Het Ministerie van VWS werkt al enige tijd aan een 'wetsvoorstel bevorderen contracteren'. Dit wetsvoorstel is o.a. aangekondigd in een kamerbrief van de Staatssecretaris van VWS d.d. 12 november 2018 en recent in een kamerbrief van de Minister van VWS d.d. 25 oktober 2019. In de brieven worden diverse maatregelen genoemd die strekken ter bevordering van contracten tussen zorgaanbieders en zorgverzekeraars. Voor het overgrote deel is (helaas) sprake van betrekkelijk weinig concrete maatregelen. Inmiddels wordt wel steeds meer duidelijk over de beoogde aanpassing van artikel 13 van de Zorgverzekeringswet en het daarin besloten liggende hinderpaalcriterium.
Uit de brieven blijkt (o.a.) dat de Minister van VWS het noodzakelijk vindt dat er wet- en regelgeving komt die het onderscheid tussen de vergoeding van niet-gecontracteerde versus gecontracteerde zorg verheldert. De Minister opteert voor een wetswijziging die de mogelijkheid biedt om voor bepaalde (deel-)sectoren de hoogte van de vergoeding voor niet-gecontracteerde zorg in (nadere) regelgeving vast te leggen en deze dus niet langer over te laten aan verzekeraars en de daarover ontstane jurisprudentie.
Om een sector aan te wijzen moet een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) worden gemaakt. Naar wij begrepen hebben, heeft de Minister vooralsnog niet de intentie om een hele sector (zoals de GGZ of de wijkverpleging) aan te wijzen, maar hooguit deelsectoren waarin volgens de Minister sprake is van problematische ontwikkelingen.
De vraag is natuurlijk of een dergelijke aanwijzing een juiste oplossing vormt voor de problematiek die de Minister binnen dergelijke deelsectoren ziet. Hier wreekt zich naar mijn oordeel dat nog altijd geen goed analyse gemaakt is van problematiek die volgens de Minister in sectoren als de GGZ en de wijkverpleging speelt. Met name de rol die zorgverzekeraars spelen bij het contracteerproces (inclusief de diverse maatregelen die zij nemen om de schadelast te beperken, zoals gebruik van een omzetplafond en gebruik van een KPUC) blijft in de diverse analyses onderbelicht (terwijl juist de genoemde maatregelen een effect hebben op de contracteergraad en de groei van ongecontracteerde zorg). Feit is dat veel zorgaanbieders helemaal geen contract kunnen krijgen, of alleen een contract kunnen krijgen als zij akkoord gaan met een omzetplafond dat (vaak) helemaal niet passend is bij de bestaande omvang van de zorgverlening. En feit is dat veel zorgverlening in de ongecontracteerde setting plaatsvindt omdat gecontracteerde aanbieders met omzetplafonds te maken hebben en dus wachtlijsten moeten introduceren om de instroom te temperen. Is het in deze context logisch om de ongecontracteerde zorgaanbieder op te zadelen met regelgeving die leidt tot een (nóg) lagere vergoeding als deze (noodgedwongen dus) kiest voor een contractvrije status? De vraag stellen, is hem beantwoorden. Ligt het niet véél meer voor de hand om maatregelen te treffen die de balans herstellen in de verhouding tussen zorgverzekeraar en zorgaanbieder en die voor beide partijen een prikkel vormen tot contractering?
Overigens begreep ik recent dat de Minister voornemens is om, als onderdeel van genoemd wetsvoorstel, het hinderpaalcriterium expliciet in wet- en regelgeving vast te leggen. Dat is op zichzelf goed nieuws. Of deze regelgeving partijen die geen contract krijgen of kunnen krijgen meer zekerheid biedt dan de huidige regelgeving zal nog even afgewacht moeten worden.
Wordt (ongetwijfeld) vervolgd!