Ondernemen is een uitdagende bezigheid, maar niet zonder risico. Veel ondernemers denken dat zij, door de onderneming te drijven in de vorm van een besloten vennootschap in plaats van een eenmanszaak of een vennootschap onder firma, zich volledig hebben afgeschermd voor een eventuele privéaansprakelijkheid. Dat is echter onjuist.
'Bestuurder' is een wettelijke term, wat zoveel betekent als 'directeur'. De bestuurder staat ingeschreven in het Handelsregister bij de Kamer van Koophandel en kan worden gezien als de eindverantwoordelijke voor het reilen en zeilen van de vennootschap. Maar ook op diegene die feitelijk de vennootschap leidt, maar niet in Handelsregister staat ingeschreven, is het onderstaande van belang; wat geldt voor de bestuurder, geldt ook voor de feitelijke beleidsbepaler.
De redenen om de onderneming in de vorm van een vennootschap te drijven, kunnen divers zijn. Een ondernemer kan om fiscale redenen kiezen zijn onderneming in de vorm van een vennootschap te gieten. Maar vaker nog gebeurt dit om het privé-vermogen van de ondernemer af te schermen van het zakelijke vermogen, om dus te voorkomen dat zakelijke schuldeisers de ondernemer in privé kunnen aanspreken. Maar 100% zekerheid biedt dit niet.
Want als het namelijk met de vennootschap misgaat, wordt vaak al snel de beschuldigende vinger naar de bestuurder gewezen; hij heeft het verkeerd gedaan en hij is (dus) aansprakelijk voor de schade. Dit heet in juridische termen 'bestuurdersaansprakelijkheid' en die geldt uiteraard ook voor de 'professionele' bestuurder van een vennootschap die tevens (enig) aandeelhouder is.
Bij bestuurdersaansprakelijkheid kan een onderscheid worden gemaakt tussen twee soorten aansprakelijkheid: de interne en de externe bestuurdersaansprakelijkheid. Met interne bestuurdersaansprakelijkheid wordt bedoeld: de aansprakelijk van de bestuurder ten opzichte van de vennootschap waarvan hij bestuurder is, en met externe aansprakelijkheid wordt bedoeld: de aansprakelijkheid van de bestuurder ten opzichte van derden (de schuldeisers).
Interne aansprakelijkheid
De interne aansprakelijkheid van de bestuurder is in de wet vastgelegd in artikel 9 van het Tweede Boek van het Burgerlijk Wetboek ( 2:9 BW).
Hierin staat dat de bestuurder tegenover de vennootschap verplicht is zijn taak "op een behoorlijke wijze te vervullen". Het hoogste rechterlijke orgaan in Nederland, de Hoge Raad, heeft in een belangrijke uitspraak bepaald dat een bestuurder alleen met succes intern aansprakelijk gesteld kan worden als hem een ernstig verwijt kan worden gemaakt over de manier waarop hij zijn functie heeft uitgeoefend.
Of er sprake is van een ernstig verwijt, moet worden beoordeeld aan de hand van alle omstandigheden van het geval. Hierbij moet worden gedacht aan bijvoorbeeld:
1. de aard van de bedrijfsactiviteiten en de risico's die daar in het algemeen aan verbonden zijn;
2. de taakverdeling binnen het bestuur;
3. eventuele interne richtlijnen en reglementen;
4. de informatie en gegevens waarover een bestuurder beschikte of had moeten beschikken op het moment van handelen; en
5. het inzicht en de zorgvuldigheid die mogen worden verwacht van een bestuurder die op zijn taak is berekend en deze taak nauwgezet vervult.
Derden, zoals schuldeisers, kunnen echter geen beroep op doen op artikel 2:9 BW.
Dus als er inderdaad gronden zijn om een bestuurder intern aansprakelijk te stellen voor zijn handelen, dan zal de vennootschap zelf de bestuurder aansprakelijk moeten stellen en moeten bewijzen waarom en op grond van welke omstandigheden de bestuurder een ernstig verwijt kan worden gemaakt. Als de vennootschap failliet is, zal de curator dat moeten bewijzen. Overigens kan op grond van artikel 2:9 BW ook een commissaris aansprakelijk worden gesteld, als deze zijn toezichthoudende taak niet naar behoren heeft vervuld.
Décharge
Décharge is een begrip dat in de statuten van bijna alle vennootschappen te vinden is. Het is echter geen wettelijk begrip. Décharge betekent in feite dat het beleid dat een bestuurder tot op het moment van décharge heeft gevoerd, door de vennootschap wordt goedgekeurd. Décharge geldt alleen voor het beleid van een bestuurder zoals dat blijkt uit de jaarrekening. Als er dus later nog "een lijk uit de kast komt", dan kan de bestuurder alsnog aansprakelijk worden gehouden. Dus: de bestuurder is niet 100% veilig: décharge vormt geen garantie. Het kan namelijk externe aansprakelijkheid niet afwenden en bovendien blijkt in de praktijk dat de rechter terughoudend is om een beroep op décharge te honoreren, wanneer een bestuurder in een gerechtelijke procedure zich zou beroepen op aan hem verleende décharge.
