Kan een bank door een derde worden aangesproken indien een rekeninghouder door list en bedrog bedragen op haar bankrekening laat overboeken? Deze vraag stond centraal in het vonnis van de rechtbank Amsterdam van
20 maart 2013 (welk vonnis pas op 18 juni 2014 is gepubliceerd op rechtspraak.nl).
Kern van de zaak
Het gaat in de betreffende zaak niet, zoals in een eerdere bijdrage op deze kennispagina, over een fout bij overboekingen bij bijvoorbeeld het invullen van de lange IBAN (International Bank Account Number) nummers. Het gaat hier om bewuste misleiding (fraude) bij een overboeking (dus niet: ‘skimming’). Bovendien gaat het niet om een aanspraak van een cliënt van de bank, maar om en aanspraak van een derde (van wie de ontvreemde bedragen zijn). Centraal staat in deze zaak in hoeverre de bank op de hoogte kon en moest zijn van de fraude, en of schending van interne procedureregels terzake van naam-/nummercontrole een onrechtmatige daad opleveren.
Feiten
Varta, die bankiert bij Commerzbank in Duitsland, bleek een frauderende administratiemedewerkster in dienst te hebben. Die medewerkster boekte in een jaar tijd (door middel van vijf overboekingen) een totaalbedrag van bijna € 130.000,-- over naar de ABN AMRO rekening van haar zus. Dat deed zij steeds onder opgave van namen van klanten van Varta (zodat dit niet opviel bij de autorisatie van de betalingsopdrachten door de daartoe gemachtigde medewerker van Varta).
ABN AMRO voerde (volgens een interne procedure) een naam/nummercontrole uit bij overboekingen vanaf € 15.000,--. Daarbij controleerde ABN AMRO handmatig of het rekeningnummer overeenstemt met de naam van de begunstigde. Bij de vijfde overboeking heeft ABN AMRO door die naam/nummer controle een afwijking geconstateerd tussen de naam van de begunstigde en het bankrekeningnummer. Vervolgens kwam aan het licht dat ook bij twee eerdere betalingen afwijkingen waren, waarop ABN AMRO contact heeft opgenomen met Commerzbank, die op haar beurt op verzocht om terugboeking omdat er sprake zou zijn van fraude. Dat was niet meer mogelijk omdat het bedrag al van de rekening van de zus was afgeboekt. Naar aanleiding hiervan heeft Varta ook de overige twee frauduleuze overboekingen ontdekt. Ook die bedragen bleken niet meer op de rekening van de zus van de frauderende administratiemedewerkster te staan.
De frauderende administratiemedewerkster en haar zus
De eerste gedachte die opkomt is uiteraard om de fraudeur(s) zelf aan te pakken. Dat is in deze zaak ook gebeurd. De medewerkster en haar zus zijn in een andere procedure veroordeeld om kort gezegd de ten onrechte toegeëigende bedragen plus bijkomende kosten terug te betalen aan Varta. Die terugbetaling gaat echter nog vele jaren duren: Varta heeft met hen (kennelijk omdat zij geen – sneller - verhaal boden) een betalingsregeling afgesproken, waarbij zij samen per maand € 1.000,-- aflossen.
AMB AMRO
Van ABN AMRO vordert Varta het ten onrechte overgeboekte bedrag, verminderd met de bedragen die al van de frauderende administratiemedewerkster en haar zus zijn ontvangen. Omdat tussen Varta en ABN AMRO geen contractuele verhouding bestaat, spreekt Varta ABN AMRO aan op grond van onrechtmatige daad (artikel 6:162 BW). De vraag is of ABN AMRO al dan niet heeft gehandeld in strijd met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt
Algemene norm: bijzondere zorgplicht ivm maatschappelijke functie bank
De rechtbank verwijst wat betreft de algemene norm waaraan getoetst moet worden, naar het arrest Mees Pierson/Ten Bosch uit 1998. De Hoge Raad oordeelde in ro. 3.6.2 van dat arrest dat het hof terecht had geoordeeld
‘ dat de maatschappelijke functie van banken een bijzondere zorgplicht meebrengt, zowel jegens haar cliënten uit hoofde van de met hen bestaande contractuele verhouding, als ten opzichte van derden met wier belangen zij rekening behoort te houden op grond van hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt. De reikwijdte van die zorgplicht hangt af van de omstandigheden van het geval.’
