Belangrijk arrest Hof van Justitie voor internetondernemers

4 januari 2012, laatst geüpdatet 11 september 2024
Het Europese Hof van Justitie heeft op 25 oktober 2011 een arrest gewezen dat belangrijk is voor internetondernemers. In dit arrest worden regels gegeven over welke rechter bevoegd is te oordelen over (mogelijk) onrechtmatige online publicaties. Praktisch gevolg daarvan is dat een buitenlands slachtoffer van een onrechtmatige internetpublicatie de verantwoordelijk ondernemer eenvoudiger voor de gehele schade voor de rechter in het buitenland kan dagvaarden. Tegelijk lijkt uit dit arrest te vo...
Mark Jansen 
Mark Jansen 
Advocaat - Associate Partner
In dit artikel
Het Europese Hof van Justitie heeft op 25 oktober 2011 een arrest gewezen dat belangrijk is voor internetondernemers. In dit arrest worden regels gegeven over welke rechter bevoegd is te oordelen over (mogelijk) onrechtmatige online publicaties. Praktisch gevolg daarvan is dat een buitenlands slachtoffer van een onrechtmatige internetpublicatie de verantwoordelijk ondernemer eenvoudiger voor de gehele schade voor de rechter in het buitenland kan dagvaarden. Tegelijk lijkt uit dit arrest te volgen dat een internetondernemer door een buitenlandse rechter niet aan strengere regels mag worden onderwerpen dan de regels in zijn land van vestiging.

Dagvaarden van een interpublicist in ander land

Het arrest van het Hof van Justitie betreft twee zaken die samengevoegd zijn: (1) een zaak van ene X uit Duitsland tegen eDate Advertising GmbH uit Oostenrijk en (2) een zaak van Olivier en Robert Martinez uit Frankrijk tegen MGN Limited uit Engeland. Beide zaken komen in de kern op hetzelfde neer. Zowel eDate Advertising als MGN, gedaagden in de twee procedures, exploiteren een website, respectievelijk www.rainbow.at en www.sundaymirror.co.uk. Op die websites heeft een artikel gestaan dat volgens de eisers in de respectievelijke procedures onrechtmatig was.

Zowel X als de heren Martinez hebben de rechtszaak aanhangig gemaakt in hun eigen land (respectievelijk Duitsland en Frankrijk), terwijl de gedaagde partij in een ander land gevestigd is (respectievelijk Oostenrijk en Engeland). In zowel de Duitse als de Franse procedure komt daarbij de vraag aan de orde of de rechters wel bevoegd zijn te oordelen over deze kwestie. De publicatie is immers in een ander land uitgegeven. Deze vraag komt voor bij het Hof van Justitie.

Bestaande regels over grensoverschrijdende onrechtmatige publicaties

Grensoverschrijdende geschillen doen zich natuurlijk al jaren voor. Er bestaan dan ook in EU-verband afspraken over welke rechter bevoegd is om over het geschil te oordelen. Op grond van artikel 5 lid 3 van de Brussel I verordening kan iemand in het geval van een onrechtmatige daad (zoals een onrechtmatige publicatie) worden gedagvaard " voor het gerecht van de plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan of zich kan voordoen". In het Shevill-arrest uit 1995 heeft het Hof van Justitie al geoordeeld dat onder die plaats zowel de plaats waar de schade is veroorzaakt als waar de schade is ingetreden mag worden verstaan. Dat maakt bij grensoverschrijdende publicaties dus twee (of nog meer) rechters bevoegd om over de zaak te oordelen. Vandaar dat ook toen ook is geoordeeld dat niet overal dezelfde schadevergoeding kan worden gevorderd:

  • bij de rechter in het land van vestiging van de uitgever van de onrechtmatige publicatie kan vergoeding van de gehele schade worden gevorderd; of

  • bij de rechter in alle andere landen (van de EU) kan vergoeding van de in dat land door de onrechtmatige publicatie geleden schade worden gevorderd.