Kennelijk onbehoorlijk bestuur (2:248 BW)
Naast de hiervoor genoemde aansprakelijkheid op grond van artikel 2:9 BW kan de bestuurder ook nog aansprakelijk zijn op grond van artikel 2:248 BW.
In de praktijk is dit artikel in geval van faillissement een veelgebruikte aansprakelijkheidsgrond. Het gaat in dit wetsartikel om de hoofdelijke aansprakelijkstelling van iedere bestuurder voor de schulden in het faillissement, wanneer het bestuur zijn taak kennelijk onbehoorlijk heeft vervuld èn wanneer aannemelijk is dat dit een belangrijke oorzaak is van het faillissement. De curator zal dan de bestuurder aansprakelijk stellen voor de schulden van de vennootschap.
Met "kennelijk onbehoorlijk bestuur" wordt bedoeld dat geen redelijk denkende bestuurder in dezelfde branche in de gegeven situatie dezelfde beslissing(en) zou hebben genomen.
Met "belangrijke oorzaak van het faillissement" wordt bedoeld dat de bestuurder door bepaalde handelingen te verrichten, het voortbestaan van de vennootschap in gevaar heeft gebracht.
In beginsel zal de curator dit onbehoorlijk bestuur moeten bewijzen, maar wanneer er bijvoorbeeld geen behoorlijk bijgehouden boekhouding is (2:10 BW) of wanneer de jaarrekening niet tijdig is gepubliceerd (2:394 BW), dan moet de bestuurder bewijzen dat zijn handelen geen belangrijke oorzaak van het faillissement is.
Let op! Ook oud-bestuurders kunnen op basis van de genoemde wetsartikelen persoonlijk aansprakelijk worden gesteld!
Externe aansprakelijkheid
Zoals gezegd kan een bestuurder niet alleen door de vennootschap zelf persoonlijk aansprakelijk worden gesteld, maar ook door derden (meestal schuldeisers).
Belastingdienst en UWV Gak
Dit kan bijvoorbeeld gebeuren door de Belastingdienst of het UWV Gak in het geval van onbetaalde belastingaanslagen of premies. Als de vennootschap deze niet (tijdig) kan betalen, dient de bestuurder dit binnen 14 dagen na de uiterste betaaldatum van de aanslag te melden aan de Belastingdienst en/of het UWV Gak. Als de melding tijdig is gedaan, dan kan de Belastingdienst of het UWV Gak de bestuurder alleen in privé aanspreken als aannemelijk is dat de niet-betaling te wijten is aan kennelijk onbehoorlijk bestuur van de bestuurder.
Handelen vóór de oprichting (2:203 BW)
Ook onbetaalde schuldeisers met betrekking tot schulden die dateren van vóór de oprichting van de besloten vennootschap, kunnen de bestuurder aanspreken, zolang de besloten vennootschap het aangaan van die schuld achteraf nog niet heeft bekrachtigd. Dit bekrachtigen kan overigens zowel expliciet gebeuren als impliciet.
Gaat de vennootschap binnen 1 jaar na oprichting failliet, dan is de bestuurder in principe aansprakelijk voor alle schulden van de vennootschap, tenzij hij kan bewijzen dat hij niet wist of kon weten dat de vennootschap failliet zou gaan.
Handelen ná de oprichting (2:180 BW)
Ook na de oprichting kan de bestuurder hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schulden van de vennootschap, wanneer de vennootschap nog niet is ingeschreven of wanneer de aandelen nog niet (volledig) zijn betaald.
Onrechtmatige daad (6:162 BW)
Een schuldeiser van de vennootschap kan proberen een bestuurder aan te spreken voor onbetaalde facturen. Deze schuldeiser moet dan bewijzen dat de bestuurder persoonlijk een ernstig verwijt gemaakt kan worden, dat de facturen niet betaald zijn. Daarvan kan bijvoorbeeld sprake zijn wanneer een bestuurder verhindert dat de vennootschap de facturen betaalt, terwijl daarvoor op zich nog genoeg middelen zijn.
Conclusie
Uit het vorenstaande blijkt dat er voor een curator of voor gedupeerde schuldeisers veel mogelijkheden zijn om een bestuurder persoonlijk aansprakelijk te stellen voor een schuld van de besloten vennootschap.