De rechtbank Amsterdam voegt daaraan toe (in ro. 4.2):
‘ De zorgplicht jegens derden gaat niet zover dat deze zou gelden ten opzichte van iedere willekeurige derde, maar uitsluitend jegens degenen met wie op grond van omstandigheden van het geval rekening moet worden gehouden. Als ABN AMRO weet dat de naam van een begunstigde niet overeenstemt met het opgegeven rekeningnummer is zij in beginsel verplicht die informatie te delen met degene ten laste van wie de betaling wordt gedaan.’
Invulling zorgplicht: omstandigheden van het geval
Zoals uit het voorgaande volgt, hangt de reikwijdte van de bijzondere zorgplicht van een bank af van de omstandigheden van het geval. In deze zaak achtte de rechtbank van belang:
1. Dat ABN AMRO geen verplichting heeft om een naam-/nummercontrole uit te voeren. De rechtbank verwijst in dat kader naar artikel 7:542 BW. Daarin is vastgelegd dat wanneer een betaalopdracht wordt uitgevoerd op basis van een unieke identificator, zoals in dit geval een bankrekeningnummer, de betaalopdracht geacht wordt correct te zijn uitgevoerd wat betreft de in dat nummer gespecificeerde begunstigde.
2. De omstandigheid dat ABN AMRO interne procedureregels heeft omtrent handmatige controle bij transacties vanaf € 15.000,- -brengt niet mee dat, indien die controle niet of niet goed wordt uitgevoerd (waardoor een derde wordt benadeeld), zij ten opzichte van die derde tekort schiet in een op haar rustende zorgplicht.
Naar het oordeel van de rechtbank volgt dit uit de omstandigheid dat in de wet expliciet is bepaald dat een bank bij de uitvoering van betalingsopdrachten mag afgaan op het ingevulde rekeningnummer. Het feit dat ABN AMRO de extra controles juist uitvoert vanwege het (maatschappelijke) belang bij ordentelijk verloop van het betalingsverkeer, doet daaraan volgens de rechtbank niet af.
Conclusie: ABN AMRO niet aansprakelijk, Varta heeft zelf ook boter op het hoofd
De rechtbank concludeert dat niet is gebleken dat ABN AMRO heeft gehandeld in strijd met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt, zodat de vordering dient te worden afgewezen.
In de eerdere bijdrage op deze kennispagina over fouten bij overboekingen (o.a. door IBAN) ben ik al ingegaan op de contractuele verhouding tussen de bank en de rekeninghouder (zie ook de daar besproken uitspraak van de rechtbank Almelo in een kort geding dat in 2009 speelde). De bank zal volgens artikel 2 van de Algemene Bankvoorwaarden naar beste vermogen met de belangen van de cliënt rekening moeten houden. Omgekeerd wordt ook van de cliënt verwacht dat hij zorgvuldig is tegenover de bank. Voor eigen fouten is de rekeninghouder dus zelf verantwoordelijk. Dat geldt temeer nu volgens de Algemene Bankvoorwaarden banken niet de naam en het rekeningnummer hoeven te controleren. Minister Jeroen Dijsselbloem van Financiën gaat (zoals ook is toegelicht in een artikel daarover op de kennispagina) van die eigen verantwoordelijkheid ook uit, in zijn antwoord op de door PvdA-Kamerlid Henk Nijboer gestelde Kamervragen (zie het antwoord op vraag 4).
Voor de verantwoordelijkheid van de bank tegenover een derde (dus niet-rekeninghouder) is dat niet anders. De rechtbank Amsterdam achtte het van belang dat Varta als opdrachtgever in de eerste plaats zelf verantwoordelijk is voor de door haar gegeven betalingsopdrachten. De rechtbank merkt op dat Varta (gezien haar eigen controlemechanisme in de vorm van het fiatteren van een betalingsopdracht door een tweede medewerker) van die eigen verantwoordelijkheid bewust was. De rechtbank sloot af: ‘ De onderhavige frauduleuze betalingsopdrachten zijn ook intern door een gemachtigde medewerker van Varta geaccordeerd, kennelijk zonder het rekeningnummer te checken.’
In voornoemd kennispagina-artikel over fouten bij IBAN merkte ik al op dat een waterdichte oplossing voor verschrijvingen/typfouten bij rekeningnummers niet zomaar is gegeven. Voor fraude geldt dat temeer. Van belang is dat organisaties zelf bedacht moeten zijn en blijven op hun eigen verantwoordelijkheid voor de door hen gegeven betalingsopdrachten, omdat die eigen verantwoordelijkheid doorgaans zwaarder weegt dan de verantwoordelijkheid van de eigen bank of de bank van de fraudeur.
