In oktober 2011 wordt in opdracht van Sanoma een Playboy fotoreportage van Britt Dekker. Dekker heeft enkel Sanoma toestemming gegeven de foto’s in Playboy te publiceren (en gedeeltelijk op de website van het blad). Geenstijl.nl ontvangt een anonieme 'linktip' naar een bestand op de site ‘Filefactory’ waarin de betreffende fotoreportage is opgeslagen. Geenstijl heeft een artikel met een link daarnaar geplaatst. In november linkt zij opnieuw naar de foto's, ditmaal op Imageshack.us. Later verschijnt op de site GeenStijl een derde artikel, dat opnieuw een hyperlink naar de betrokken foto’s bevatte. Vervolgens plaatsten internetgebruikers die het forum van die site bezochten nieuwe links naar andere websites waarop de betrokken foto’s te zien waren.
Volgens Sanoma heeft GeenStijl inbreuk gemaakt op auteursrechten.
Oordeel Hof van Justitie
om vast te stellen of het plaatsen, op een website, van hyperlinks naar beschermde werken die zonder toestemming van de auteursrechthebbende vrij beschikbaar zijn op een andere website, een „mededeling aan het publiek” vormt in de zin van die bepaling, bepaald moet worden of deze links zijn verstrekt zonder winstoogmerk door een persoon die geen kennis had, of redelijkerwijs geen kennis kon hebben, van het illegale karakter van de publicatie van die werken op die andere website, dan wel of, integendeel, voornoemde links met een dergelijk oogmerk zijn verstrekt, in welk geval deze kennis moet worden vermoed.
Hiermee kadert het hof het plaatsen van hyperlinks naar auteursrechtelijk beschermde werken die zonder toestemming van de auteursrechthebbende vrij beschikbaar zijn op een andere website.
Belangen
Het hof herinnert eraan dat uit de Auteursrechtrichtlijn 2001/29 volgt dat deze als belangrijkste doelstelling heeft een hoog beschermingsniveau voor auteurs te verwezenlijken, zodat zij met name bij een mededeling aan het publiek een passende beloning voor het gebruik van hun werk kunnen ontvangen. Hieruit volgt dat aan het begrip „mededeling aan het publiek” een ruime betekenis moet worden gegeven. Tegelijk moet ook rekening worden gehouden met de bescherming van de belangen en fundamentele rechten van gebruikers van beschermd materiaal, met name hun vrijheid van meningsuiting en van informatie, alsmede van het algemeen belang.
Rol van de plaatser van hyperlinks
Van de aan te leggen criteria heeft het Hof in de eerste plaats de centrale rol van de "gebruiker" en het weloverwogen karakter van diens interventie benadrukt. Die gebruiker verricht namelijk een mededelingshandeling wanneer hij, met volledige kennis van de gevolgen van zijn handelwijze, intervenieert om zijn klanten toegang te verlenen tot beschermd werk, met name daar deze klanten zonder een dergelijke interventie in beginsel geen toegang zouden hebben tot het verspreide werk [zie in die zin arresten van 15 maart 2012, SCF, C‑135/10, EU:C:2012:140, punt 82 en aldaar aangehaalde rechtspraak, en 15 maart 2012, Phonographic Performance (Ireland), C‑162/10, EU:C:2012:141, punt 31]. Bovendien moet een mededeling zich richten op een nieuw publiek en moet rekening worden gehouden of er 'winst wordt beoogd'. Aan de hand van deze criteria wordt het hyperlinken op de website GeenStijl beoordeeld.
Werk al vrij beschikbaar?
Als een werk al vrij beschikbaar is, speelt het auteursrechtelijke vraag naar de toelaatbaarheid van de hyperlink niet meer, aldus het Hof:
Aangezien dat werk vrij beschikbaar is op de website waartoe de hyperlink toegang verschaft, moet er immers vanuit worden gegaan dat de houders van het auteursrecht op dat werk, toen zij in die mededeling toestemden, het algemene internetpubliek als publiek beschouwden (zie in die zin arrest van 13 februari 2014, Svensson e.a., EU:C:2014:76, punten 24‑28, en beschikking van 21 oktober 2014, BestWater International, C‑348/13, niet gepubliceerd, EU:C:2014:2315, punten 15, 16 en 18).
Echter, als toestemming ontbreekt ligt dat anders. Het Hof onderstreept 'het belang van een dergelijke toestemming voor de toepassing van die bepaling [uit artikel 3 lid 1 van de Auteursrechtrichtlijn over wanneer sprake is van een mededeling aan het publiek], aangezien deze laatste nu juist bepaalt dat voor elke handeling bestaande in een mededeling van een werk aan het publiek toestemming moet worden verleend door de auteursrechthebbende.'
Geen weet hebben...
Het Hof oordeelt in z'n algemeenheid dat in het licht van de vrijheid van meningsuiting en de werking van het internet, het voorts van belang is of de plaatser of gebruiker van de hyperlink wist van het (on)rechtmatige karakter ervan.