Bestaande regels sluiten niet goed aan bij internetpublicaties

Deze regels werken redelijk goed en overzichtelijk bij papieren publicaties. Daarbij is immers (in de regel) redelijk goed in beeld in welke landen de betreffende publicatie is uitgegeven. Bij internetpublicaties is van uitgifte in bepaalde landen echter geen sprake, daar zijn artikelen (behoudens maatregelen als IP-blokkering) in beginsel overal tegelijk en voor iedereen toegankelijk. Ook is het bij internetpublicaties lastig vast te stellen wat de impact van een bepaalde publicatie is. In de papieren wereld kan bij de berekening van de schadevergoeding nog worden gewerkt met een bepaald bedrag maal de oplage, maar dergelijke (onafhankelijke en betrouwbare) cijfers zijn bij internetpublicaties vaak niet voorhanden.

Bij internetpublicaties volledige schadevergoeding eisen bij eigen lokale rechter

Vandaar dat het Hof van Justitie met een nieuwe, aanvullende, regel komt voor de rechterlijke bevoegdheid bij internetpublicaties. Die regel komt hier op neer: de rechter in de woonplaats van het slachtoffer van de publicaties is bevoegd om te oordelen over de gehele schade. Volledigheidshalve de (iets meer genuanceerde) woorden van het Hof van Justitie:
48. De in punt 42 van het onderhavige arrest in herinnering gebrachte aanknopingscriteria moeten dan ook worden aangepast in die zin dat het slachtoffer van de schending van een persoonlijkheidsrecht via internet zich, afhankelijk van de plaats waar de in de Europese Unie door die schending berokkende schade intreedt, voor de volledige schade tot een gerecht kan wenden. Aangezien de gevolgen van een op internet geplaatste content voor de persoonlijkheidsrechten van een persoon het best kunnen worden beoordeeld door het gerecht van de plaats waar het beweerde slachtoffer het centrum van zijn belangen heeft, beantwoordt het aan het in punt 40 van het onderhavige arrest in herinnering gebrachte doel van een goede rechtsbedeling, aan dat gerecht bevoegdheid toe te kennen.

49. De plaats waar een persoon het centrum van zijn belangen heeft is meestal zijn gewone verblijfplaats. Een persoon kan het centrum van zijn belangen echter ook hebben in een andere lidstaat waar hij niet gewoonlijk verblijft, voor zover uit andere aanwijzingen, zoals de uitoefening van een beroepsactiviteit, kan blijken dat hij een bijzonder nauwe band met die staat heeft.

Het Hof van Justitie draait hiermee de bestaande regels voor sommige gevallen zelfs helemaal om. Voorheen kon bij vanuit het buitenland op het internet gepubliceerde publicaties alleen vergoeding van de in het eigen land geleden schade voor de eigen rechter worden gevorderd (zie hiervoor). Nu is die eigen lokale rechter bevoegd om te oordelen over de vergoeding van de gehele schade.

Overigens gelden de oude regels ook nog steeds, de nieuwe regel werkt aanvullend. Dus nu geldt het volgende bij vergoeding van schade bij internetpublicaties:

  • vergoeding van de gehele schade kan worden gevorderd

    • bij de rechter in het land van vestiging van de uitgever van de onrechtmatige publicatie;

    • bij de rechter in het land waar het slachtoffer zijn centrum van belangen heeft (normaliter: zijn woonplaats);



  • bij de rechter in alle andere landen (van de EU) kan vergoeding van de in dat land door de onrechtmatige publicatie geleden schade worden gevorderd.


Internetondernemer echter niet gebonden aan strengere regels dan in vestigingsland

Het meest opmerkelijke (voor juristen althans) uit het arrest is wellicht nog wel het antwoord van het Hof dat op de derde vraag van de Duitse rechter wordt gegeven. In die derde vraag komt de eCommerce-richtlijn aan de orde. Dat is de richtlijn die, kort samengevat, de regels heeft geharmoniseerd die gelden voor aanbieders van online diensten in de Europese Unie.

