Op een pensioenuitvoerder rusten diverse wettelijke informatieverplichtingen, zoals de verplichting tot het verstrekken van een start- en stopbrief. Ook moet de pensioenuitvoerder de werknemer binnen drie maanden na een wijziging van de pensioenovereenkomst informeren over deze wijziging (artikel 21 Pensioenwet, voorheen artikel 17 lid 1 Pensioen- en Spaarfondsenwet). Met name laatstgenoemde informatieverplichting zal de komende tijd een prominentere rol gaan spelen. De verhoging van de AOW- en de fiscale pensioenrichtleeftijd spelen hierin een rol. Naar het zich nu laat aanzien, komt daar in de toekomst nog de overgang naar het reële pensioencontract bij. Het is dan ook van belang dat pensioenuitvoerders weten
hoe ze werknemers moeten informeren over een gewijzigde pensioenregeling. Met andere woorden: wanneer heeft de pensioenuitvoerder aan de informatieverplichting voldaan? De Hoge Raad biedt in dit vraagstuk bij
arrest van 8 februari 2013 meer inzicht.
Casus
In deze procedure verwijt een DGA het pensioenfonds onzorgvuldig handelen. Hij zou een brief van het pensioenfonds dat in maart 2006 aan alle DGA’s (per gewone post) verzonden is, niet hebben ontvangen. In deze brief werd melding gemaakt van beëindiging van een vroegpensioen- en VUT-regeling en werd tevens een onverplicht aanbod gedaan voor een alternatieve vroegpensioenregeling. Dit alternatieve aanbod kon uiterlijk augustus 2006 door de DGA aanvaard worden. De DGA stelt dat hij pas in 2007 op de hoogte is geraakt van de beëindigde pensioenregeling en het gedane aanbod, waardoor hij een (voor hem) aantrekkelijk aanbod tot compensatie van de beëindigde pensioenregeling is misgelopen en ook overigens niet tijdig een alternatieve pensioenregeling heeft kunnen treffen. Hij stelt het pensioenfonds hiervoor aansprakelijk op grond van een onrechtmatige daad (artikel 6:162 BW).
Arrest
Een belangrijke conclusie van de Hoge Raad is dat ook een beëindiging van de pensioenregeling als een wijziging van de regeling kwalificeert. Dit betekent dus dat ook bij een beëindiging van de pensioenregeling (bijvoorbeeld afschaffing van een bepaalde regeling voor een specifieke groep deelnemers) op de pensioenuitvoerder de verplichting rust de betreffende deelnemers hierover te informeren. Hoewel dit met het oog op de beschermingsgedachte achter de wettelijke informatieverplichting een voor de hand liggende redenering lijkt (een beëindiging is immers de meest verstrekkende vorm van een wijziging), was het Gerechtshof Amsterdam een andere mening toegedaan.
Een andere belangrijke overweging van de Hoge Raad ziet op de vraag tot welke communicatie-uitlating de pensioenuitvoerder zorgvuldigheidshalve gehouden is. De Hoge Raad merkt hierbij op dat een belangrijke factor daarin is de omvang en het gewicht van het belang van de deelnemer bij de informatievoorziening. Dit betekent dus dat naarmate het kenbare verlies (van de wijziging c.q. beëindiging) groter is, de pensioenuitvoerder meer zekerheid zal moeten inbouwen dat zijn informatie de deelnemer ook daadwerkelijk bereikt.
Tot slot
In de artikelen 49 e.v. van de Pensioenwet en het Besluit Uitvoering Pensioenwet staan nadere vereisten verwoord ten aanzien van de diverse informatieverplichtingen van pensioenuitvoerders.
