Naast een boete van de Autoriteit Consument en Markt (ACM) kan deelname aan een kartel ook andere (onvoorziene) gevolgen hebben. Omdat voortzetting van bankrelatie met een karteldeelnemer “
een gevaar is of kan zijn voor de aantasting van de integriteit en/of reputatie van de financiële sector en/of de bank”, kan deelname aan een kartel volgens een
vonnis van 15 april 2015 van de Rechtbank Gelderland voldoende grond zijn voor beëindiging van de bankrelatie.
De zaak
Bij besluit (op bezwaar) van 7 januari 2013 heeft de rechtsvoorganger van de ACM, de NMa, verschillende handelaren op executieveilingen beboet voor deelname aan een kartel. Zulke veilingen vinden plaats als huiseigenaren de hypotheeklasten niet langer (kunnen) betalen en de bank overgaat tot veiling van het huis om de (rest)schuld (deels) te innen. Door onderlinge afspraken zouden de handelaren de prijzen op executieveilingen kunstmatig hebben gedrukt. Nadat handelaar X er niet in was geslaagd om publicatie van het hem betreffende boetebesluit van de ACM tegen te houden, heeft de ACM de namen van alle beboete handelaren op haar website gepubliceerd. Daardoor is Coöperatieve Rabobank Barneveld-Voorthuizen U.A. (de Rabobank) op de hoogte gekomen van de (vermeende) betrokkenheid van handelaar X bij dat kartel en heeft zij de kredietfaciliteit van hem beëindigd.
Grondslag voor de beëindiging was de bepaling uit de algemene voorwaarden bedrijfsfinancieringen van de Rabobank waarin is geregeld dat het verstrekte krediet direct opeisbaar is als “ een uiteindelijk belanghebbende, naar het oordeel van de bank een gevaar is of kan zijn voor de aantasting van de integriteit en/of de reputatie van de financiële sector en/of de bank.” Handelaar X is in kort geding tegen de beëindiging opgekomen.
De voorzieningenrechter van de rechtbank Gelderland
De voorzieningenrechter van de rechtbank Gelderland (de voorzieningenrechter) oordeelt dat betrokkenheid aan het kartel weliswaar door handelaar X is ontkend, maar dat hij zijn ontkenning in het licht van het besluit van de ACM onvoldoende heeft gemotiveerd. Het feit dat nog geen rechterlijke beslissing is genomen op het beroep dat door handelaar X tegen het besluit op bezwaar is ingesteld, doet daaraan volgens de voorzieningenrechter niet af.
Vervolgens oordeelt de voorzieningenrechter dat de gedragingen van handelaar X bijzonder ernstig zijn. De executieveiling is een instituut dat in de wet is opgenomen met de bedoeling te waarborgen dat door een goede prijsvorming een behoorlijke opbrengst wordt verkregen. Dat is in het belang van de schuldenaar (de huiseigenaar) en van de executant (de bank). De door de ACM geconstateerde (verboden) heimelijke afspraken tussen handelaren op executieveilingen om de prijs op de veiling te drukken, dwarsbomen een goede prijsvorming. Door de afspraken blijft de schuldenaar wiens huis wordt geëxecuteerd volgens de voorzieningenrechter met een (grotere) restschuld achter en de bank met een moeilijk inbare vordering op die schuldenaar. De winst bij de executieveilingen komt door de onderling afgestemde lagere koopprijs in de zak(ken) van de handela(a)r(en) terecht. Dit is volgens de voorzieningenrechter een bijzonder ernstige misstand. De voorzieningenrechter verbindt daaraan de conclusie dat de bank die bij bekendheid van deze misstand doorgaat met de financiering van de vastgoedhandel van handelaar X het gevaar loopt op ernstige aantasting van haar reputatie en integriteit. Daarnaast bestaat volgens de voorzieningenrechter het reële risico dat voortzetting van de relatie leidt tot (verdere) aantasting van de reputatie en de integriteit van de gehele financiële sector. Het feit dat de reputatie van de financiële sector momenteel al niet best is, wordt uitdrukkelijk door de voorzieningenrechter meegewogen.
