Ontwikkelingen in het zorglandschap, zoals de veranderende zorgvraag en meervoudige zorgbehoeften, noodzaken zorgaanbieders om meer en efficiënter samen te werken. Bij het vormgeven en inrichten van een samenwerkingsverband worden de samenwerkingspartners voor tal van uitdagingen en vraagstukken gesteld.
Niet alleen moet er een geschikte samenwerkingsvorm (contractueel samenwerkingsverband of een gezamenlijke juridische entiteit) worden gekozen, ook ten aanzien van de positie van patiënten, medewerkers, privacy en intellectueel eigendom moeten er keuzes worden gemaakt. Dit artikel van de artikelenreeks ‘Aandachtspunten bij samenwerkingsverbanden in de zorg’ gaat over de medezeggenschap patiënten/cliënten bij het aangaan van samenwerkingsverbanden en de besluitvorming door samenwerkingsverbanden.
Gevolgen voor de zorgverlening aan patiënten/cliënten.
Het aangaan van en de besluitvorming door samenwerkingsverbanden kan grote gevolgen hebben voor de zorgverlening aan patiënten/cliënten van het samenwerkingsverband. Dit roept de vraag op hoe patiënten/cliënten invloed kunnen uitoefenen op het aangaan van samenwerkingsverbanden en de besluitvorming door samenwerkingsverbanden die gevolgen hebben voor de zorgverlening.
Medezeggenschap bij het aangaan van samenwerkingsverbanden
De cliëntenraden van de samenwerkingspartners hebben op grond van artikel 7 lid 1 sub b Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen 2018 (Wmcz 2018) een adviesrecht over voorgenomen besluiten inzake een fusie of een duurzame samenwerking waarbij de samenwerkingspartner is betrokken. Duurzaam impliceert dat de samenwerking van ingrijpende betekenis moet zijn voor de samenwerkingspartner, bijvoorbeeld omdat een deel van de zorgverlening (omzet) in het samenwerkingsverband wordt ondergebracht of omdat een deel van het personeel naar het samenwerkingsverband overgaat.
Medezeggenschap bij de besluitvorming door samenwerkingsverbanden
Bij de beantwoording van de vraag op welke wijze patiënten/cliënten invloed kunnen uitoefenen op de besluitvorming door samenwerkingsverbanden kan worden onderscheiden tussen samenwerkingsverbanden die op grond van de Wmcz een cliëntenraad moeten instellen en samenwerkingsverbanden bij wie de instelling van een cliëntenraad op grond van de Wmcz niet verplicht is.
Wettelijk uitgangspunt is dat het samenwerkingsverband een cliëntenraad moet instellen als het samenwerkingsverband kwalificeert als een instelling in de zin van de Wet kwaliteit klachten en geschillen zorg (Wkkgz) waar in de regel meer dan tien natuurlijke personen zorg als bedoeld bij of krachtens de Wkkgz verlenen. Op voornoemde hoofdregel voor de instelling van een cliëntenraad bestaan twee uitzonderingen. Ten eerste is ten aanzien van bepaalde instellingen in artikel 2 van het Besluit Wmcz 2018 bepaald dat de Wmcz 2018 niet van toepassing is. Ten tweede hoeven instellingen (i) waar cliënten niet gedurende ten minste een etmaal kunnen verblijven én (ii) die andere zorg verlenen dan zorg door medisch specialisten of persoonlijke verzorging, begeleiding of verpleging als bedoeld in de Wlz of Zvw pas een cliëntenraad in te stellen als in de regel meer dan vijfentwintig natuurlijke personen zorg verlenen.
Via de cliëntenraad van het samenwerkingsverband kunnen de patiënten/cliënten invloed uitoefenen op de besluitvorming door het samenwerkingsverband. Aan een cliëntenraad in de zin van de Wmcz 2018 komen naast een adviesrecht en instemmingsrecht ten aanzien van de besluitvorming door het samenwerkingsverband nog andere bevoegdheden toe, zoals enquêterecht en het recht om een bindende voordracht te doen voor de benoeming van één toezichthouder.
Indien de instelling van een cliëntenraad op grond van de Wmcz 2018 niet verplicht is, zoals het geval is bij samenwerkingsverbanden in de vorm van een samenwerkingsovereenkomst, kan de medezeggenschap van patiënten/cliënten op andere manieren worden geborgd. Zo zouden de samenwerkingspartners kunnen afspreken om voorgenomen besluiten van het samenwerkingsverband die gevolgen hebben voor de zorgverlening aan patiënten/cliënten ter advisering voor te leggen aan hun eigen cliëntenraden. Nadeel van deze oplossing is dat het risico bestaat dat de cliëntenraden van de samenwerkingspartners tegengesteld adviseren. Verder dienen de personen die deel uitmaken van de eigen cliëntenraden wel representatief te zijn voor de patiënten/cliënten van het samenwerkingsverband.
De samenwerkingspartners zouden er ook voor kunnen kiezen om bij het samenwerkingsverband een medezeggenschapsorgaan (niet zijnde een cliëntenraad in de zin van de Wmcz) in te stellen dat acteert naast de cliëntenraden van de samenwerkingspartners. Om samenloopproblemen zoveel te voorkomen is het raadzaam om afspraken te maken tussen het medezeggenschapsorgaan van het samenwerkingsverband en de cliëntenraden van de samenwerkingspartners over de verdeling van de bevoegdheden. Een belemmerende factor hierbij is dat de Wmcz 2018 niet is toegesneden op dit soort situaties en niet voorziet in de mogelijkheid voor de cliëntenraden van de samenwerkingspartners om bevoegdheden over te hevelen naar het medezeggenschapsorgaan van het samenwerkingsverband.
Gerelateerde artikelen in deze artikelenreeks
Verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid
Intellectuele eigendom op inbreng en onderzoeksresultaten
Contact
Wilt u meer weten over het vormgeven van samenwerkingsverbanden in de zorgsector? Neem dan gerust contact op met Marieke van Dongen.