Het is van belang dat pensioenuitvoerders oog houden voor de diverse informatieverplichtingen, óók voor de wijze waarop aan deze verplichtingen kan worden voldaan. Bij nalatigheid liggen claims op de loer. Het kan hierbij gaan om behoorlijke claims. Indien de onjuiste informatieverstrekking er bijvoorbeeld toe leidt dat de deelnemer een bepaald (gunstig) aanbod vanuit de pensioenuitvoerder misloopt, kan de schade (tevens) bestaan uit het bedrag dat gemoeid is met het mislopen van het aanbod. Ook al valt het doen van een onverplicht aanbod van een (alternatieve) pensioenregeling niet onder één van de wettelijke informatieverplichtingen, toch zal de pensioenuitvoerder ook in die situatie moeten kunnen aantonen dat dit aanbod aan iedere betrokkene gedaan is. Ook hierover heeft de Hoge Raad zich uitgelaten. Oplettendheid en zorgvuldigheid in de communicatie-uitlatingen is derhalve altijd van belang!
Casus
In deze procedure verwijt een DGA het pensioenfonds onzorgvuldig handelen. Hij zou een brief van het pensioenfonds dat in maart 2006 aan alle DGA’s (per gewone post) verzonden is, niet hebben ontvangen. In deze brief werd melding gemaakt van beëindiging van een vroegpensioen- en VUT-regeling en werd tevens een onverplicht aanbod gedaan voor een alternatieve vroegpensioenregeling. Dit alternatieve aanbod kon uiterlijk augustus 2006 door de DGA aanvaard worden. De DGA stelt dat hij pas in 2007 op de hoogte is geraakt van de beëindigde pensioenregeling en het gedane aanbod, waardoor hij een (voor hem) aantrekkelijk aanbod tot compensatie van de beëindigde pensioenregeling is misgelopen en ook overigens niet tijdig een alternatieve pensioenregeling heeft kunnen treffen. Hij stelt het pensioenfonds hiervoor aansprakelijk op grond van een onrechtmatige daad (artikel 6:162 BW).
Arrest
Een belangrijke conclusie van de Hoge Raad is dat ook een beëindiging van de pensioenregeling als een wijziging van de regeling kwalificeert. Dit betekent dus dat ook bij een beëindiging van de pensioenregeling (bijvoorbeeld afschaffing van een bepaalde regeling voor een specifieke groep deelnemers) op de pensioenuitvoerder de verplichting rust de betreffende deelnemers hierover te informeren. Hoewel dit met het oog op de beschermingsgedachte achter de wettelijke informatieverplichting een voor de hand liggende redenering lijkt (een beëindiging is immers de meest verstrekkende vorm van een wijziging), was het Gerechtshof Amsterdam een andere mening toegedaan.
Een andere belangrijke overweging van de Hoge Raad ziet op de vraag tot welke communicatie-uitlating de pensioenuitvoerder zorgvuldigheidshalve gehouden is. De Hoge Raad merkt hierbij op dat een belangrijke factor daarin is de omvang en het gewicht van het belang van de deelnemer bij de informatievoorziening. Dit betekent dus dat naarmate het kenbare verlies (van de wijziging c.q. beëindiging) groter is, de pensioenuitvoerder meer zekerheid zal moeten inbouwen dat zijn informatie de deelnemer ook daadwerkelijk bereikt.
Tot slot
In de artikelen 49 e.v. van de Pensioenwet en het Besluit Uitvoering Pensioenwet staan nadere vereisten verwoord ten aanzien van de diverse informatieverplichtingen van pensioenuitvoerders.
Het is van belang dat pensioenuitvoerders oog houden voor de diverse informatieverplichtingen, óók voor de wijze waarop aan deze verplichtingen kan worden voldaan. Bij nalatigheid liggen claims op de loer. Het kan hierbij gaan om behoorlijke claims. Indien de onjuiste informatieverstrekking er bijvoorbeeld toe leidt dat de deelnemer een bepaald (gunstig) aanbod vanuit de pensioenuitvoerder misloopt, kan de schade (tevens) bestaan uit het bedrag dat gemoeid is met het mislopen van het aanbod. Ook al valt het doen van een onverplicht aanbod van een (alternatieve) pensioenregeling niet onder één van de wettelijke informatieverplichtingen, toch zal de pensioenuitvoerder ook in die situatie moeten kunnen aantonen dat dit aanbod aan iedere betrokkene gedaan is. Ook hierover heeft de Hoge Raad zich uitgelaten. Oplettendheid en zorgvuldigheid in de communicatie-uitlatingen is derhalve altijd van belang!
Gerelateerd
Pensioen en beloning