Wanneer een Nederlandse vennootschap inkomsten ontvangt uit een andere vennootschap waarin zij een deelneming houdt, verleent Nederland in beginsel vrijstelling voor deze inkomsten (deelnemingsvrijstelling). In de regel zijn deze inkomsten immers al op het niveau van die deelneming belast. Datzelfde geldt voor de door een buitenlands filiaal van een Nederlandse vennootschap behaalde inkomsten (objectvrijstelling). De Wet op de vennootschapsbelasting voorziet in een uitzondering in geval van liquidatie van de deelneming of staking van de werkzaamheden van het filiaal. Daarbij gelden diverse wettelijke voorwaarden, waaronder de eisen dat de activiteiten niet geheel of gedeeltelijk door het concern mogen zijn voortgezet en dat de verliezen van deelneming of filiaal niet langer benut kunnen worden.
Ten aanzien van de aftrekbaarheid van liquidatie- en stakingsverliezen wordt nu voorzien in een drietal nieuwe beperkingen:
1. Er dient sprake te zijn van een kwalificerend belang. Hiervan is sprake als een zodanige invloed op besluiten van een lichaam kan worden uitgeoefend dat de activiteiten ervan kunnen worden bepaald (in de regel: meer dan 50% statutaire stemrechten). hierbij wordt aansluiting gezocht bij rechtspraak van het Europese Hof van Justitie (kwantitatieve beperking);
2. De geliquideerde deelneming dient te zijn gevestigd in Nederland, een andere lidstaat van de Europese Unie (EU), een lidstaat van de Europese Economische Ruimte (Liechtenstein, Noorwegen en IJsland) en staten waarmee de EU een associatieovereenkomst heeft gesloten (Turkije). Dit wordt aangeduid als de territoriale beperking;
3. Een liquidatieverlies wordt slechts in aanmerking genomen als de vereffening uiterlijk wordt voltooid drie jaar na de staking van activiteiten of het besluit daartoe. De belastingplichtige kan op een later moment een liquidatieverlies claimen als zij doet blijken (verzwaarde bewijslast) dat die latere vereffening niet is gericht op het ontgaan of uitstellen van belastingheffing (temporele beperking).
Wordt niet voldaan aan voorwaarde 3. dan kan in het geheel geen liquidatieverlies in aftrek worden gebracht. Wordt niet voldaan aan de voorwaarden 1. en/of 2. dan kan per deelneming/filiaal niet meer dan € 5 miljoen in aftrek worden gebracht. Wordt aan alle drie de voorwaarden voldaan dan kan in de regel net als voorheen het verlies (zonder maximum) volledig worden afgetrokken.
Indien de deelneming voldoet aan de onder 1. en 2. genoemde voorwaarden is sprake van een kwalificerende deelneming. De deelneming dient gedurende een periode van 5 jaar voorafgaande aan het tijdstip waarop de vereffening wordt voltooid onafgebroken aan de onder 1. en 2. genoemde voorwaarden te voldoen om het volledige verlies in aftrek te kunnen brengen. Een uitzondering geldt als de deelneming binnen die 5-jaarsperiode is verkregen. Voor zover een kwalificerende deelneming op haar beurt (direct of indirect) belangen houdt in niet kwalificerende deelnemingen wordt het liquidatieverlies, voor zover deze is toe te rekenen aan deze belangen, in aftrek beperkt.
Voor het volledig kunnen claimen van een stakingsverlies bij de beëindiging van een buitenlandse vaste inrichting gaan vergelijkbare voorwaarden gelden:
1. Een stakingsverlies wordt slechts in aanmerking genomen als de belastingplichtige uiterlijk drie jaar na de staking van activiteiten of het besluit daartoe ophoudt winst uit die vaste inrichting te genieten. De belastingplichtige kan op een later moment een stakingsverlies claimen als zij doet blijken dat het op een later tijdstip staken niet is gericht op het ontgaan of uitstellen van belastingheffing;
2. Een stakingsverlies wordt slechts in aanmerking genomen als de belastingplichtige een vaste inrichting heeft in een andere lidstaat van de EU, een lidstaat van de EER of een staat waarmee de EU een associatieovereenkomst heeft gesloten (Turkije).
Een uitzondering op het bovenstaande geldt voor zover sprake is van een in het buitenland gelegen onroerende zaak die als belegging wordt aangehouden als belegging aangehouden winstrechten in een onderneming in landen waarmee een belastingverdrag met een informatie-uitwisselingsbepaling is gesloten. Voor zover een stakingsverlies niet tijdig wordt genomen kan in het geheel geen aftrek meer plaatsvinden. wordt niet aan de twee de voorwaarde voldaan, dat wordt het in aanmerking te nemen stakingsverlies beperkt tot een maximumbedrag van € 5.000.000.
Er is voorzien in een beperkte overgangsregeling voor latente liquidatie- en stakingsverliezen. Ten aanzien van een latent liquidatie- of stakingsverlies (dat wil zeggen een situatie waarin de onderneming geheel of nagenoeg geheel is gestaakt op het beoogde inwerkingtredingstijdstip van 1 januari 2021) wordt de temporele beperking van drie jaar in zoverre versoepeld dat deze driejaarsperiode pas gaat lopen op 1 januari 2021. Voor gevallen waarin niet aan de territoriale of kwantitatieve beperkingen wordt voldaan geldt in beginsel geen overgangsrecht als de lopende liquidatie na 31 december 2020 wordt afgerond. Voor belastingplichtigen met dergelijke belangen is het derhalve van belang om haast te maken en de vereffening waar mogelijk vóór 1 januari 2021 af te ronden.
Voor internationaal opererende ondernemingen kunnen deze voorstellen een grote financiële impact hebben. Bij het opzetten van de concernstructuur zal rekening moeten worden gehouden met de uitwerking van deze regeling. Ook de timing van het proces van afwikkeling zal goed moeten worden gemonitord, waarbij ook alternatieve methoden voor afwikkeling in de afweging zullen moeten worden betrokken.