De Duitse rechter wilde van het Hof van Justitie weten of die richtlijn ook regels geeft over het toepasselijke recht. De Duitse rechter stond immers niet alleen voor de vraag of hij wel bevoegd was (zie hiervoor), maar ook welk recht (Duits of Oostenrijks) hij dan vervolgens moest toepassen bij de vraag of de betreffende publicatie onrechtmatig was.

Het Hof van Justitie gaat uitvoerig in op deze vraag. In de beantwoording wordt benadrukt dat het doel van de eCommerce-richtlijn is dat allerlei belemmeringen voor aanbieders van online diensten worden weggenomen, zodat de interne markt goed functioneert. Onder die interne markt wordt de gehele Europese Unie verstaan (nationale grenzen moeten als het ware worden weggedacht). Volgens het Hof van Justitie is er met de eCommerce-richtlijn binnen die interne markt voor wat betreft eCommerce een "gecoordineerd gebied" ontstaan. Dat wil zoveel zeggen dat online dienstverleners in alle landen aan dezelfde regels moeten voldoen en dat lidstaten buitenlandse dienstverleners, die aan die regels voldoen, niet mogen weigeren.

Daar volgt volgens het Hof van Justitie uit dat een online aanbieder die in zijn thuisland aan de regels uit de eCommerce-richtlijn voldoet, niet in het buitenland opeens aan strengere eisen kan worden onderworpen. Of in de woorden van het Hof (de 2e zin):
68. Gelet op het voorgaande moet op de derde vraag in zaak C‑509/09 worden geantwoord dat artikel 3 van de richtlijn aldus moet worden uitgelegd dat het geen omzetting in de vorm van een specifieke conflictregel verlangt. De lidstaten moeten echter, behoudens de volgens de voorwaarden van artikel 3, lid 4, van de richtlijn toegestane afwijkingen, op het gecoördineerde gebied waarborgen dat de verlener van een dienst van de elektronische handel niet wordt onderworpen aan strengere eisen dan die voorzien in het in de lidstaat van vestiging van die dienstverlener toepasselijke materiële recht.

Welke consequenties dit oordeel precies heeft, is nog niet helemaal te overzien. Het lijkt er echter sterk op dat dit zo moet worden gelezen als dat een internetondernemer niet door een rechter in een ander EU-land aan strengere eisen mag worden onderworpen dan die gelden in zijn thuisland.

Toegepast op de rechtszaken die tot dit arrest hebben geleid lijkt het er op dat de rechter het volgende stappenplan moet aflopen bij (beweerdelijk) onrechtmatige internetpublicaties, voordat de rechter uberhaupt toekomt aan de inhoudelijke vraag of de betreffende publicatie onrechtmatig is:

  • Rechter bevoegd? Ja, en wel voor de gehele schade of juist alleen de in het vestigingsland van de rechter geleden schade (zie hiervoor);

  • Welk recht toepasselijk? Toetsen aan de hand van de zogenaamde Rome II verordening (hetgeen overigens bij grensoverschrijdende publicaties nog niet zo eenvoudig is);

  • Aanvullende eis: criteria van dat toepasselijke recht eventueel "afzwakken" tot criteria uit het recht van vestiging van internetondernemer.


Dat vergt in praktische zin bij grensoverschrijdende kwesties over internetpublicaties dat altijd vooraf wordt onderzocht of het recht van de plaats van vestiging van de internetondernemer andere eisen stelt aan onrechtmatige publicaties dan het recht dat op grond van de Rome II verordening van toepassing is op de betreffende publicatie. Zolang de verschillende rechtstelsels voor wat betreft het leerstuk van onrechtmatige daad nog niet geharmonsieerd zijn, is immers denkbaar dat er (grote) verschillen hieromtrent bestaan. Het is afwachten hoe toepassing van deze regel zich in de praktijk zal ontwikkelen.