Wanneer u met een dergelijke situatie wordt geconfronteerd of dit ziet aankomen, is het raadzaam ter zake deskundig advies in te winnen. Bij de advocaten van Dirkzwager kunt u ook hiervoor terecht.
'Bestuurder' is een wettelijke term, wat zoveel betekent als 'directeur'. De bestuurder staat ingeschreven in het Handelsregister bij de Kamer van Koophandel en kan worden gezien als de eindverantwoordelijke voor het reilen en zeilen van de vennootschap. Maar ook op diegene die feitelijk de vennootschap leidt, maar niet in Handelsregister staat ingeschreven, is het onderstaande van belang; wat geldt voor de bestuurder, geldt ook voor de feitelijke beleidsbepaler.
De redenen om de onderneming in de vorm van een vennootschap te drijven, kunnen divers zijn. Een ondernemer kan om fiscale redenen kiezen zijn onderneming in de vorm van een vennootschap te gieten. Maar vaker nog gebeurt dit om het privé-vermogen van de ondernemer af te schermen van het zakelijke vermogen, om dus te voorkomen dat zakelijke schuldeisers de ondernemer in privé kunnen aanspreken. Maar 100% zekerheid biedt dit niet.
Want als het namelijk met de vennootschap misgaat, wordt vaak al snel de beschuldigende vinger naar de bestuurder gewezen; hij heeft het verkeerd gedaan en hij is (dus) aansprakelijk voor de schade. Dit heet in juridische termen 'bestuurdersaansprakelijkheid' en die geldt uiteraard ook voor de 'professionele' bestuurder van een vennootschap die tevens (enig) aandeelhouder is.
Bij bestuurdersaansprakelijkheid kan een onderscheid worden gemaakt tussen twee soorten aansprakelijkheid: de interne en de externe bestuurdersaansprakelijkheid. Met interne bestuurdersaansprakelijkheid wordt bedoeld: de aansprakelijk van de bestuurder ten opzichte van de vennootschap waarvan hij bestuurder is, en met externe aansprakelijkheid wordt bedoeld: de aansprakelijkheid van de bestuurder ten opzichte van derden (de schuldeisers).
Interne aansprakelijkheid
De interne aansprakelijkheid van de bestuurder is in de wet vastgelegd in artikel 9 van het Tweede Boek van het Burgerlijk Wetboek ( 2:9 BW).
Hierin staat dat de bestuurder tegenover de vennootschap verplicht is zijn taak "op een behoorlijke wijze te vervullen". Het hoogste rechterlijke orgaan in Nederland, de Hoge Raad, heeft in een belangrijke uitspraak bepaald dat een bestuurder alleen met succes intern aansprakelijk gesteld kan worden als hem een ernstig verwijt kan worden gemaakt over de manier waarop hij zijn functie heeft uitgeoefend.
Of er sprake is van een ernstig verwijt, moet worden beoordeeld aan de hand van alle omstandigheden van het geval. Hierbij moet worden gedacht aan bijvoorbeeld:
1. de aard van de bedrijfsactiviteiten en de risico's die daar in het algemeen aan verbonden zijn;
2. de taakverdeling binnen het bestuur;
3. eventuele interne richtlijnen en reglementen;
4. de informatie en gegevens waarover een bestuurder beschikte of had moeten beschikken op het moment van handelen; en
5. het inzicht en de zorgvuldigheid die mogen worden verwacht van een bestuurder die op zijn taak is berekend en deze taak nauwgezet vervult.
Derden, zoals schuldeisers, kunnen echter geen beroep op doen op artikel 2:9 BW.
Dus als er inderdaad gronden zijn om een bestuurder intern aansprakelijk te stellen voor zijn handelen, dan zal de vennootschap zelf de bestuurder aansprakelijk moeten stellen en moeten bewijzen waarom en op grond van welke omstandigheden de bestuurder een ernstig verwijt kan worden gemaakt. Als de vennootschap failliet is, zal de curator dat moeten bewijzen. Overigens kan op grond van artikel 2:9 BW ook een commissaris aansprakelijk worden gesteld, als deze zijn toezichthoudende taak niet naar behoren heeft vervuld.
Décharge
Décharge is een begrip dat in de statuten van bijna alle vennootschappen te vinden is. Het is echter geen wettelijk begrip. Décharge betekent in feite dat het beleid dat een bestuurder tot op het moment van décharge heeft gevoerd, door de vennootschap wordt goedgekeurd. Décharge geldt alleen voor het beleid van een bestuurder zoals dat blijkt uit de jaarrekening. Als er dus later nog "een lijk uit de kast komt", dan kan de bestuurder alsnog aansprakelijk worden gehouden. Dus: de bestuurder is niet 100% veilig: décharge vormt geen garantie. Het kan namelijk externe aansprakelijkheid niet afwenden en bovendien blijkt in de praktijk dat de rechter terughoudend is om een beroep op décharge te honoreren, wanneer een bestuurder in een gerechtelijke procedure zich zou beroepen op aan hem verleende décharge.
