Ondernemingen laten steeds meer werkzaamheden verrichten door personen met wie zij geen arbeidsovereenkomst hebben gesloten, maar die op meer flexibele basis werkzaam zijn. Dat roept ook in het verzekeringsrecht nieuwe vragen op. Als een uitzendkracht een ongeval veroorzaakt waarbij een werknemer letsel oploopt, is verhaal op de uitzendkracht dan mogelijk of valt dat onder het regresverbod van artikel 7:962 lid 3 BW? De Hoge Raad beantwoordt die vraag in het
arrest van 28 november 2014 ontkennend.
Achtergrond
Een werknemer heeft als inzittende letsel opgelopen bij een auto-ongeval. Het ongeval werd veroorzaakt door een uitzendkracht die bij dezelfde werkgever werkzaam was. De zorgverzekeraar van de werknemer heeft de kosten van diens medische behandeling vergoed en vordert vergoeding daarvan.
De kernvraag die in cassatie voorligt is de vraag of de ingeleende kracht moet worden aangemerkt als een persoon die in dienst staat tot dezelfde werkgever als de werknemer. Als dat het geval is, kan de zorgverzekeraar de kosten niet verhalen op de ingeleende kracht vanwege het regresverbod van artikel 7:962 lid 3 BW.
De rechtbank en het hof hadden de vordering van de zorgverzekeraar afgewezen. Het arrest van het hof is eerder op deze pagina besproken door mijn kantoorgenoot René Wildenburg.
Oordeel Hoge Raad
De Hoge Raad is van oordeel dat het regresverbod van artikel 7:962 lid 3 BW niet geldt voor verweerder 1 als ingeleende kracht. De Hoge Raad haakt daarbij vooral aan bij de totstandkoming en het doel van het regresverbod artikel 7:962 lid 3 BW.
Uit de totstandkomingsgeschiedenis van artikel 7:962 lid 3 BW blijkt dat het regresverbod de strekking heeft om te voorkomen dat verstoring plaatsvindt van een relatie van duurzame aard tussen de verzekerde en degene op wie verhaal wordt genomen.
Ook volgt daaruit dat het regresverbod door de wetgever als uitzondering is aangemerkt en die uitzondering daarmee heeft willen beperken tot een klein aantal, limitatief in de wet genoemde categorieën.
Verder heeft de wetgever beoogd om scherpomlijnde en bij voorkeur bij bestaande juridische begrippen aansluitende categorieën in het verbod op te nemen, waarvan in de regel moet worden aangenomen dat subrogatie de onderlinge relatie zou verstoren.
De wetgever heeft ook onderkend en aanvaard dat artikel 7:962 lid 3 BW niet voor alle relaties van duurzame aard subrogatie uitsluit.
Er is dus een uitzonderingspositie voor werknemers van dezelfde werkgever, maar er is geen rechtvaardiging om die uitzondering ruim uit te leggen zodat die ook arbeidsverhoudingen omvatten die naar hun aard minder duurzaam zijn. De Hoge Raad neemt aan dat ondernemingen kiezen voor het inlenen van personeel in plaats van het aangaan van een arbeidsovereenkomst, juist omdat zij geen duurzame relatie met dit personeel willen aangaan.
Het hof had aangenomen dat een ruime uitleg van artikel 7:962 lid 3 BW is aangewezen omdat deze overeenstemt met hetgeen wordt aangenomen in het kader van artikel 6:107a BW, 6:170 en 7:658 BW. De Hoge Raad geeft echter aan dat deze bepalingen een andere achtergrond hebben dan artikel 7:962 lid 3 BW. Zij regelen vanuit het oogpunt van werknemersbescherming de aansprakelijkheid van de werkgever voor arbeidsgerelateerde ongevallen van zijn personeel en – bij schade van derden – de draagplicht in de onderlinge verhouding tussen de werkgever en de werknemer. Artikel 7:962 lid 3 BW ziet op de verhouding tussen enerzijds de verzekeraar van degene die de schade heeft geleden en anderzijds degene die deze schade heeft veroorzaakt en beoogt niet de vermogenspositie van degene op wie verhaal zou kunnen worden genomen te beschermen.
Conclusie
De Hoge Raad komt tot de conclusie dat artikel 7:962 lid 3 BW niet geldt ten opzichte van ingeleend personeel. Als het gezien de ontwikkelingen in de markt wenselijk zou zijn om het regresverbod uit te breiden tot ingeleend personeel is dat volgens de Hoge Raad aan de wetgever.
Het oordeel van de Hoge Raad is gezien de achtergrond van artikel 7:962 lid 3 BW begrijpelijk. In de praktijk kan het wel de nodige consequenties hebben. Er zijn uitzendkrachten en ZZP’ers die veelvuldig door een werkgever worden ingeschakeld en bij wie een net zo duurzame relatie bestaat als bij eigen werknemers.
