De statuten van een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid (“BV”) kunnen een blokkeringsregeling bevatten. Dit is sinds de invoering van het huidige BV-recht (1 oktober 2012) geen verplichting meer.
In de praktijk bevatten echter vrijwel alle BV’s een blokkeringsregeling. Dit om te voorkomen dat een aandeelhouder ongevraagd met een andere mede-aandeelhouder wordt opgescheept.
Blokkeringsregelingen
Statutaire blokkeringsregelingen zijn grofweg onder te verdelen in twee soorten: (i) een goedkeuringsregeling (de overdracht van aandelen moet worden goedgekeurd door een orgaan van de BV, bijvoorbeeld de aandeelhoudersvergadering) en (ii) een aanbiedingsregeling.
Bij een aanbiedingsregeling moeten de aandelen bij een vrijwillige verkoop eerst worden aangeboden aan de mede-aandeelhouders. Vaak zie je in de statuten een uitgebreide aanbiedingsregeling opgenomen, waarin situaties zijn opgenomen waarbij ook een aanbiedingsplicht ontstaat. Denk hierbij aan het overlijden of faillissement van een aandeelhouder.
Zeggenschap
Ook wordt vaak in de statuten bepaald dat er een aanbiedingsplicht ontstaat indien en zodra de zeggenschap over de activiteiten van een aandeelhouder-rechtspersoon wijzigt. Deze zeggenschap kan bijvoorbeeld wijzigen als de aandeelhouder van de aandeelhouder-rechtspersoon overlijdt of als hij al zijn aandelen in de aandeelhouder-rechtspersoon overdraagt aan een derde.
Om discussie en geschillen te voorkomen is het te adviseren om in de statuten vast te leggen wat er precies onder “zeggenschap” wordt verstaan.
Casus
Dat was niet het geval in de volgende situatie. X hield tot zijn overlijden 49% van de aandelen in een Franse vennootschap, welke Franse vennootschap 72,56% van de aandelen in een BV houdt. De overige aandelen in de BV worden gehouden door A. De statuten van de BV bepalen dat aandelen die worden gehouden door een aandeelhouder-rechtspersoon moeten worden aangeboden indien door eigendomsoverdracht of andere eigendomsovergang van aandelen in de aandeelhouder-rechtspersoon, dan wel door enige andere oorzaak, de zeggenschap over de activiteiten van de onderneming van zodanige aandeelhouder-rechtspersoon door één of meer andere dan degene(n) bij wie die zeggenschap voordien berustte, wordt verkregen.
A stelt nu dat er door het overlijden van X een aanbiedingsplicht is ontstaan voor de Franse vennootschap om haar aandelen in de BV aan te bieden aan A, omdat de zeggenschap over de Franse vennootschap door het overlijden van X is gewijzigd.
De voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam (24 april 2017, nr C/10/523449) is het niet eens met de stelling van A en overweegt daarbij onder meer dat in de statuten geen definitie van de term “zeggenschap” is opgenomen. In de literatuur en de jurisprudentie wordt verschillend gedacht over de exacte betekenis, maar de diverse definities hebben met elkaar gemeen dat het gaat om de macht om te sturen of te beslissen. Hierbij gaat het dan vaak om de meerderheid van stemmen zodat van een beslissende invloed sprake is. De voorzieningenrechter acht het dan ook onvoldoende aannemelijk dat met de overgang van “slechts” 49% van de stemmen een wijziging in de zeggenschap is bedoeld, met een aanbiedingsplicht tot gevolg. Daarvoor is in beginsel een aandeelhouderschap van meer dan 50% vereist.
De voorzieningenrechter acht de kans op een andere beoordeling in een bodemprocedure niet zodanig groot dat nu in kort geding van die andere beoordeling moet worden uitgegaan.
Conclusie
Het is dus zeer te adviseren de definitie van “zeggenschap” in de blokkeringsregeling duidelijk te (laten) omschrijven, zodat daarover in een later stadium geen geschillen kunnen ontstaan.
Blokkeringsregelingen
Statutaire blokkeringsregelingen zijn grofweg onder te verdelen in twee soorten: (i) een goedkeuringsregeling (de overdracht van aandelen moet worden goedgekeurd door een orgaan van de BV, bijvoorbeeld de aandeelhoudersvergadering) en (ii) een aanbiedingsregeling.
Bij een aanbiedingsregeling moeten de aandelen bij een vrijwillige verkoop eerst worden aangeboden aan de mede-aandeelhouders. Vaak zie je in de statuten een uitgebreide aanbiedingsregeling opgenomen, waarin situaties zijn opgenomen waarbij ook een aanbiedingsplicht ontstaat. Denk hierbij aan het overlijden of faillissement van een aandeelhouder.
Zeggenschap
Ook wordt vaak in de statuten bepaald dat er een aanbiedingsplicht ontstaat indien en zodra de zeggenschap over de activiteiten van een aandeelhouder-rechtspersoon wijzigt. Deze zeggenschap kan bijvoorbeeld wijzigen als de aandeelhouder van de aandeelhouder-rechtspersoon overlijdt of als hij al zijn aandelen in de aandeelhouder-rechtspersoon overdraagt aan een derde.
Om discussie en geschillen te voorkomen is het te adviseren om in de statuten vast te leggen wat er precies onder “zeggenschap” wordt verstaan.
Casus
Dat was niet het geval in de volgende situatie. X hield tot zijn overlijden 49% van de aandelen in een Franse vennootschap, welke Franse vennootschap 72,56% van de aandelen in een BV houdt. De overige aandelen in de BV worden gehouden door A. De statuten van de BV bepalen dat aandelen die worden gehouden door een aandeelhouder-rechtspersoon moeten worden aangeboden indien door eigendomsoverdracht of andere eigendomsovergang van aandelen in de aandeelhouder-rechtspersoon, dan wel door enige andere oorzaak, de zeggenschap over de activiteiten van de onderneming van zodanige aandeelhouder-rechtspersoon door één of meer andere dan degene(n) bij wie die zeggenschap voordien berustte, wordt verkregen.
A stelt nu dat er door het overlijden van X een aanbiedingsplicht is ontstaan voor de Franse vennootschap om haar aandelen in de BV aan te bieden aan A, omdat de zeggenschap over de Franse vennootschap door het overlijden van X is gewijzigd.
De voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam (24 april 2017, nr C/10/523449) is het niet eens met de stelling van A en overweegt daarbij onder meer dat in de statuten geen definitie van de term “zeggenschap” is opgenomen. In de literatuur en de jurisprudentie wordt verschillend gedacht over de exacte betekenis, maar de diverse definities hebben met elkaar gemeen dat het gaat om de macht om te sturen of te beslissen. Hierbij gaat het dan vaak om de meerderheid van stemmen zodat van een beslissende invloed sprake is. De voorzieningenrechter acht het dan ook onvoldoende aannemelijk dat met de overgang van “slechts” 49% van de stemmen een wijziging in de zeggenschap is bedoeld, met een aanbiedingsplicht tot gevolg. Daarvoor is in beginsel een aandeelhouderschap van meer dan 50% vereist.
De voorzieningenrechter acht de kans op een andere beoordeling in een bodemprocedure niet zodanig groot dat nu in kort geding van die andere beoordeling moet worden uitgegaan.
Conclusie
Het is dus zeer te adviseren de definitie van “zeggenschap” in de blokkeringsregeling duidelijk te (laten) omschrijven, zodat daarover in een later stadium geen geschillen kunnen ontstaan.