Kern van de zaak
Het gaat in de betreffende zaak niet, zoals in een eerdere bijdrage op deze kennispagina, over een fout bij overboekingen bij bijvoorbeeld het invullen van de lange IBAN (International Bank Account Number) nummers. Het gaat hier om bewuste misleiding (fraude) bij een overboeking (dus niet: ‘skimming’). Bovendien gaat het niet om een aanspraak van een cliënt van de bank, maar om en aanspraak van een derde (van wie de ontvreemde bedragen zijn). Centraal staat in deze zaak in hoeverre de bank op de hoogte kon en moest zijn van de fraude, en of schending van interne procedureregels terzake van naam-/nummercontrole een onrechtmatige daad opleveren.
Feiten
Varta, die bankiert bij Commerzbank in Duitsland, bleek een frauderende administratiemedewerkster in dienst te hebben. Die medewerkster boekte in een jaar tijd (door middel van vijf overboekingen) een totaalbedrag van bijna € 130.000,-- over naar de ABN AMRO rekening van haar zus. Dat deed zij steeds onder opgave van namen van klanten van Varta (zodat dit niet opviel bij de autorisatie van de betalingsopdrachten door de daartoe gemachtigde medewerker van Varta).
ABN AMRO voerde (volgens een interne procedure) een naam/nummercontrole uit bij overboekingen vanaf € 15.000,--. Daarbij controleerde ABN AMRO handmatig of het rekeningnummer overeenstemt met de naam van de begunstigde. Bij de vijfde overboeking heeft ABN AMRO door die naam/nummer controle een afwijking geconstateerd tussen de naam van de begunstigde en het bankrekeningnummer. Vervolgens kwam aan het licht dat ook bij twee eerdere betalingen afwijkingen waren, waarop ABN AMRO contact heeft opgenomen met Commerzbank, die op haar beurt op verzocht om terugboeking omdat er sprake zou zijn van fraude. Dat was niet meer mogelijk omdat het bedrag al van de rekening van de zus was afgeboekt. Naar aanleiding hiervan heeft Varta ook de overige twee frauduleuze overboekingen ontdekt. Ook die bedragen bleken niet meer op de rekening van de zus van de frauderende administratiemedewerkster te staan.
De frauderende administratiemedewerkster en haar zus
De eerste gedachte die opkomt is uiteraard om de fraudeur(s) zelf aan te pakken. Dat is in deze zaak ook gebeurd. De medewerkster en haar zus zijn in een andere procedure veroordeeld om kort gezegd de ten onrechte toegeëigende bedragen plus bijkomende kosten terug te betalen aan Varta. Die terugbetaling gaat echter nog vele jaren duren: Varta heeft met hen (kennelijk omdat zij geen – sneller - verhaal boden) een betalingsregeling afgesproken, waarbij zij samen per maand € 1.000,-- aflossen.
AMB AMRO
Van ABN AMRO vordert Varta het ten onrechte overgeboekte bedrag, verminderd met de bedragen die al van de frauderende administratiemedewerkster en haar zus zijn ontvangen. Omdat tussen Varta en ABN AMRO geen contractuele verhouding bestaat, spreekt Varta ABN AMRO aan op grond van onrechtmatige daad (artikel 6:162 BW). De vraag is of ABN AMRO al dan niet heeft gehandeld in strijd met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt
Algemene norm: bijzondere zorgplicht ivm maatschappelijke functie bank
De rechtbank verwijst wat betreft de algemene norm waaraan getoetst moet worden, naar het arrest Mees Pierson/Ten Bosch uit 1998. De Hoge Raad oordeelde in ro. 3.6.2 van dat arrest dat het hof terecht had geoordeeld
‘ dat de maatschappelijke functie van banken een bijzondere zorgplicht meebrengt, zowel jegens haar cliënten uit hoofde van de met hen bestaande contractuele verhouding, als ten opzichte van derden met wier belangen zij rekening behoort te houden op grond van hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt. De reikwijdte van die zorgplicht hangt af van de omstandigheden van het geval.’
De rechtbank Amsterdam voegt daaraan toe (in ro. 4.2):
‘ De zorgplicht jegens derden gaat niet zover dat deze zou gelden ten opzichte van iedere willekeurige derde, maar uitsluitend jegens degenen met wie op grond van omstandigheden van het geval rekening moet worden gehouden. Als ABN AMRO weet dat de naam van een begunstigde niet overeenstemt met het opgegeven rekeningnummer is zij in beginsel verplicht die informatie te delen met degene ten laste van wie de betaling wordt gedaan.’