Kennelijk onbehoorlijk bestuur (2:248 BW)
Naast de hiervoor genoemde aansprakelijkheid op grond van artikel 2:9 BW kan de bestuurder ook nog aansprakelijk zijn op grond van artikel 2:248 BW.
In de praktijk is dit artikel in geval van faillissement een veelgebruikte aansprakelijkheidsgrond. Het gaat in dit wetsartikel om de hoofdelijke aansprakelijkstelling van iedere bestuurder voor de schulden in het faillissement, wanneer het bestuur zijn taak kennelijk onbehoorlijk heeft vervuld èn wanneer aannemelijk is dat dit een belangrijke oorzaak is van het faillissement. De curator zal dan de bestuurder aansprakelijk stellen voor de schulden van de vennootschap.
Met "kennelijk onbehoorlijk bestuur" wordt bedoeld dat geen redelijk denkende bestuurder in dezelfde branche in de gegeven situatie dezelfde beslissing(en) zou hebben genomen.
Met "belangrijke oorzaak van het faillissement" wordt bedoeld dat de bestuurder door bepaalde handelingen te verrichten, het voortbestaan van de vennootschap in gevaar heeft gebracht.
In beginsel zal de curator dit onbehoorlijk bestuur moeten bewijzen, maar wanneer er bijvoorbeeld geen behoorlijk bijgehouden boekhouding is (2:10 BW) of wanneer de jaarrekening niet tijdig is gepubliceerd (2:394 BW), dan moet de bestuurder bewijzen dat zijn handelen geen belangrijke oorzaak van het faillissement is.
Let op! Ook oud-bestuurders kunnen op basis van de genoemde wetsartikelen persoonlijk aansprakelijk worden gesteld!
Externe aansprakelijkheid
Zoals gezegd kan een bestuurder niet alleen door de vennootschap zelf persoonlijk aansprakelijk worden gesteld, maar ook door derden (meestal schuldeisers).
Belastingdienst en UWV Gak
Dit kan bijvoorbeeld gebeuren door de Belastingdienst of het UWV Gak in het geval van onbetaalde belastingaanslagen of premies. Als de vennootschap deze niet (tijdig) kan betalen, dient de bestuurder dit binnen 14 dagen na de uiterste betaaldatum van de aanslag te melden aan de Belastingdienst en/of het UWV Gak. Als de melding tijdig is gedaan, dan kan de Belastingdienst of het UWV Gak de bestuurder alleen in privé aanspreken als aannemelijk is dat de niet-betaling te wijten is aan kennelijk onbehoorlijk bestuur van de bestuurder.
Handelen vóór de oprichting (2:203 BW)
Ook onbetaalde schuldeisers met betrekking tot schulden die dateren van vóór de oprichting van de besloten vennootschap, kunnen de bestuurder aanspreken, zolang de besloten vennootschap het aangaan van die schuld achteraf nog niet heeft bekrachtigd. Dit bekrachtigen kan overigens zowel expliciet gebeuren als impliciet.
Gaat de vennootschap binnen 1 jaar na oprichting failliet, dan is de bestuurder in principe aansprakelijk voor alle schulden van de vennootschap, tenzij hij kan bewijzen dat hij niet wist of kon weten dat de vennootschap failliet zou gaan.
Handelen ná de oprichting (2:180 BW)
Ook na de oprichting kan de bestuurder hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schulden van de vennootschap, wanneer de vennootschap nog niet is ingeschreven of wanneer de aandelen nog niet (volledig) zijn betaald.
Onrechtmatige daad (6:162 BW)
Een schuldeiser van de vennootschap kan proberen een bestuurder aan te spreken voor onbetaalde facturen. Deze schuldeiser moet dan bewijzen dat de bestuurder persoonlijk een ernstig verwijt gemaakt kan worden, dat de facturen niet betaald zijn. Daarvan kan bijvoorbeeld sprake zijn wanneer een bestuurder verhindert dat de vennootschap de facturen betaalt, terwijl daarvoor op zich nog genoeg middelen zijn.
Conclusie
Uit het vorenstaande blijkt dat er voor een curator of voor gedupeerde schuldeisers veel mogelijkheden zijn om een bestuurder persoonlijk aansprakelijk te stellen voor een schuld van de besloten vennootschap.
Wanneer u met een dergelijke situatie wordt geconfronteerd of dit ziet aankomen, is het raadzaam ter zake deskundig advies in te winnen. Bij de advocaten van Dirkzwager kunt u ook hiervoor terecht.
Gerelateerd
Aansprakelijkheid