45 Dienaangaande moet worden vastgesteld dat internet inderdaad van bijzonder belang is voor de door artikel 11 van het Handvest gewaarborgde vrijheid van meningsuiting en van informatie, en dat hyperlinks bijdragen tot de goede werking ervan, alsmede tot de uitwisseling van meningen en informatie binnen dat netwerk, dat wordt gekenmerkt door de beschikbaarheid van immense hoeveelheden informatie.
46 Bovendien kan het, met name voor particulieren die dergelijke links willen plaatsen, moeilijk zijn om na te gaan of de website waar die links worden geacht naartoe te leiden, toegang geeft tot werken die worden beschermd en, in voorkomend geval, of de houders van auteursrechten op die werken toestemming hebben gegeven voor publicatie daarvan op internet. Een dergelijke verificatie kan nog moeilijker blijken te zijn wanneer deze rechten het voorwerp zijn van sublicenties. Verder kan de inhoud van een via een hyperlink toegankelijke website na de plaatsing van die link worden gewijzigd, en beschermde werken gaan bevatten zonder dat de plaatser van die hyperlink zich daarvan noodzakelijkerwijs bewust is.
47 Voor de geïndividualiseerde beoordeling van het bestaan van een „mededeling aan het publiek” in de zin van artikel 3, lid 1, van richtlijn 2001/29, moet dan ook, wanneer een hyperlink naar een werk dat vrij beschikbaar is op een andere website, is geplaatst door een persoon die daarmee geen winstoogmerk heeft, rekening worden gehouden met de omstandigheid dat die persoon niet weet – en redelijkerwijs ook niet kan weten – dat dat werk zonder toestemming van de auteursrechthebbende was gepubliceerd op internet.
48 Een dergelijke persoon stelt voornoemd werk weliswaar beschikbaar aan het publiek, door de andere internetgebruikers rechtstreeks toegang daartoe te verlenen (zie in die zin arrest van 13 februari 2014, Svensson e.a., C‑466/12, EU:C:2014:76, punten 18‑23), doch intervenieert immers in de regel niet met volledige kennis van de gevolgen van zijn handelwijze om klanten toegang te verschaffen tot een werk dat illegaal op internet is gepubliceerd. Bovendien kon, wanneer het betrokken werk reeds zonder enige toegangsbeperking beschikbaar was op de website waartoe de hyperlink toegang verschaft, het algemene internetpubliek in beginsel daartoe ook reeds toegang hebben zonder die interventie.
Echter, wanneer men weet of moet weten dat de geplaatste hyperlink toegang geeft tot een illegaal op internet gepubliceerd werk, bijvoorbeeld doordat men daarover gewaarschuwd is door de auteursrechthebbenden, moet ervan uitgegaan worden dat de verstrekking van die link een „mededeling aan het publiek” in de zin van artikel 3, lid 1, van richtlijn 2001/29 vormt, aldus het Hof.
Als het plaatsen van hyperlinks bovendien geschiedt met een winstoogmerk, wordt 'van de hyperlink-plaatser (.) verwacht dat deze de nodige verificaties verricht om zich ervan te vergewissen dat het betrokken werk op de site waarnaar die links leiden niet illegaal is gepubliceerd, zodat moet worden vermoed dat die plaatsing is geschied met volledige kennis van de beschermde aard van dat werk en van het eventuele ontbreken van toestemming van de auteursrechthebbende voor de publicatie op internet. In dergelijke omstandigheden en voor zover dit weerlegbare vermoeden niet is weerlegd, vormt de handeling bestaande in het plaatsen van een hyperlink naar een illegaal op internet gepubliceerd werk een „mededeling aan het publiek” in de zin van artikel 3, lid 1, van richtlijn 2001/29.' Op de plaatser of gebruiker van de hyperlink rust dan een vergewissingsplicht.
Rechthebbende moet actie ondernemen!
Anderzijds legt het Hof ook uitdrukkelijk verantwoordelijkheid neer bij de auteursrechthebbende.
In dit verband dient er met name op te worden gewezen dat deze rechthebbenden in alle omstandigheden de mogelijkheid hebben om dergelijke personen te wijzen op het illegale karakter van de publicatie van hun werk op internet en in rechte tegen hen op te treden wanneer zij weigeren die link te verwijderen.
Wat betekent dit voor GS Media?
Wat het hoofdgeding betreft, staat vast dat GS Media de site GeenStijl beheert en dat zij, met een winstoogmerk, hyperlinks heeft verstrekt naar de bestanden met de betrokken foto’s, die waren opgeslagen op de site Filefactory. Ook staat vast dat Sanoma geen toestemming had gegeven voor de publicatie van deze foto’s op internet. Bovendien lijkt uit de weergave van de feiten voort te vloeien dat GS Media zich van die laatste omstandigheid bewust was en dus niet het vermoeden kan weerleggen dat plaatsing van deze links is geschied met volledige kennis van het illegale karakter van die publicatie.
Hoewel de rechter dit nog moet verifiëren, neemt het Hof aan dat in deze omstandigheden GS Media door deze links te plaatsen een „mededeling aan het publiek” in de zin van artikel 3, lid 1, van Auteursrechtrichtlijn 2001/29 heeft verricht. Dit zou dus een auteursrechtinbreuk opleveren.
Joost Becker, advocaat auteursrecht