Op 19 juli 2016 heeft het Gerechtshof Amsterdam een arrest (
ECLI:NL:GHAMS:2016:2953) gewezen waarin geoordeeld moest worden of de algemene inkoopvoorwaarden van koper of de algemene leveringsvoorwaarden van verkoper van toepassing waren. Een “klassieke”
battle of forms.
In het bijzonder lag de vraag voor of de tweede verwijzer (in dit geval de verkoper) voldoende uitdrukkelijk de toepasselijkheid van de andere voorwaarden van de hand had gewezen, zoals bedoeld in artikel 6:225 lid 3 BW.
Het is vaste jurisprudentie dat een enkele voorgedrukte standaardtekst in correspondentie, waarin toepasselijkheid van andersluidende algemene voorwaarden al dan niet “uitdrukkelijk” wordt afgewezen, in beginsel niet volstaat om de toets van 6:225 lid 3 te volstaan.
Het Hof Amsterdam oordeelde in dit specifieke geval echter dat – gelet op de bijkomende omstandigheden tussen partijen – de verwijzing naar de eigen voorwaarden en de standaardtekst in een e-mail dat de andersluidende voorwaarden van de andere partij worden afgewezen, wel als een van de hand wijzing gold als bedoeld in artikel 6:225 lid 3 BW.
Feitelijke achtergrond
Het ging in deze zaak om twee partijen die wensten te contracteren over de koop- en levering van industriële kettingen met een specifieke smering. Na levering stelt koper dat de kettingen en de smering niet voldoen en dat verkoper tekortgeschoten is. Dit leidt tot een procedure voor de rechter waarbij in eerste aanleg de rechtbank oordeelt dat eiser niet voldaan heeft aan haar stel- en bewijsplicht en de vorderingen zijn afgewezen.
Vervolgens procederen partijen in hoger beroep bij het hof Amsterdam. Omdat verkoper een beroep heeft gedaan op haar algemene leveringsvoorwaarden (met daarin een relevante beperking van aansprakelijkheid), ziet het hof aanleiding om de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden voorop te stellen en als eerste te bespreken.
Het Hof heeft daarbij als vaststaande en onvoldoende weersproken feiten vastgesteld dat vertegenwoordigers van partijen elkaar op 16 september 2011 in persoon hebben ontmoet en dat daarbij is gesproken over de voorgenomen levering van de kettingen. Partijen hebben daarbij besproken dat de koopovereenkomst gesloten zou worden onder toepassing van de eigen inkoopvoorwaarden van koper, maar dat de verkoper die voorwaarden eerst wilde zien om te beoordelen of zij daarmee akkoord kon gaan.
Om die reden heeft de koper op 17 september 2011 per e-mail haar voorwaarden toegezonden aan verkoper met de tekst: “ Zoals gisteren afgesproken. Bijgevoegd de inkoopvoorwaarden […]”.
Op 21 september 2011 volgt een e-mail van verkoper aan koper, met daarin een offerte voor de bewuste kettingen. In de offerte is vermeld dat de leveringsvoorwaarden van toepassing zijn en bij de offerte zijn deze leveringsvoorwaarden gevoegd. In de e-mail is de standaardtekst opgenomen: “ Op al onze offertes, overeenkomsten of leveringen van welke aard dan ook zijn de algemene voorwaarden, welke wij u hebben doen toekomen, van toepassing. […] Uitdrukkelijk worden andersluidende voorwaarden afgewezen.”
Vervolgens heeft koper medio oktober en november 2011 de bestellingen van de bewuste kettingen gedaan bij verkoper. Onderaan die schriftelijke bestellingen was de standaardtekst opgenomen: “ Toepasselijkheid van door u gehanteerde algemene voorwaarden is uitdrukkelijk uitgesloten […] Op onze inkopen zijn de Algemene Inkoopvoorwaarden […] van toepassing”.
Het Hof Amsterdam diende in dit kader dus te oordelen over de vraag of de verkoper in haar bericht van 21 september 2011 uitdrukkelijk de inkoopvoorwaarden van koper van de hand had gewezen “ op zodanige wijze dat het [koper] niet kon ontgaan” (aldus het hof), en of er nog waarde toekwam aan de mededelingen van koper in oktober-november 2011.
Artikel 6:225 lid 3 BW
Een overeenkomst komt tot stand door aanbod en aanvaarding (artikel 6:217 BW). Dat geldt ook voor de eventueel op die overeenkomst van toepassing zijnde algemene voorwaarden.
