Aanscherping wet bestuur en toezicht rechtspersonen in aantocht (2)

27 juli 2016, laatst geüpdatet 28 augustus 2024
StatusNog steeds is het zo - niet anders dan ik twee maanden geleden schreef - dat bepaald niet gezegd is dat het in 2016 gaat lukken om de aangescherpte wet bestuur en toezicht rechtspersonen met succes door het parlement te loodsen waarna die wet met ingang van 1 januari 2017 in werking kan treden. Maar er is inmiddels wel een volgende stap gezet: in juni 2016 heeft minister Van der Steur (Veiligheid en Justitie) het wetsvoorstel tezamen met het in april van dit jaar uitgebrachte advies van...
Selma van Ramele 
Selma van Ramele 
Advocaat - Managing Partner
In dit artikel
Status
Nog steeds is het zo - niet anders dan ik twee maanden geleden schreef - dat bepaald niet gezegd is dat het in 2016 gaat lukken om de aangescherpte wet bestuur en toezicht rechtspersonen met succes door het parlement te loodsen waarna die wet met ingang van 1 januari 2017 in werking kan treden. Maar er is inmiddels wel een volgende stap gezet: in juni 2016 heeft minister Van der Steur (Veiligheid en Justitie) het wetsvoorstel tezamen met het in april van dit jaar uitgebrachte advies van de Raad van State bij de Tweede Kamer ingediend waarmee de parlementaire behandeling een aanvang kan nemen.

Wat gaat er veranderen?
De hoofdlijnen van het wetsontwerp zijn ten opzichte van het eerdere voorontwerp niet wezenlijk veranderd: de wetgever wil een aantal zaken voor verenigingen en stichtingen op dezelfde manier regelen als voor NV’s en BV’s.

  • Alle bestuurders en commissarissen moeten zich bij de vervulling van hun taak richten naar het belang van de rechtspersoon en de daaraan verbonden onderneming of organisatie; aldus wordt de norm voor taakvervulling van bestuurders en commissarissen geüniformeerd

  • Hoofdelijke aansprakelijkheid voor bestuurders en commissarissen ingeval van een faillissement dat in belangrijke mate is veroorzaakt door onbehoorlijke taakvervulling

  • Bij een tegenstrijdig belang moeten alle bestuurders en commissarissen zich onthouden van deelname aan de besluitvorming (en de daaraan voorafgaande beraadslagingen)


Verder komen er ruimere mogelijkheden tot ontslag van bestuurders en commissarissen van stichtingen, die het belang van de stichting aanmerkelijk schaden (zodanig dat in redelijkheid niet kan worden gevergd om hun posities nog langer te laten voortduren).

Veranderingen ten opzichte van het voorontwerp
Is er dan niets veranderd ten opzichte van het voorontwerp? Toch wel:

  • Bij de statuten van alle rechtspersonen, dus ook van stichtingen en verenigingen, kan worden bepaald dat er een raad van commissarissen zal zijn. Daarmee wordt door middel van één wetsbepaling een brede wettelijke grondslag geboden voor de instelling van een raad van commissarissen. Voor verenigingen en stichtingen is bij nader inzien afgezien van afzonderlijke bepalingen over een toezichthoudend organen. De vele raden van toezicht van verenigingen en vooral stichtingen die er nu al zijn, kunnen gerust onder die naam blijven bestaan, maar zijn dan wel raden van commissarissen in de zin van de nieuwe wet.

  • Het toegevoegde artikel 2:9a BW maakt het mogelijk voor alle rechtspersonen, dus ook voor de vereniging en de stichting, om te kiezen voor een ‘monistisch bestuursmodel’ wat betekent dat de bestuurstaken worden verdeeld over uitvoerende en niet-uitvoerende bestuurders. Voor de BV en de NV bestaat deze regeling al (de ‘one-tier-board’) sinds 2013. Deze nieuwe bepaling wordt opgenomen in het eerste, algemene gedeelte van Boek 2 BW.

  • In faillissementssituaties is de reikwijdte beperkt van de hoofdelijke-aansprakelijkheidsregels voor bestuurders en commissarissen die hun taak onbehoorlijk hebben vervuld. Die regels gaan namelijk niet in volle omvang gelden voor onbezoldigde bestuurders en commissarissen van ‘kleine’ stichtingen en verenigingen. Dit om te voorkomen dat het erg moeilijk wordt om vrijwilligers te vinden voor bijvoorbeeld een bestuursfunctie in een kleine buurtvereniging.

  • Verder blijft deze regeling voor aansprakelijkstelling van bestuurders en commissarissen bij faillissement, toch zijn plaats houden in Boek 2 van het BW; de eerdere gedachte om deze regeling over te hevelen naar de Faillissementswet is verlaten.


Goede zaak!
Aan de kritiek op het voorontwerp (dat de uniformeringsdrang van de wetgever te ver doorschoot) is in het wetsvoorstel maar gedeeltelijk tegemoetgekomen. Weliswaar is het aansprakelijkheidsregime voor bestuurders en commissarissen van kleine verenigingen en stichtingen in faillissementssituaties iets verzacht, maar door de nieuwe algemene bepalingen over de raad van commissarissen en over een mogelijk monistisch bestuursmodel schrijdt de uniformering juist verder voort. Bezwaarlijk is dat niet. Het wetsvoorstel strekt voornamelijk tot codificatie en verduidelijking van wat in de praktijk al werd toegepast. Op zich is dat een goede zaak. Als de gedachte maar niet is dat met de invoering van deze nieuwe wet een aanzienlijke bijdrage wordt geleverd aan de rechtsontwikkeling in rechtspersonenland want dat is niet het geval.

Vervolg
De parlementaire behandeling van het wetsvoorstel zal snel duidelijk maken of de nieuwe regeling ongeschonden de eindstreep haalt dan wel of er nog belangrijke aanpassingen worden doorgevoerd. Dat is dan het moment voor een definitief oordeel. Hopelijk per 1 januari 2017!

Frans Knüppe
Arnhem, 27 juli 2016

Gerelateerd