Een partij die voornemens is om de zeggenschap over (een gedeelte van) een onderneming over te dragen, hoeft zich voorlopig geen zorgen meer te maken over de eventuele melding van dat voornemen bij de NMa. In een belangwekkende uitspraak van
13 januari 2011 (LJN: BP0781), heeft de rechtbank Rotterdam namelijk geoordeeld dat alleen de partij die (uitsluitende) zeggenschap over een andere onderneming verwerft, meldingsplichtig is in de zin van de Mededingingswet.
De casus luidde als volgt. Y heeft de aandelen in X van Z gekocht, waarna Y door de levering van 80% van deze aandelen uitsluitende zeggenschap heeft verkregen over X (de overige 20% zou later worden geleverd). Y nam X dus over van Z. Aangezien de drempelwaarden uit de mededingingswet zijn overschreden, is een concentratie in de zin van de mededingingswet tot stand gebracht. Het voornemen om deze concentratie aan te gaan is –in strijd met artikel 34 Mw- niet (tijdig) gemeld bij de NMa. Artikel 34 Mw bepaalt namelijk dat het verboden is “ een concentratie tot stand te brengen voordat het voornemen daartoe aan de raad is gemeld en vervolgens vier weken zijn verstreken.” De NMa legde zowel aan Y (de koper van X) als aan Z (de verkoper van X) een boete op vanwege de schending van deze meldingsverplichting. De NMa oordeelde dus dat uit artikel 34 Mw een meldingsplicht voor zowel de koper als de verkoper voortvloeit.
Z is het niet eens met het feit dat (ook) aan haar een boete is opgelegd en gaat tegen de boete in beroep bij de rechtbank Rotterdam. Zij stelt (met een beroep op de Europese mededingingsregels) dat uitsluitend een meldingsplicht rust op de verkrijgende partij bij een overname. De rechtbank Rotterdam stelt Z in het gelijk en baseert haar oordeel op “ een redelijke, systematische en historische wetsuitleg, en in verband daarmee ook op het Europese mededingingsrecht.” De wetgever heeft bij het opstellen van de Mededingingswet immers expliciet rekening gehouden met de Europese regels voor grensoverschrijdende concentratiecontrole (de concentratieverordening). In deze concentratieverordening is juist geregeld dat alleen de partij(en) die zeggenschap verwerven, het voornemen tot de overname dienen te melden. Daarbij komt dat de meldingsplicht in het leven is geroepen om de beoordeling mogelijk te maken van de effecten die de concentratie op de markt heeft. Ook vanuit dat oogpunt is het volgens de rechtbank Rotterdam niet logisch dat een meldingsplicht zou rusten op de verkopende partij (in dit geval Z). De verkoper is namelijk degene die de zeggenschap prijsgeeft en derhalve aan belang op de markt inboet.
Kortom, de verkopende partij die zeggenschap overdraagt, is volgens de huidige stand van de jurisprudentie niet langer meldingsplichtig. Dit neemt niet weg dat wel een meldingsplicht rust op alle partijen bij een concentratie, indien geen sprake is van een overname maar van een fusie of de oprichting van een gemeenschappelijke onderneming in de zin van de mededingingswet.
De casus luidde als volgt. Y heeft de aandelen in X van Z gekocht, waarna Y door de levering van 80% van deze aandelen uitsluitende zeggenschap heeft verkregen over X (de overige 20% zou later worden geleverd). Y nam X dus over van Z. Aangezien de drempelwaarden uit de mededingingswet zijn overschreden, is een concentratie in de zin van de mededingingswet tot stand gebracht. Het voornemen om deze concentratie aan te gaan is –in strijd met artikel 34 Mw- niet (tijdig) gemeld bij de NMa. Artikel 34 Mw bepaalt namelijk dat het verboden is “ een concentratie tot stand te brengen voordat het voornemen daartoe aan de raad is gemeld en vervolgens vier weken zijn verstreken.” De NMa legde zowel aan Y (de koper van X) als aan Z (de verkoper van X) een boete op vanwege de schending van deze meldingsverplichting. De NMa oordeelde dus dat uit artikel 34 Mw een meldingsplicht voor zowel de koper als de verkoper voortvloeit.
Z is het niet eens met het feit dat (ook) aan haar een boete is opgelegd en gaat tegen de boete in beroep bij de rechtbank Rotterdam. Zij stelt (met een beroep op de Europese mededingingsregels) dat uitsluitend een meldingsplicht rust op de verkrijgende partij bij een overname. De rechtbank Rotterdam stelt Z in het gelijk en baseert haar oordeel op “ een redelijke, systematische en historische wetsuitleg, en in verband daarmee ook op het Europese mededingingsrecht.” De wetgever heeft bij het opstellen van de Mededingingswet immers expliciet rekening gehouden met de Europese regels voor grensoverschrijdende concentratiecontrole (de concentratieverordening). In deze concentratieverordening is juist geregeld dat alleen de partij(en) die zeggenschap verwerven, het voornemen tot de overname dienen te melden. Daarbij komt dat de meldingsplicht in het leven is geroepen om de beoordeling mogelijk te maken van de effecten die de concentratie op de markt heeft. Ook vanuit dat oogpunt is het volgens de rechtbank Rotterdam niet logisch dat een meldingsplicht zou rusten op de verkopende partij (in dit geval Z). De verkoper is namelijk degene die de zeggenschap prijsgeeft en derhalve aan belang op de markt inboet.
Kortom, de verkopende partij die zeggenschap overdraagt, is volgens de huidige stand van de jurisprudentie niet langer meldingsplichtig. Dit neemt niet weg dat wel een meldingsplicht rust op alle partijen bij een concentratie, indien geen sprake is van een overname maar van een fusie of de oprichting van een gemeenschappelijke onderneming in de zin van de mededingingswet.
Gerelateerd
Mededinging en staatssteun