Invulling zorgplicht: omstandigheden van het geval
Zoals uit het voorgaande volgt, hangt de reikwijdte van de bijzondere zorgplicht van een bank af van de omstandigheden van het geval. In deze zaak achtte de rechtbank van belang:
1. Dat ABN AMRO geen verplichting heeft om een naam-/nummercontrole uit te voeren. De rechtbank verwijst in dat kader naar artikel 7:542 BW. Daarin is vastgelegd dat wanneer een betaalopdracht wordt uitgevoerd op basis van een unieke identificator, zoals in dit geval een bankrekeningnummer, de betaalopdracht geacht wordt correct te zijn uitgevoerd wat betreft de in dat nummer gespecificeerde begunstigde.
2. De omstandigheid dat ABN AMRO interne procedureregels heeft omtrent handmatige controle bij transacties vanaf € 15.000,- -brengt niet mee dat, indien die controle niet of niet goed wordt uitgevoerd (waardoor een derde wordt benadeeld), zij ten opzichte van die derde tekort schiet in een op haar rustende zorgplicht.
Naar het oordeel van de rechtbank volgt dit uit de omstandigheid dat in de wet expliciet is bepaald dat een bank bij de uitvoering van betalingsopdrachten mag afgaan op het ingevulde rekeningnummer. Het feit dat ABN AMRO de extra controles juist uitvoert vanwege het (maatschappelijke) belang bij ordentelijk verloop van het betalingsverkeer, doet daaraan volgens de rechtbank niet af.
Conclusie: ABN AMRO niet aansprakelijk, Varta heeft zelf ook boter op het hoofd
De rechtbank concludeert dat niet is gebleken dat ABN AMRO heeft gehandeld in strijd met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt, zodat de vordering dient te worden afgewezen.
In de eerdere bijdrage op deze kennispagina over fouten bij overboekingen (o.a. door IBAN) ben ik al ingegaan op de contractuele verhouding tussen de bank en de rekeninghouder (zie ook de daar besproken uitspraak van de rechtbank Almelo in een kort geding dat in 2009 speelde). De bank zal volgens artikel 2 van de Algemene Bankvoorwaarden naar beste vermogen met de belangen van de cliënt rekening moeten houden. Omgekeerd wordt ook van de cliënt verwacht dat hij zorgvuldig is tegenover de bank. Voor eigen fouten is de rekeninghouder dus zelf verantwoordelijk. Dat geldt temeer nu volgens de Algemene Bankvoorwaarden banken niet de naam en het rekeningnummer hoeven te controleren. Minister Jeroen Dijsselbloem van Financiën gaat (zoals ook is toegelicht in een artikel daarover op de kennispagina) van die eigen verantwoordelijkheid ook uit, in zijn antwoord op de door PvdA-Kamerlid Henk Nijboer gestelde Kamervragen (zie het antwoord op vraag 4).
Voor de verantwoordelijkheid van de bank tegenover een derde (dus niet-rekeninghouder) is dat niet anders. De rechtbank Amsterdam achtte het van belang dat Varta als opdrachtgever in de eerste plaats zelf verantwoordelijk is voor de door haar gegeven betalingsopdrachten. De rechtbank merkt op dat Varta (gezien haar eigen controlemechanisme in de vorm van het fiatteren van een betalingsopdracht door een tweede medewerker) van die eigen verantwoordelijkheid bewust was. De rechtbank sloot af: ‘ De onderhavige frauduleuze betalingsopdrachten zijn ook intern door een gemachtigde medewerker van Varta geaccordeerd, kennelijk zonder het rekeningnummer te checken.’
In voornoemd kennispagina-artikel over fouten bij IBAN merkte ik al op dat een waterdichte oplossing voor verschrijvingen/typfouten bij rekeningnummers niet zomaar is gegeven. Voor fraude geldt dat temeer. Van belang is dat organisaties zelf bedacht moeten zijn en blijven op hun eigen verantwoordelijkheid voor de door hen gegeven betalingsopdrachten, omdat die eigen verantwoordelijkheid doorgaans zwaarder weegt dan de verantwoordelijkheid van de eigen bank of de bank van de fraudeur.
Gerelateerd
Aansprakelijkheid