Handelaar X wordt door de voorzieningenrechter ook verweten dat hij niet kenbaar heeft gemaakt aan de Rabobank dat hij bij besluit is beboet door de ACM. Handelaar X had bij de Rabobank ontkend dat hij betrokken is geweest bij een integriteitsincident. De omstandigheid dat handelaar X heeft laten weten dat “ er wel een onderzoek [loopt] door de [ACM], landelijk onderzoek naar prijsafspraken van handelaren die kopen op veilingen (gezamenlijk)”, was onvoldoende. Tot slot overweegt de voorzieningenrechter dat de Rabobank de rekeningen van de minderjarige kinderen van handelaar X niet beëindigt en zich nader beraadt over de beëindiging van de relatie met de vrouw van handelaar X. Verder heeft de Rabobank aan handelaar X toegezegd dat de relatie niet in één klap wordt beëindigd maar gefaseerd.
De voorzieningenrechter concludeert op basis van dit samenstel van omstandigheden dat de beëindiging van de bankrelatie niet onrechtmatig is.
Conclusie
Een boete van de ACM is niet het enige gevolg van betrokkenheid bij een verboden kartel. Ondernemingen die afspraken maken waarvan is vastgesteld dat zij in strijd zijn met het kartelverbod moeten rekening houden met diverse (neven)effecten die de continuïteit van hun onderneming verder in gevaar kunnen brengen. Zoals handelaar X heeft ondervonden, worden besluiten door de ACM veelal met naam en toenaam gepubliceerd hetgeen reputatieschade als gevolg kan hebben. Op basis van de wet zijn overeenkomsten bovendien nietig als zij in strijd zijn met het kartelverbod. Ook was reeds duidelijk dat ondernemingen die betrokken zijn bij kartelafspraken onder omstandigheden kunnen worden uitgesloten van deelname aan aanbestedingsprocedures. Aan deze (niet uitputtende) lijst kan nu worden toegevoegd dat een bank – afhankelijk van de omstandigheden van het geval - kan overgaan tot beëindiging van een kredietfaciliteit van een karteldeelnemer. Mogelijk heeft in dit concrete geval meegespeeld dat het kartel betrekking had op executieveilingen (waarbij banken een rol spelen) en de kredietfaciliteit diende om de activiteiten op de executieveilingen van handelaar X te financieren.
De zaak
Bij besluit (op bezwaar) van 7 januari 2013 heeft de rechtsvoorganger van de ACM, de NMa, verschillende handelaren op executieveilingen beboet voor deelname aan een kartel. Zulke veilingen vinden plaats als huiseigenaren de hypotheeklasten niet langer (kunnen) betalen en de bank overgaat tot veiling van het huis om de (rest)schuld (deels) te innen. Door onderlinge afspraken zouden de handelaren de prijzen op executieveilingen kunstmatig hebben gedrukt. Nadat handelaar X er niet in was geslaagd om publicatie van het hem betreffende boetebesluit van de ACM tegen te houden, heeft de ACM de namen van alle beboete handelaren op haar website gepubliceerd. Daardoor is Coöperatieve Rabobank Barneveld-Voorthuizen U.A. (de Rabobank) op de hoogte gekomen van de (vermeende) betrokkenheid van handelaar X bij dat kartel en heeft zij de kredietfaciliteit van hem beëindigd.
Grondslag voor de beëindiging was de bepaling uit de algemene voorwaarden bedrijfsfinancieringen van de Rabobank waarin is geregeld dat het verstrekte krediet direct opeisbaar is als “ een uiteindelijk belanghebbende, naar het oordeel van de bank een gevaar is of kan zijn voor de aantasting van de integriteit en/of de reputatie van de financiële sector en/of de bank.” Handelaar X is in kort geding tegen de beëindiging opgekomen.
De voorzieningenrechter van de rechtbank Gelderland
De voorzieningenrechter van de rechtbank Gelderland (de voorzieningenrechter) oordeelt dat betrokkenheid aan het kartel weliswaar door handelaar X is ontkend, maar dat hij zijn ontkenning in het licht van het besluit van de ACM onvoldoende heeft gemotiveerd. Het feit dat nog geen rechterlijke beslissing is genomen op het beroep dat door handelaar X tegen het besluit op bezwaar is ingesteld, doet daaraan volgens de voorzieningenrechter niet af.
