelieerde derde vennootschap is betaald, terwijl die laatste vennootschap geen verhaal biedt.

Het oordeel van de Hoge Raad – maatstaf voor aansprakelijkheid jegens derden

In cassatie gaat het hoofdzakelijk over de norm die jegens derden (in dit geval de schuldeisers van de cliënt) in acht zou moeten worden genomen. Samengevat is de vraag in hoeverre van een advocaat kan worden gevergd dat hij uit eigen beweging onderzoekt of aan een opgedragen handeling nadelen zijn verbonden voor derden (schuldeisers van zijn cliënt), ook bij gebrek aan concrete aanwijzingen of wetenschap van de advocaat van dergelijke (mogelijke) nadelen.
De Hoge Raad oordeelt daarover als volgt:

“Onder omstandigheden kan een advocaat gehouden zijn bij zijn dienstverlening aan de cliënt rekening te houden met hem bekende of redelijkerwijs kenbare, gerechtvaardigde belangen van derden die in voor hen nadelige zin zouden kunnen worden geraakt door het (voorgenomen) handelen of nalaten waarop zijn dienstverlening betrekking heeft. Indien een advocaat weet, of redelijkerwijs behoort te begrijpen dat sprake is van zodanige belangen en dat de betrokken derden door een (voorgenomen) handelen of nalaten op onaanvaardbare wijze in die belangen zouden kunnen worden geschaad, dient hij zijn dienstverlening aan de cliënt daarop af te stemmen. Daarbij valt te denken aan het ontraden van een voorgenomen transactie, of het waarschuwen van de cliënt voor de daaraan, in verband met de betrokken belangen van derden, verbonden risico’s.”

Daarbij overweegt de Hoge Raad dat hierbij van belang is dat een advocaat mag afgaan op de juistheid van de hem door de cliënt verstrekte gegevens zolang in redelijkheid aanwijzingen van het tegendeel ontbreken (en verwijst daarbij naar art. 7.2 lid 1 Verordening op de advocatuur en de daarbij behorende toelichting). Uit laatstgenoemde toelichting volgt onder andere dat (in het licht van het voorgaande) een advocaat in het algemeen geen onderzoeksplicht heeft.

De A-G formuleert het nog stelliger: “[…] Aansprakelijkheid van een advocaat jegens derden is echter uitzonderlijk. […]”. Wat de A-G betreft geldt er terughoudendheid bij het aannemen van aansprakelijkheid van een advocaat jegens derden. Door de A-G wordt een vergelijking gemaakt met de Tilburgse Hypotheekbank-arresten die gaan over de zorgplicht van een notaris (NJ 1996/627, NJ 1996/628 en NJ 1996/629). De A-G schrijft hierover:

“Het hof oordeelde dat de notaris slechts aansprakelijk was wanneer hij, gezien de hem bekende gegevens, heeft geweten of had moeten weten dat zijn medewerking aan de onroerendgoedtransacties ernstig gevaar voor de insolventie van THB zou meebrengen. De Hoge Raad liet dat oordeel in stand, en voegde eraan toe dat het hof met dit criterium terecht tot uitdrukking bracht dat een notaris slechts onder uitzonderlijke omstandigheden een zorgplicht heeft jegens derden. Ik teken daarbij aan dat een advocaat, anders dan een notaris, geen publieke taak heeft, zodat nog minder snel aanleiding zal zijn voor aansprakelijkheid van een advocaat jegens derden.”

De zorgplicht van een advocaat wordt volgens de A-G ten eerste begrensd doordat de advocaat optreedt als ‘instrument’ van zijn cliënt, waarbij de advocaat in beginsel mag vertrouwen op de juistheid van de informatie die de cliënt verstrekt zolang in redelijkheid aanwijzingen voor het tegendeel ontbreken. Ten tweede is het volgens de A-G juist de positie die een advocaat bekleedt – eenzijdige belangenbehartiger – die meebrengt dat een advocaat in beginsel niet verplicht is om belangen van derden in acht te nemen wanneer deze in strijd zijn met de belangen van zijn cliënt. Ten derde zorgt de geheimhoudingsplicht voor een begrenzing van de zorgplicht van een advocaat ten opzichte van derden.

De A-G komt tot de slotsom dat slechts in uitzonderlijke omstandigheden aanleiding is voor aansprakelijkheid van een advocaat jegens een derde. Van een zorgplicht jegens derden kan alleen sprake zijn als (i) de advocaat op grond van de hem bekende informatie weet of kan weten dat belangen van derden in het geding zijn en (ii) het voor hem voorzienbaar is dat deze belangen door de opgedragen handelwijze zullen worden geschaad.

Met inachtneming van het voorgaande oordeelt de Hoge Raad in de kwestie die voorlag:

“[…] dat een advocaat bij zijn dienstverlening met betrekking tot een voorgenomen financiële transactie geen rekening hoeft te houden met mogelijke belangen van derden, tenzij hij uit de hem door de cliënt verschafte gegevens of de overige omstandigheden van het geval redelijkerwijs behoort af te leiden dat zodanige, gerechtvaardigde, belangen door de van hem gevraagde dienstverlening op onaanvaardbare wijze kunnen worden geschaad.

Het antwoord op de vraag of een advocaat redelijkerwijs tot de conclusie moet komen dat zodanige situatie zich kan voordoen – hetgeen meebrengt dat hij dan onder omstandigheden nader onderzoek daarnaar zal moeten doen – is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. De wetenschap dat de vennootschap waaraan de advocaat zijn diensten verleent, of de groep waarvan deze deel uitmaakt, financieel in zwaar weer verkeert, is daartoe op zichzelf niet voldoende, ook niet als de betrokken advocaat is gespecialiseerd in het insolventierecht. Tot de relevante omstandigheden behoort voorts ook de inhoud en reikwijdte van de opdracht aan de advocaat.”

Conclusie

Een advocaat behartigt op partijdige wijze de belangen van zijn cliënt en is verplicht tot geheimhouding. Op een advocaat rust in het algemeen niet zonder meer een onderzoeksplicht.

Onder omstandigheden kan een advocaat gehouden zijn bij zijn dienstverlening aan de cliënt rekening te houden met hem bekende of redelijkerwijs kenbare, gerechtvaardigde belangen van derden die in voor hen nadelige zin zouden kunnen worden geraakt door het (voorgenomen) handelen of nalaten waarop zijn dienstverlening betrekking heeft.

Indien een advocaat weet, of redelijkerwijs behoort te begrijpen dat sprake is van zodanige belangen en dat de betrokken derden door een (voorgenomen) handelen of nalaten op onaanvaardbare wijze in die belangen zouden kunnen worden geschaad, dient hij zijn dienstverlening aan de cliënt daarop af te stemmen.

Een advocaat hoeft bij zijn dienstverlening met betrekking tot een voorgenomen financiële transactie geen rekening te houden met mogelijke belangen van derden, tenzij hij uit de hem door de cliënt verschafte gegevens of de overige omstandigheden van het geval redelijkerwijs behoort af te leiden dat zodanige, gerechtvaardigde, belangen door de van hem gevraagde dienstverlening op onaanvaardbare wijze kunnen worden geschaad.

Het antwoord op de vraag of een advocaat redelijkerwijs tot de conclusie moet komen dat zodanige situatie zich kan voordoen – hetgeen meebrengt dat hij dan onder omstandigheden nader onderzoek daarnaar zal moeten doen – is afhankelijk van de omstandigheden van het geval.

Geconcludeerd kan worden dat niet snel een zorgplicht van een advocaat tegenover een derde wordt aangenomen.