Aansprakelijkheid in een maatschap: welke partijen kunnen in rechte worden betrokken?

29 juli 2021, laatst geüpdatet 28 augustus 2024
Advocaten werken vaak samen in de vorm van een maatschap. In de praktijk bestaat echter nog onduidelijkheid over de wijze waarop een maatschap en/of de individuele maten in rechte kunnen worden betrokken. In een recente uitspraak van 16 juni 2021 heeft rechtbank Limburg dit nog eens helder uiteengezet.
In dit artikel

In deze kwestie vorderde een curator schadevergoeding op grond van wanprestatie en/of het onrechtmatig handelen door gedaagden (de twee maten van een maatschap). Gedaagden waren van mening dat de vordering van de curator afgewezen diende te worden omdat de curator de verkeerde partijen zou hebben gedagvaard. Rechtbank Limburg heeft in haar vonnis uitgebreid stilgestaan bij de vraag of de curator in dit geval de juiste partijen in rechte betrokken heeft.

Oordeel rechtbank Limburg
De curator heeft in de dagvaarding de twee individuele maten van een maatschap gedagvaard. Om te kunnen beoordelen of de curator hiermee de juiste partijen heeft gedagvaard, heeft de rechtbank allereerst de volgende vragen beantwoord.

I. Hoe moet het exploot van de dagvaarding worden uitgelegd?
Bij de uitleg van het exploot van dagvaarding speelden volgens de rechtbank de volgende vier omstandigheden een rol:

  • het exploot vermeldt de twee individuele maten als gedaagden;
  • gedaagden zijn op het adres waar zij als advocaat kantoor houden gedagvaard;
  • de vorderingen (in het petitum van de dagvaarding) zijn jegens de individuele maten ingesteld; en
  • uit de conclusie van antwoord blijkt dat gedaagden de dagvaarding hebben opgevat in de zin dat zij zowel in hun hoedanigheid van maat als in hun hoedanigheid van advocaten zijn gedagvaard.

Kortom: als uitgangspunt geldt dat de curator gedaagden zowel in hun hoedanigheid van maat in de maatschap als in hun hoedanigheid van uitvoerend advocaten heeft gedagvaard. De rechtbank gaat ervan uit dat de curator niet heeft beoogd om naast de individuele maten ook de maatschap in rechte te betrekken (om zich zo op het afgescheiden maatschapsvermogen te verhalen).

II. Met wie hebben de gefailleerden gecontracteerd?
Er zijn meerdere separate overeenkomsten van opdracht gesloten met gefailleerden. Gedaagden stellen zich onder verwijzing naar hun algemene voorwaarden op het standpunt dat deze overeenkomsten van opdracht steeds zijn verstrekt aan en aanvaard door de maatschap. Van belang is daarom om te beoordelen of de algemene voorwaarden van toepassing zijn op de met gefailleerden gesloten overeenkomsten. In de opdrachtbevestiging is verwezen naar de op de achterkant daarvan afgedrukte algemene voorwaarden en de gefailleerden hebben deze algemene voorwaarden zonder protest behouden (wat heeft te gelden als een stilzwijgende aanvaarding). De algemene voorwaarden zijn dan ook geldig van toepassing op de met gefailleerden gesloten overeenkomst.

Hebben de algemene voorwaarden hun werking behouden?
De curator heeft gesteld dat de algemene voorwaarden onredelijk bezwarend en daarom nietig zijn. De vernietigbaarheid van de algemene voorwaarden is niet ingeroepen (ook niet buiten rechte), waardoor in het midden kon worden gelaten of de algemene voorwaarden onredelijk bezwarend zijn. Echter, zelfs als de vernietigbaarheid van de algemene voorwaarden zou zijn ingeroepen, dan had dit niet kunnen leiden tot vernietiging ervan nu geen feiten of omstandigheden naar voren waren gebracht die het oordeel konden dragen dat de algemene voorwaarden onredelijk bezwarend zijn.

De conclusie is dat de algemene voorwaarden (integraal) van toepassing zijn op de door de gefailleerden gesloten overeenkomsten van opdracht. In artikel 3 van de algemene voorwaarden is bepaald dat iedere opdracht uitsluitend wordt geacht te zijn verstrekt en aanvaard door de maatschap. Gefailleerden hebben derhalve uitsluitend met de maatschap gecontracteerd.

III. Beantwoording van de hoofdvraag: heeft de curator de juiste partij gedagvaard?
De Hoge Raad heeft in haar arrest van 15 maart 2013 (ECLI:NL:HR:2013:BY7840) geoordeeld dat de schuldeisers van een maatschap zowel de mogelijkheid hebben om de individuele (rechts)personen die ten tijde van het aangaan van de overeenkomst maat waren aan te spreken op grond van art. 7:407 lid 2 BW (met de mogelijkheid van verhaal op hun privévermogens) als de gezamenlijke (rechts)personen aan te spreken die ten tijde van de dagvaarding maat zijn (met de mogelijkheid van verhaal op het maatschapsvermogen). De maatschap zelf kan niet gedagvaard worden, omdat een maatschap geen rechtspersoonlijkheid heeft.

Uit de overwegingen van de Hoge Raad volgt volgens rechtbank Limburg dat gedaagden in dit geval, ook nu enkel met de maatschap is gecontracteerd, in hun hoedanigheid van maat in rechte kunnen worden betrokken. De maatschap heeft in artikel 3 van haar algemene voorwaarden een beroep op art. 7:404 BW en art. 7:407 lid 2 BW uitgesloten. De rechtbank oordeelt dat hiermee niet de (gedeelde) aansprakelijkheid van de maten voor schulden van de maatschap wordt uitgesloten. Enkel de hoofdelijke aansprakelijkheid van de persoon met het oog op wie de opdracht is verleend (art. 7:404 BW) en de hoofdelijke verbondenheid van ieder van de maten voor het geheel (art. 7:407 lid 2 BW) is uitgesloten.

De overeenkomst van opdracht is in dit geval gesloten met de maatschap en uit de uitsluiting van art. 7:404 BW in de algemene voorwaarden volgt dat de curator gedaagden niet kan aanspreken in hun hoedanigheid van advocaten die feitelijk de verrichte werkzaamheden hebben uitgevoerd. Een vordering gebaseerd op art. 6:74 BW is dan ook niet toewijsbaar. Gedaagden kunnen slechts als maten aansprakelijk zijn voor een eventuele wanprestatie van de maatschap (art. 7A:1680 BW) of in hun hoedanigheid van uitvoerend advocaten op grond van art. 6:162 BW in rechte worden betrokken.

Conclusie
De schuldeisers van een maatschap hebben in beginsel de mogelijkheid om zowel de individuele (rechts)personen die ten tijde van het aangaan van de overeenkomst maat waren als de gezamenlijke (rechts)personen die ten tijde van de dagvaarding maat zijn in rechte te betrekken. Indien een overeenkomst van opdracht is gesloten met de maatschap en art. 7:404 BW is uitgesloten in de algemene voorwaarden kan een vordering op grond van art. 6:74 BW jegens de gedagvaarde individuele maten niet worden toegewezen. De individuele maten waren immers geen contractspartij bij de overeenkomst van opdracht. Slechts als voldaan is aan de in art. 6:162 BW gestelde eisen kan aansprakelijkheid worden aangenomen.

Gerelateerd