Aansprakelijkheid op de HAP: waakzaamheid is geboden

11 maart 2011, laatst geüpdatet 12 september 2024
Dikwijls wordt gedacht dat huisartsenposten slechts faciliteren bij spoedeisende ANW-huisartsenzorg en geen rol hebben bij de levering van die zorg. Om dezelfde reden wordt er ook vanuit gegaan de dienstdoende huisarts en niet de huisartsenpost behandelingsovereenkomst heeft met de patiënt, zodat deze huisarts ook aansprakelijk is bij eventuele fouten. In werkelijkheid is het echter helemaal niet zonneklaar met wie de patiënt een overeenkomst sluit.Een patiënt die gebruik maakt van een huisar...
Luuk Arends 
Luuk Arends 
Advocaat - Partner
In dit artikel
Dikwijls wordt gedacht dat huisartsenposten slechts faciliteren bij spoedeisende ANW-huisartsenzorg en geen rol hebben bij de levering van die zorg. Om dezelfde reden wordt er ook vanuit gegaan de dienstdoende huisarts en niet de huisartsenpost behandelingsovereenkomst heeft met de patiënt, zodat deze huisarts ook aansprakelijk is bij eventuele fouten. In werkelijkheid is het echter helemaal niet zonneklaar met wie de patiënt een overeenkomst sluit. Een patiënt die gebruik maakt van een huisartsenpost krijgt in sommige gevallen niet eens een huisarts te zien. Dikwijls ‘strandt’ het patiëntencontact bij de (telefonische) triage of blijft het contact met de huisarts beperkt tot een telefonisch consult. Wanneer het patiëntencontact na de triage stopt, is het voor de patiënt in ieder geval zeker niet duidelijk dat hij een overeenkomst met een huisarts heeft. Bij fouten zal hij dan eerder geneigd zijn de huisartsenpost aansprakelijk te stellen.

Nog ingewikkelder is de situatie waarin een huisarts niet zelf de zorg verleent en in zijn plaats een waarnemer heeft ingeschakeld. Is dan de huisarts die zijn dienst heeft verkocht de contracterende partij, of is het de waarnemer die de dienst van de huisarts heeft overgenomen? Het is niet vanzelfsprekend dat de waarnemer in dat geval degene is met wie de patiënt een overeenkomst heeft gesloten. Als er fouten worden gemaakt, staat voor de patiënt ook dan niet vast wie hij moet aanspreken.

Centrale aansprakelijkheid

Voor situaties waarin onduidelijk is wie nu daadwerkelijk de zorg verleent heeft de wetgever de ‘centrale aansprakelijkheid’ geïntroduceerd (geregeld in artikel 462 van de Wet inzake de geneeskundige behandelingsovereenkomst onderdeel van boek 7 van het Burgerlijk Wetboek). Centrale aansprakelijkheid houdt in dat instellingen op wie deze bepaling van toepassing is bij fouten altijd aansprakelijk zijn, ook als zij formeel niet de contracterende partij zijn. Voordeel voor de patiënt is dat hij dan niet hoeft uit te zoeken wie voor de fout verantwoordelijk is en met wie hij nu daadwerkelijk een overeenkomst heeft gesloten. Deze bepaling is echter alleen van toepassing op zorginstellingen die hierin met name genoemd worden. Totnogtoe is dit artikel alleen van toepassing verklaard voor ziekenhuizen, psychiatrische ziekenhuizen, instellingen voor verstandelijk gehandicaptenzorg en verpleeghuizen en abortusklinieken. Op huisartsenposten is deze bepaling dus niet van toepassing. Daarom zal een patiënt als er een fout is gemaakt toch moeten onderzoeken met wie hij een overeenkomst heeft.

Huisartsenpost en niet huisarts is leverancier huisartsenzorg

Niet onwaarschijnlijk is dat een patiënt die zich gedupeerd voelt in de eerste plaats de huisartsenpost zal aanspreken. Er valt veel voor te zeggen dat een patiënt in alle gevallen (ook) een overeenkomst met de huisartsenpost heeft. Zorgverzekeraars sluiten namelijk met huisartsenposten en niet met individuele huisartsen een overeenkomst voor de zorgverlening gedurende avonden, nachten, weekenden en algemeen erkende feestdagen (de zogeheten ANW-uren). Dit volgt uit het Besluit Wijziging werkingssfeer WTG van 18 oktober 2001 waarin huisartsendienstenstructuren als afzonderlijke categorie van organen voor gezondheidszorg werden geïntroduceerd in de Wet Tarieven Gezondheidszorg (WTG). Volgens dit Besluit zijn huisartsendienstenstructuren:

‘rechtspersoonlijkheid bezittende organisatorische verbanden van beroepsbeoefenaren (…) welke verbanden enkel zijn aangegaan ten behoeve van de levering gedurende avond, nacht en weekend van door die beroepsbeoefenaren te leveren huisartsenzorg als waarop bij of krachtens de Ziekenfondswet aanspraak bestaat, ongeacht de wijze waarop de kosten daarvan worden vergoed, waarmee door een ziekenfonds een medewerkerovereenkomst als bedoeld in de artikelen 44 en 45 van de Ziekenfondswet is gesloten voor de levering enkel gedurende avond, nacht en weekend van huisartsenzorg als waarop bij of krachtens die wet aanspraak bestaat, waardoor een beroepsbeoefenaar met wie dat ziekenfonds voor de levering van huisartsenzorg een beheersovereenkomst heeft gesloten gedurende avond, nacht en weekend van de levering van die zorg is vrijgesteld zolang eerstbedoelde medewerkersovereenkomst geldt.’

