Indien een schuldenaar tekort schiet in de nakoming van een verbintenis, dan is hij op grond van artikel 6:74 lid 1 BW verplicht de schade die de schuldeiser daardoor lijdt te vergoeden,
tenzij de tekortkoming de schuldenaar niet kan worden toegerekend.
Een tekortkoming kan de schuldenaar niet worden toegerekend indien zij niet te wijten is aan zijn schuld, noch krachtens de wet, rechtshandeling of in het verkeer geldende opvattingen voor zijn rekening komt. Dat bepaalt artikel 6:75 BW.
Indien een verkoper een niet door hemzelf geproduceerd gebrekkig product verkoopt, maar die gebrekkigheid niet kende of behoorde te kennen, dan is er weliswaar sprake van een tekortkoming aan de zijde van die verkoper, maar de verkoper kan ten aanzien van dat gebrek geen verwijt worden gemaakt. De vraag is dan of die tekortkoming bij gebreke van schuld wel aan de verkoper kan worden toegerekend.
Het antwoord op die vraag is door de Hoge Raad gegeven in het arrest Oerlemans-Driessen (HR 27 april 2001, NJ 2002, 213). De verkeersopvattingen brengen in beginsel dat gebrek voor rekening van de verkoper, ook als de verkoper het gebrek niet kende of behoorde te kennen.
In de zaak waarover de rechtbank Oost-Brabant recent moest oordelen, had een exploitant van koffieautomaten zich tegenover een telecombedrijf verplicht tot het plaatsen, aansluiten, vullen en onderhouden van koffieautomaten bij dat telecombedrijf. De exploitant bleef eigenaar van de koffieautomaten, het telecombedrijf was de gebruiker. Op enig moment is schade ontstaan als gevolg van brand in de pantry waar een van die koffieautomaten stond opgesteld.
Indien de brand is ontstaan door een gebrek in de koffieautomaat, dan is de exploitant naar het oordeel van de rechtbank tekortgeschoten in haar verplichtingen uit de overeenkomst met het telecombedrijf. Niet alleen omdat er (tijdelijk) geen goed functionerende koffieautomaat heeft gestaan, maar ook omdat de door de exploitant geplaatste koffieautomaat schade heeft toegebracht aan het telecombedrijf.
Kan die tekortkoming ook aan de exploitant worden toegerekend indien de exploitant het gebrek niet kende of behoorde te kennen? Anders dan in het arrest Oerlemans-Driessen is hier geen sprake van koop. De rechtbank Oost-Brabant ziet echter aanleiding om dat arrest hier analoog toe te passen: ook in het geval als hier aan de orde, waarin een bedrijfsmatig eigenaar/exploitant van een (niet door hemzelf geproduceerde) koffieautomaat deze in gebruik geeft aan een ander maar de volledige (dagelijkse) zorg houdt voor het goed functioneren van de automaat, heeft te gelden dat een gebrek in die automaat naar verkeersopvattingen in beginsel voor risico komt van de bedrijfsmatig eigenaar/exploitant, óók als deze het gebrek niet kende of behoorde te kennen (Rb. Oost-Brabant 25 maart 2015 ECLI:NL:RBOBR:2015:1903).
Een tekortkoming kan de schuldenaar niet worden toegerekend indien zij niet te wijten is aan zijn schuld, noch krachtens de wet, rechtshandeling of in het verkeer geldende opvattingen voor zijn rekening komt. Dat bepaalt artikel 6:75 BW.
Indien een verkoper een niet door hemzelf geproduceerd gebrekkig product verkoopt, maar die gebrekkigheid niet kende of behoorde te kennen, dan is er weliswaar sprake van een tekortkoming aan de zijde van die verkoper, maar de verkoper kan ten aanzien van dat gebrek geen verwijt worden gemaakt. De vraag is dan of die tekortkoming bij gebreke van schuld wel aan de verkoper kan worden toegerekend.
Het antwoord op die vraag is door de Hoge Raad gegeven in het arrest Oerlemans-Driessen (HR 27 april 2001, NJ 2002, 213). De verkeersopvattingen brengen in beginsel dat gebrek voor rekening van de verkoper, ook als de verkoper het gebrek niet kende of behoorde te kennen.
In de zaak waarover de rechtbank Oost-Brabant recent moest oordelen, had een exploitant van koffieautomaten zich tegenover een telecombedrijf verplicht tot het plaatsen, aansluiten, vullen en onderhouden van koffieautomaten bij dat telecombedrijf. De exploitant bleef eigenaar van de koffieautomaten, het telecombedrijf was de gebruiker. Op enig moment is schade ontstaan als gevolg van brand in de pantry waar een van die koffieautomaten stond opgesteld.
Indien de brand is ontstaan door een gebrek in de koffieautomaat, dan is de exploitant naar het oordeel van de rechtbank tekortgeschoten in haar verplichtingen uit de overeenkomst met het telecombedrijf. Niet alleen omdat er (tijdelijk) geen goed functionerende koffieautomaat heeft gestaan, maar ook omdat de door de exploitant geplaatste koffieautomaat schade heeft toegebracht aan het telecombedrijf.
Kan die tekortkoming ook aan de exploitant worden toegerekend indien de exploitant het gebrek niet kende of behoorde te kennen? Anders dan in het arrest Oerlemans-Driessen is hier geen sprake van koop. De rechtbank Oost-Brabant ziet echter aanleiding om dat arrest hier analoog toe te passen: ook in het geval als hier aan de orde, waarin een bedrijfsmatig eigenaar/exploitant van een (niet door hemzelf geproduceerde) koffieautomaat deze in gebruik geeft aan een ander maar de volledige (dagelijkse) zorg houdt voor het goed functioneren van de automaat, heeft te gelden dat een gebrek in die automaat naar verkeersopvattingen in beginsel voor risico komt van de bedrijfsmatig eigenaar/exploitant, óók als deze het gebrek niet kende of behoorde te kennen (Rb. Oost-Brabant 25 maart 2015 ECLI:NL:RBOBR:2015:1903).
Gerelateerd
Aansprakelijkheid