In artikel 6:225 lid 3 is bepaald: “ Verwijzen aanbod en aanvaarding naar verschillende voorwaarden, dan komt aan de tweede verwijzing geen werking toe, wanneer daarbij niet tevens de toepasselijkheid van de in de eerste verwijzing aangegeven algemene voorwaarden uitdrukkelijk van de hand wordt gewezen.”
Een “ uitdrukkelijk van de hand wijzen” moet voldoende duidelijk en concreet zijn en mag in beginsel niet volgen uit een standaardtekst. De Hoge Raad heeft in 2001 bepaald (Hardstaal/Bovry) dat deze regel van 6:225 lid 3 ook van toepassing is een aanbod dat is gevolgd op een uitnodiging tot het doen van een aanbod (zoals in de onderhavige kettingen-kwestie).
Beoordeling Hof Amsterdam
Het hof Amsterdam oordeelt uiteindelijk dat verkoper met de e-mail van 21 september 2011 (met daarin dus de standaardtekst) de voorwaarden van koper uitdrukkelijk van de hand heeft gewezen.
Dit “ tegen de achtergrond van het feit dat op 16 september 2011 tussen partijen expliciet is gesproken over de vraag welke algemene voorwaarden van toepassing zouden zijn” en partijen daarbij hebben afgesproken dat koper haar voorwaarden zou toesturen zodat verkoper kon beoordelen of zij daarmee akkoord kon gaan.
In dat licht en gelet op de tekst en inhoud van de e-mail van 21 september 2011 moest voor koper volgens het hof “ zonder meer duidelijk zijn geweest” dat verkoper niet akkoord ging met de inkoopvoorwaarden van koper, en dat verkoper uitsluitend onder haar eigen leveringsvoorwaarden wilde leveren.
Aan de daarop nog volgende standaardteksten namens koper in de bestellingen medio oktober-november 2011 komt volgens het hof geen relevante waarde toe, nu dit volgens het hof onder de genoemde omstandigheden niet kan worden aangemerkt als een voldoende uitdrukkelijk van de hand wijzen.
Het hof concludeert dat met de bestellingen medio oktober-november 2011 het door verkoper gedane aanbod is aanvaard en dat daarop de leveringsvoorwaarden van verkoper van toepassing zijn. Omdat in de leveringsvoorwaarden (voor de vermeende gebreken in de kettingen) de aansprakelijkheid van verkoper is beperkt tot gevallen van opzet en grove schuld – en dergelijk handelen niet is vastgesteld – worden de vorderingen van koper afgewezen.
In het bijzonder lag de vraag voor of de tweede verwijzer (in dit geval de verkoper) voldoende uitdrukkelijk de toepasselijkheid van de andere voorwaarden van de hand had gewezen, zoals bedoeld in artikel 6:225 lid 3 BW.
Het is vaste jurisprudentie dat een enkele voorgedrukte standaardtekst in correspondentie, waarin toepasselijkheid van andersluidende algemene voorwaarden al dan niet “uitdrukkelijk” wordt afgewezen, in beginsel niet volstaat om de toets van 6:225 lid 3 te volstaan.
Het Hof Amsterdam oordeelde in dit specifieke geval echter dat – gelet op de bijkomende omstandigheden tussen partijen – de verwijzing naar de eigen voorwaarden en de standaardtekst in een e-mail dat de andersluidende voorwaarden van de andere partij worden afgewezen, wel als een van de hand wijzing gold als bedoeld in artikel 6:225 lid 3 BW.
Feitelijke achtergrond
Het ging in deze zaak om twee partijen die wensten te contracteren over de koop- en levering van industriële kettingen met een specifieke smering. Na levering stelt koper dat de kettingen en de smering niet voldoen en dat verkoper tekortgeschoten is. Dit leidt tot een procedure voor de rechter waarbij in eerste aanleg de rechtbank oordeelt dat eiser niet voldaan heeft aan haar stel- en bewijsplicht en de vorderingen zijn afgewezen.
Vervolgens procederen partijen in hoger beroep bij het hof Amsterdam. Omdat verkoper een beroep heeft gedaan op haar algemene leveringsvoorwaarden (met daarin een relevante beperking van aansprakelijkheid), ziet het hof aanleiding om de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden voorop te stellen en als eerste te bespreken.
Het Hof heeft daarbij als vaststaande en onvoldoende weersproken feiten vastgesteld dat vertegenwoordigers van partijen elkaar op 16 september 2011 in persoon hebben ontmoet en dat daarbij is gesproken over de voorgenomen levering van de kettingen. Partijen hebben daarbij besproken dat de koopovereenkomst gesloten zou worden onder toepassing van de eigen inkoopvoorwaarden van koper, maar dat de verkoper die voorwaarden eerst wilde zien om te beoordelen of zij daarmee akkoord kon gaan.