Uit de omschrijving blijkt dat de zorgverzekeraar een overeenkomst sluit met de huisartsenpost voor de levering van huisartsenzorg (uitsluitend) gedurende avond, nacht en weekend. Een huisartsenpost doet dus meer dan enkel het organiseren en/of beschikbaar stellen van die zorg. Huisartsen dragen hun verantwoordelijkheid voor de levering van huisartsenzorg tijdens ANW-uren over aan de huisartsenpost. De huisarts is daardoor vrijgesteld van de levering van huisartsenzorg tijdens die ANW-uren. Die taak is immers door de huisartsenpost overgenomen.

De WTG en de besluiten die uit deze wet voortvloeiden gelden inmiddels niet meer, maar de uitgangspunten ervan zijn niet verlaten. Ook de NZa gaat er in haar huidige beleidsregels vanuit dat de huisartsendienstenstructuren en niet de individuele huisartsen formeel de huisartsenzorg verlenen tijdens ANW-uren.

Om twee redenen kunnen huisartsenposten hun taak niet beperken tot faciliteren en de levering van huisartsenzorg ook formeel aan de huisartsen zelf overlaten. In de eerste plaats is een huisartsendienstenstructuur per definitie een samenwerkingsverband van huisartsen dat is aangegaan ten behoeve van de levering van huisartsenzorg tijdens ANW-uren waarop krachtens de Zorgverzekeringswet aanspraak bestaat (huidige NZa-definitie). Huisartsenposten die hun rol uitsluitend beperken tot faciliteren kunnen daardoor waarschijnlijk niet aangemerkt worden als huisartsendienstenstructuren als bedoeld in de beleidsregels van de NZa. In dat geval is het ook niet mogelijk om bijzondere ANW-tarieven in rekening te brengen.

In de tweede plaats is een huisartsenpost op grond van de Kwaliteitswet zorginstellingen verantwoordelijk voor het bieden van verantwoorde zorg binnen de eigen instelling en heeft zij tevens alle andere verplichtingen die op grond van deze wet op zorgaanbieders rusten. Zo is de huisartsenpost verantwoordelijk voor de kwaliteit van de zorgverlening binnen de eigen instelling. Dit geldt niet alleen als het gaat om eigen werknemers (doktersassistenten, verpleegkundigen), maar ook als de feitelijke zorgverlening plaatsvindt door huisartsen die op de post diensten vervullen op basis van een deelnemersovereenkomst of die namens een deelnemende huisarts waarnemen.

Mede op grond bovenstaande zullen patiënten met succes kunnen betogen dat zij in ieder geval ook een behandelingsovereenkomst hebben met een huisartsenpost. Daarmee kunnen zij bij een aansprakelijkstelling de ingewikkelde vraag welke arts zij verantwoordelijk moeten stellen voor een vermeende fout vermijden.

Goede verzekering en duidelijke schriftelijke afspraken belangrijk

Ervan uitgaande dat huisartsenposten in ieder geval (ook) een behandelingsovereenkomst hebben met patiënten die gebruik maken van de post, moeten huisartsenposten er daarom altijd rekening mee houden dat zij jegens patiënten aansprakelijk kunnen zijn voor fouten op de huisartsenpost. Voor de vaststelling van de aansprakelijkheid is daarbij niet van belang na te gaan wie de fout maakte. Deze risico’s moeten in de aansprakelijkheidsverzekering van de huisartsenpost goed gedekt zijn. Er kan niet zonder meer op vertrouwd worden dat de kosten van een eventuele schadevergoeding afgewenteld kunnen worden op de (verzekeraar van) de dienstdoende huisarts.

Huisartsen en huisartsenposten zullen in de regel de aansprakelijkheid voor fouten willen neerleggen bij degene die de fout ook heeft gemaakt of voor de fout verantwoordelijk is. Dikwijls zal dit de dienstdoende huisarts zijn. Om te kunnen bewerkstelligen dat degene die voor een fout verantwoordelijk is uiteindelijk ook de schade vergoedt die daaruit voortvloeit, is het belangrijk dat hierover duidelijke afspraken worden gemaakt. Ook is van belang dat die afspraken schriftelijk worden vastgelegd in de samenwerkings- of deelnemersovereenkomsten tussen huisartsenpost en huisarts en in de overeenkomst van opdracht tussen huisarts en waarnemer. In deze overeenkomsten kan worden bepaald wie in welke situatie verantwoordelijk is. Ook is het mogelijk om in de overeenkomsten op te nemen dat een huisartsenpost een huisarts in vrijwaring oproept, als de post door een patiënt toch in een schadevergoedingsprocedure wordt betrokken. Dit houdt in dat degene die in vrijwaring wordt opgeroepen de andere partij vrijhoudt van de nadelige gevolgen van een eventuele veroordeling.

Als aansprakelijkheid en vrijwaring in de overeenkomsten tussen huisartsenposten, artsen en/of waarnemers niet goed zijn vastgelegd is het de vraag of aansprakelijkheid na fouten uiteindelijk verhaalbaar is op degene die voor de fout feitelijk verantwoordelijk was.

Paraplupolis

Ingewikkelde vraagstukken over de verdeling van de interne draagplicht bij aansprakelijkheid kunnen overigens vermeden worden door zogeheten ‘paraplupolissen’ af te sluiten. Dergelijke polissen dekken zowel de huisartsenpost als de aangesloten huisartsen. Als huisartsenpost en huisartsen onder dezelfde polis verzekerd zijn is de discussie wie waarvoor verantwoordelijk immers niet meer van belang.

Artikel downloaden of printen? Klik hier voor de pdf-versie

(origineel gepubliceerd in HAP-krant nr. 1, 2011)

Gerelateerd

No posts found