Ben je nog bestuurder als het motorrijtuig onbestuurbaar is geworden?

16 december 2024, laatst geüpdatet 16 december 2024

Terwijl een autobus met een snelheid van ongeveer 70 km/uur rijdt, trekt een passagier vanaf de achterbank plotseling aan de handrem. Als gevolg daarvan blokkeerden de achterwielen en is de auto in een ongecontroleerde dwarsslip terechtgekomen en vervolgens tegen een betonnen pilaar naast de rijbaan gebotst. De persoon die op de bestuurdersstoel (hierna: ‘benadeelde/bestuurder’) zat ondervindt blijvende beperkingen als gevolg van hersenletsel en beoogt zijn schade te laten vergoeden door de WAM-verzekeraar van de autobus (‘NN’). Bij zowel de passagier als bij de benadeelde/bestuurder zijn verdovende middelen (alcohol/cocaïne) in het bloed aangetroffen.

In dit artikel

NN wijst de vordering van de benadeelde/bestuurder af, omdat er ingevolge artikel 4 lid 1 WAM geen dekking is voor schade van de bestuurder van het motorrijtuig dat het ongeval veroorzaakt. De bestuurder/benadeelde stelt zich op het standpunt dat hij in het onderhavige geval vanaf het moment dat de passagier aan de handrem trok niet langer kwalificeerde als ‘bestuurder’, omdat hij vanaf dat moment geen controle meer kon uitoefenen als gevolg van het in slip geraken van de autobus.

Hof: ook ‘bestuurder’ nadat het motorrijtuig oncontroleerbaar is geworden, vgl. WVW

Het begrip ‘bestuurder’ wordt in de WAM niet gedefinieerd. Naar het oordeel van het gerechtshof (ECLI:NL:GHARL:2022:10711, rov. 4.8) ‘houdt men niet op bestuurder te zijn als de beweging van het voertuig oncontroleerbaar is geworden’, zodat NN de benadeelde/bestuurder (ook in het onderhavige geval) dekking kan ontzeggen op grond van artikel 4 lid 1 WAM.

Het hof heeft in zijn oordeel aansluiting gezocht bij de uitleg die A-G Machielse geeft bij het ‘bestuurdersbegrip’ van de Wegenverkeersweg 1994 (‘WVW’) in zijn conclusie voor het arrest van de Hoge Raad van 30 augustus 2005 (JIN 2005/398).

De benadeelde/bestuurder gaat in cassatie. Op 16 januari 2024 is in deze kwestie de conclusie van A-G Van Peursem gepubliceerd (ECLI:NL:PHR:2023:1166).

A-G: WVW ongeschikt als vergelijkingsmaatstaf

A-G Van Peursem merkt op dat het bestuurdersbegrip in de WVW ruim wordt opgevat ‘ter voorkoming dat verkeersrelevant gedrag buiten het bereik van de verkeerswetgeving valt, met als gevolg dat op onverantwoordelijk verkeersgedrag toegesneden sancties buiten toepassing zouden blijven’. Naar het oordeel van de A-G vormt de WVW geen geschikte vergelijkingsmaatstaf voor het bestuurderschap in de zin van de uitzonderingsbepaling van de WAM, omdat de WAM nu juist als ratio ‘slachtofferbescherming’ heeft en het bestuurderschap in de context van artikel 4 WAM daarom juist restrictief moet worden uitgelegd.

De A-G zoekt voor zijn oordeelsvorming aansluiting bij het Benelux-Gerechtshof (‘BenGH’) dat oordeelde dat de bestuurder ‘hij is die het voertuig werkelijk en zelfstandig bestuurt en aldus in feite verantwoordelijk is voor het sturen (ECLI:NL:XX:1994:AD6481, rov. 17) en bij het Belgische Hof van Cassatie dat oordeelde dat als bestuurder wordt aangemerkt ‘hij die op het ogenblik van het ongeval de feitelijke controle over het motorrijtuig heeft, oftewel: het meesterschap heeft over dat motorrijtuig via mechanische middelen waardoor het voertuig in een bepaalde richting kan sturen en zodoende het vermogen van de motor beheerst’ (ECLI:BE:CASS:2015:ARR.20150619.6).

A-G: bestuurderschap (ex WAM) eindigt na verlies van de feitelijke controle door een ander

Naar het oordeel van de A-G komt er een eind aan het bestuurderschap – in de zin van art. 4 lid 1 WAM – indien aan twee voorwaarden is voldaan (zie randnr. 4.29 van de conclusie). In de eerste plaats dient de oorspronkelijke bestuurder de feitelijke controle over het motorrijtuig te zijn verloren. Als tweede voorwaarde geldt dat de feitelijke controle moet zijn verloren omdat die controle door ‘een ander’ is ontnomen. Daarbij is naar het oordeel van de A-G niet vereist dat die ‘ander’ de controle over het motorrijtuig heeft overgenomen (zie randnr. 4.30-4.31 van de conclusie).

“De hier te hanteren maatstaf voor bestuurderschap in de zin van art. 4 lid 1 WAM lijkt mij te moeten zijn (…) of de oorspronkelijke bestuurder de feitelijke controle (het meesterschap naar Belgisch WAM-recht) over het motorrijtuig verliest doordat een ander hem deze controle ontneemt. Is dat het geval, dan komt er een eind aan diens bestuurderschap en kan de WAM-assuradeur hem de bestuurderexoneratie uit art. 4 lid 1 WAM niet tegenwerpen” (randnr. 4.29 van de conclusie)

Hoe verder?

De conclusie van de A-G is helder: in dit geval kan de bestuurder/benadeelde niet als ‘bestuurder’ in de zin van artikel 4 lid 1 WAM worden aangemerkt omdat hij de controle over de autobus is verloren als gevolg van het trekken aan de handrem door de passagier. Het is nu wachten op een uitspraak van de Hoge Raad.