Om die reden heeft de koper op 17 september 2011 per e-mail haar voorwaarden toegezonden aan verkoper met de tekst: “ Zoals gisteren afgesproken. Bijgevoegd de inkoopvoorwaarden […]”.
Op 21 september 2011 volgt een e-mail van verkoper aan koper, met daarin een offerte voor de bewuste kettingen. In de offerte is vermeld dat de leveringsvoorwaarden van toepassing zijn en bij de offerte zijn deze leveringsvoorwaarden gevoegd. In de e-mail is de standaardtekst opgenomen: “ Op al onze offertes, overeenkomsten of leveringen van welke aard dan ook zijn de algemene voorwaarden, welke wij u hebben doen toekomen, van toepassing. […] Uitdrukkelijk worden andersluidende voorwaarden afgewezen.”
Vervolgens heeft koper medio oktober en november 2011 de bestellingen van de bewuste kettingen gedaan bij verkoper. Onderaan die schriftelijke bestellingen was de standaardtekst opgenomen: “ Toepasselijkheid van door u gehanteerde algemene voorwaarden is uitdrukkelijk uitgesloten […] Op onze inkopen zijn de Algemene Inkoopvoorwaarden […] van toepassing”.
Het Hof Amsterdam diende in dit kader dus te oordelen over de vraag of de verkoper in haar bericht van 21 september 2011 uitdrukkelijk de inkoopvoorwaarden van koper van de hand had gewezen “ op zodanige wijze dat het [koper] niet kon ontgaan” (aldus het hof), en of er nog waarde toekwam aan de mededelingen van koper in oktober-november 2011.
Artikel 6:225 lid 3 BW
Een overeenkomst komt tot stand door aanbod en aanvaarding (artikel 6:217 BW). Dat geldt ook voor de eventueel op die overeenkomst van toepassing zijnde algemene voorwaarden.
In artikel 6:225 lid 3 is bepaald: “ Verwijzen aanbod en aanvaarding naar verschillende voorwaarden, dan komt aan de tweede verwijzing geen werking toe, wanneer daarbij niet tevens de toepasselijkheid van de in de eerste verwijzing aangegeven algemene voorwaarden uitdrukkelijk van de hand wordt gewezen.”
Een “ uitdrukkelijk van de hand wijzen” moet voldoende duidelijk en concreet zijn en mag in beginsel niet volgen uit een standaardtekst. De Hoge Raad heeft in 2001 bepaald (Hardstaal/Bovry) dat deze regel van 6:225 lid 3 ook van toepassing is een aanbod dat is gevolgd op een uitnodiging tot het doen van een aanbod (zoals in de onderhavige kettingen-kwestie).
Beoordeling Hof Amsterdam
Het hof Amsterdam oordeelt uiteindelijk dat verkoper met de e-mail van 21 september 2011 (met daarin dus de standaardtekst) de voorwaarden van koper uitdrukkelijk van de hand heeft gewezen.
Dit “ tegen de achtergrond van het feit dat op 16 september 2011 tussen partijen expliciet is gesproken over de vraag welke algemene voorwaarden van toepassing zouden zijn” en partijen daarbij hebben afgesproken dat koper haar voorwaarden zou toesturen zodat verkoper kon beoordelen of zij daarmee akkoord kon gaan.
In dat licht en gelet op de tekst en inhoud van de e-mail van 21 september 2011 moest voor koper volgens het hof “ zonder meer duidelijk zijn geweest” dat verkoper niet akkoord ging met de inkoopvoorwaarden van koper, en dat verkoper uitsluitend onder haar eigen leveringsvoorwaarden wilde leveren.
Aan de daarop nog volgende standaardteksten namens koper in de bestellingen medio oktober-november 2011 komt volgens het hof geen relevante waarde toe, nu dit volgens het hof onder de genoemde omstandigheden niet kan worden aangemerkt als een voldoende uitdrukkelijk van de hand wijzen.
Het hof concludeert dat met de bestellingen medio oktober-november 2011 het door verkoper gedane aanbod is aanvaard en dat daarop de leveringsvoorwaarden van verkoper van toepassing zijn. Omdat in de leveringsvoorwaarden (voor de vermeende gebreken in de kettingen) de aansprakelijkheid van verkoper is beperkt tot gevallen van opzet en grove schuld – en dergelijk handelen niet is vastgesteld – worden de vorderingen van koper afgewezen.
Gerelateerd
Aansprakelijkheid