In de zaak waar hof Den Haag zich over boog, speelde (kort gezegd) het volgende.
Casus
APMTR exploiteert een containerterminal. Binnen APMTR geldt een ondernemings-cao met een looptijd van 1 januari 2014 tot 1 januari 2018. Daarnaast heeft APMTR op 7 januari 2016 een akkoord bereikt met de OR over aanvullende afspraken over individuele arbeidsvoorwaarden binnen de onderneming. Aanleiding voor het overleg met de OR waren de vastgelopen sectoronderhandelingen binnen de containerbranche. De betrokken vakbonden vorderen een verbod voor APMTR om werknemers met de aanvulling in te laten stemmen. Volgens de bonden is de aanvulling in strijd met het standaard-karakter van de cao en daarmee nietig is. De kantonrecht wees de vorderingen af, waarna de bonden in hoger beroep zijn gegaan.
Standaard-cao
Cao-bepalingen die normatief van aard zijn en dus onderdeel worden van de individuele arbeidsovereenkomst, kunnen standaard- of minimumbepalingen zijn. Bij een minimum-cao mogen gebonden partijen niet ten nadele van de werknemer afwijken. De cao geeft een ondergrens. Bij een standaard-cao mogen gebonden partijen noch positief noch negatief afwijken van de arbeidsvoorwaarden in de cao. De cao geeft de afgebakende norm.
In de ondernemings-cao van APMTR waren onder meer de volgende bepaling opgenomen:
De loon- en arbeidsvoorwaarden voor de werknemers zijn vastgesteld gelijk omschreven in de artikelen van deze overeenkomst, alsmede de aan deze overeenkomst gehechte en – overeenkomstig het bepaalde in artikel 3 – alsnog te hechten bijlagen, welke door partijen zijn gewaarmerkt.
(…)
Bij tussentijdse wijziging of aanvulling ten gevolge van algemeen overleg over de in deze overeenkomst genoemde en door partijen gewaarmerkte loon- en arbeidsvoorwaarden, zullen deze gewijzigde of nieuwe loon- en arbeidsvoorwaarden eveneens aan deze overeenkomst worden gehecht en door partijen worden gewaarmerkt.
Oordeel
Het hof overweegt dat mede uit de formulering van de bepalingen volgt dat de ondernemings-cao “een standaard en uitputtend karakter” heeft. Eenzijdige afwijking (zonder overeenstemming met de bonden) is alleen toegestaan voor zover die mogelijkheid uit de cao zelf volgt. De mogelijkheid om af te wijken door afspraken met de OR te maken, wordt echter niet genoemd. Daarmee zijn de die afspraken met de OR volgens het hof (van rechtswege) nietig op grond van artikel 12 lid 1 Wet op de collectieve arbeidsovereenkomst (“WCAO”). Ook ten aanzien van aanvullende gunstigere afspraken over arbeidsvoorwaarden die in het geheel niet zijn geregeld in de cao.
Nietigheid: alleen afspraken met gebonden werknemers
Tot slot bepaalt het hof dat de nietigheid alleen ziet op strijdige aanvullende bepalingen die zijn overeengekomen tussen APMTR en werknemers die op grond van artikel 9 lid 1 WCAO aan de ondernemings-cao zijn gebonden. Dat zijn dus werknemers die lid zijn van een vakbond die partij is bij de ondernemings-cao. Afspraken met niet-geboden werknemers blijven dus in stand.
Dat het hier om een ondernemings-cao gaat, doet daar niets aan af. Gebonden werknemers van APMTR zijn dus (mogelijk) slechter af dan niet-gebonden werknemers. Het belang van de vakbonden daarbij is solidariteit creëren binnen de containerbranche als geheel.
Wilt u meer weten over dit onderwerp? Neem contact met ons op.