Vervolgens oordeelt de voorzieningenrechter dat de gedragingen van handelaar X bijzonder ernstig zijn. De executieveiling is een instituut dat in de wet is opgenomen met de bedoeling te waarborgen dat door een goede prijsvorming een behoorlijke opbrengst wordt verkregen. Dat is in het belang van de schuldenaar (de huiseigenaar) en van de executant (de bank). De door de ACM geconstateerde (verboden) heimelijke afspraken tussen handelaren op executieveilingen om de prijs op de veiling te drukken, dwarsbomen een goede prijsvorming. Door de afspraken blijft de schuldenaar wiens huis wordt geëxecuteerd volgens de voorzieningenrechter met een (grotere) restschuld achter en de bank met een moeilijk inbare vordering op die schuldenaar. De winst bij de executieveilingen komt door de onderling afgestemde lagere koopprijs in de zak(ken) van de handela(a)r(en) terecht. Dit is volgens de voorzieningenrechter een bijzonder ernstige misstand. De voorzieningenrechter verbindt daaraan de conclusie dat de bank die bij bekendheid van deze misstand doorgaat met de financiering van de vastgoedhandel van handelaar X het gevaar loopt op ernstige aantasting van haar reputatie en integriteit. Daarnaast bestaat volgens de voorzieningenrechter het reële risico dat voortzetting van de relatie leidt tot (verdere) aantasting van de reputatie en de integriteit van de gehele financiële sector. Het feit dat de reputatie van de financiële sector momenteel al niet best is, wordt uitdrukkelijk door de voorzieningenrechter meegewogen.
Handelaar X wordt door de voorzieningenrechter ook verweten dat hij niet kenbaar heeft gemaakt aan de Rabobank dat hij bij besluit is beboet door de ACM. Handelaar X had bij de Rabobank ontkend dat hij betrokken is geweest bij een integriteitsincident. De omstandigheid dat handelaar X heeft laten weten dat “ er wel een onderzoek [loopt] door de [ACM], landelijk onderzoek naar prijsafspraken van handelaren die kopen op veilingen (gezamenlijk)”, was onvoldoende. Tot slot overweegt de voorzieningenrechter dat de Rabobank de rekeningen van de minderjarige kinderen van handelaar X niet beëindigt en zich nader beraadt over de beëindiging van de relatie met de vrouw van handelaar X. Verder heeft de Rabobank aan handelaar X toegezegd dat de relatie niet in één klap wordt beëindigd maar gefaseerd.
De voorzieningenrechter concludeert op basis van dit samenstel van omstandigheden dat de beëindiging van de bankrelatie niet onrechtmatig is.
Conclusie
Een boete van de ACM is niet het enige gevolg van betrokkenheid bij een verboden kartel. Ondernemingen die afspraken maken waarvan is vastgesteld dat zij in strijd zijn met het kartelverbod moeten rekening houden met diverse (neven)effecten die de continuïteit van hun onderneming verder in gevaar kunnen brengen. Zoals handelaar X heeft ondervonden, worden besluiten door de ACM veelal met naam en toenaam gepubliceerd hetgeen reputatieschade als gevolg kan hebben. Op basis van de wet zijn overeenkomsten bovendien nietig als zij in strijd zijn met het kartelverbod. Ook was reeds duidelijk dat ondernemingen die betrokken zijn bij kartelafspraken onder omstandigheden kunnen worden uitgesloten van deelname aan aanbestedingsprocedures. Aan deze (niet uitputtende) lijst kan nu worden toegevoegd dat een bank – afhankelijk van de omstandigheden van het geval - kan overgaan tot beëindiging van een kredietfaciliteit van een karteldeelnemer. Mogelijk heeft in dit concrete geval meegespeeld dat het kartel betrekking had op executieveilingen (waarbij banken een rol spelen) en de kredietfaciliteit diende om de activiteiten op de executieveilingen van handelaar X te financieren.
Gerelateerd
Mededinging en staatssteun