Op 24 december 2021 heef de Hoge Raad geoordeeld dat de wijze waarop vermogen in box 3 wordt belast in strijd is met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Volgens de Hoge Raad mag uitsluitend het werkelijke rendement op het vermogen in box 3 belast worden. Er is alleen niet aangegeven hoe dit moet worden bepaald. Het arrest van de Hoge Raad geldt ook voor de jaren 2021 en volgende en heeft een grote impact op het budget en de organisatie van de Belastingdienst in het kader van de uitvoering. Verwezen wordt naar ons eerdere artikel.
In de uitspraak van de Belastingdienst van 4 februari 2022 is in het kort het volgende opgenomen.
De Staatssecretaris van Financiën heeft eerder besloten bezwaarschriften tegen aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen over de jaren 2017 tot en met 2020 waarbij sprake is van belastbaar inkomen in box 3 aan te merken als massaal bezwaar. Deze besluiten zijn vastgelegd in een afzonderlijke aanwijzing per belastingjaar.
Het gaat om bezwaarschriften tegen aanslagen inkomstenbelasting 2017 tot en met 2020:
- waarop ten tijde van de dagtekening van de eerdere besluiten nog geen uitspraak is gedaan of die tijdig zijn ingediend tot en met 3 februari 2022;
- voor zover die de rechtsvraag bevatten of er strijd is met artikel 1 van het EVRM of het discriminatieverbod van artikel 14 EVRM.
Deze bezwaarschriften (meer dan 200.000) heeft de Belastingdienst met de collectieve uitspraak gegrond verklaard. Tegen deze uitspraak is geen beroep mogelijk. Het is nog niet duidelijk wat dit voor belastingplichtigen concreet gaat betekenen omdat de Belastingdienst nog geen uitsluitsel kan geven over de afwikkeling van het bezwaar. Voor belastingplichtigen bestaat dus nog geen duidelijkheid of en tot welk bedrag vermindering van de aanslag inkomstenbelasting over de jaren 2017 tot en met 2020 (met restitutie van het reeds betaalde bedrag) zal plaatsvinden en wanneer. Hierover dient eerst afstemming met het kabinet en de Tweede Kamer plaats te vinden.
In de aanbiedingsbrief bij de uitspraak over 2017 tot en met 2020 wordt geen melding gemaakt van de gevolgen voor belastingplichtigen die niet tijdig bezwaar hebben gemaakt. Er worden ook geen uitlatingen gedaan voor de jaren vóór 2017.
De Staatssecretaris geeft wel aan op welke wijze de Belastingdienst vanaf 4 februari 2022 met de aanslagregeling zal omgaan.
Er worden voorlopig geen definitieve aanslagen inkomstenbelasting opgelegd aan belastingplichtigen met box 3 vermogen. Hierop geldt een uitzondering als de wettelijke termijn waarop de aanslag uiterlijk moet zijn opgelegd dreigt te verstrijken. Deze aanslagen worden aangepast zodra duidelijk bestaat over de verdere uitvoering in verband met het arrest van de Hoge Raad.
In afwachting van verdere besluitvorming vraagt de Belastingdienst aan belastingplichtigen:
- opgelegde voorlopige aanslagen inkomstenbelasting over 2022 waarin ook inkomen uit box 3 is opgenomen volledig te betalen;
- tijdig de gebruikelijke aangifte inkomstenbelasting 2021 te doen inclusief het vermogen in box 3; definitieve aanslagen zullen waarschijnlijk later dan 1 juli 2022 orden opgelegd; bij het vaststellen van de aanslagen zal rekening worden gehouden met de uitkomsten van het arrest van de Hoge Raad.
Zoals eerder bekend is gemaakt, werkt het kabinet aan een nieuw stelsel van belastingheffing over vermogen op basis van het werkelijke rendement. Dit stelsel kan volgens het kabinet op z'n vroegst ingaan vanaf 2025. Voor de tussenliggende periode zal het kabinet met spoedwetgeving komen waarvoor vóór 1 april 2022 een richtingennotitie aan de Tweede Kamer zal worden gezonden.
Neemt u gerust contact op met een van onze fiscalisten voor een nadere toelichting of bij vragen over uw positie voor box 3.