Het is nu afwachten of de wetgever in actie komt en het regresverbod uitbreidt naar ingeleend personeel.
Achtergrond
Een werknemer heeft als inzittende letsel opgelopen bij een auto-ongeval. Het ongeval werd veroorzaakt door een uitzendkracht die bij dezelfde werkgever werkzaam was. De zorgverzekeraar van de werknemer heeft de kosten van diens medische behandeling vergoed en vordert vergoeding daarvan.
De kernvraag die in cassatie voorligt is de vraag of de ingeleende kracht moet worden aangemerkt als een persoon die in dienst staat tot dezelfde werkgever als de werknemer. Als dat het geval is, kan de zorgverzekeraar de kosten niet verhalen op de ingeleende kracht vanwege het regresverbod van artikel 7:962 lid 3 BW.
De rechtbank en het hof hadden de vordering van de zorgverzekeraar afgewezen. Het arrest van het hof is eerder op deze pagina besproken door mijn kantoorgenoot René Wildenburg.
Oordeel Hoge Raad
De Hoge Raad is van oordeel dat het regresverbod van artikel 7:962 lid 3 BW niet geldt voor verweerder 1 als ingeleende kracht. De Hoge Raad haakt daarbij vooral aan bij de totstandkoming en het doel van het regresverbod artikel 7:962 lid 3 BW.
Uit de totstandkomingsgeschiedenis van artikel 7:962 lid 3 BW blijkt dat het regresverbod de strekking heeft om te voorkomen dat verstoring plaatsvindt van een relatie van duurzame aard tussen de verzekerde en degene op wie verhaal wordt genomen.
Ook volgt daaruit dat het regresverbod door de wetgever als uitzondering is aangemerkt en die uitzondering daarmee heeft willen beperken tot een klein aantal, limitatief in de wet genoemde categorieën.
Verder heeft de wetgever beoogd om scherpomlijnde en bij voorkeur bij bestaande juridische begrippen aansluitende categorieën in het verbod op te nemen, waarvan in de regel moet worden aangenomen dat subrogatie de onderlinge relatie zou verstoren.
De wetgever heeft ook onderkend en aanvaard dat artikel 7:962 lid 3 BW niet voor alle relaties van duurzame aard subrogatie uitsluit.
Er is dus een uitzonderingspositie voor werknemers van dezelfde werkgever, maar er is geen rechtvaardiging om die uitzondering ruim uit te leggen zodat die ook arbeidsverhoudingen omvatten die naar hun aard minder duurzaam zijn. De Hoge Raad neemt aan dat ondernemingen kiezen voor het inlenen van personeel in plaats van het aangaan van een arbeidsovereenkomst, juist omdat zij geen duurzame relatie met dit personeel willen aangaan.
Het hof had aangenomen dat een ruime uitleg van artikel 7:962 lid 3 BW is aangewezen omdat deze overeenstemt met hetgeen wordt aangenomen in het kader van artikel 6:107a BW, 6:170 en 7:658 BW. De Hoge Raad geeft echter aan dat deze bepalingen een andere achtergrond hebben dan artikel 7:962 lid 3 BW. Zij regelen vanuit het oogpunt van werknemersbescherming de aansprakelijkheid van de werkgever voor arbeidsgerelateerde ongevallen van zijn personeel en – bij schade van derden – de draagplicht in de onderlinge verhouding tussen de werkgever en de werknemer. Artikel 7:962 lid 3 BW ziet op de verhouding tussen enerzijds de verzekeraar van degene die de schade heeft geleden en anderzijds degene die deze schade heeft veroorzaakt en beoogt niet de vermogenspositie van degene op wie verhaal zou kunnen worden genomen te beschermen.
Conclusie
De Hoge Raad komt tot de conclusie dat artikel 7:962 lid 3 BW niet geldt ten opzichte van ingeleend personeel. Als het gezien de ontwikkelingen in de markt wenselijk zou zijn om het regresverbod uit te breiden tot ingeleend personeel is dat volgens de Hoge Raad aan de wetgever.
Het oordeel van de Hoge Raad is gezien de achtergrond van artikel 7:962 lid 3 BW begrijpelijk. In de praktijk kan het wel de nodige consequenties hebben. Er zijn uitzendkrachten en ZZP’ers die veelvuldig door een werkgever worden ingeschakeld en bij wie een net zo duurzame relatie bestaat als bij eigen werknemers.
Het is nu afwachten of de wetgever in actie komt en het regresverbod uitbreidt naar ingeleend personeel.
Gerelateerd
Aansprakelijkheid