Volgens de Haagse kort gedingrechter is het bestaan van een aanbestedingsplicht een voldoende zwaarwegende grond om een duurovereenkomst voor onbepaalde tijd (die niet expliciet voorziet in een opzegmogelijkheid) op te zeggen (
vonnis van 25 juli 2016; gepubliceerd op 1 september 2016).
De casus in het kort
De Belastingdienst maakte vele jaren (in ieder geval vanaf 2010) gebruik van de afsleepdiensten van een Limburgs bergingsbedrijf. De vergoedingen overstegen echter het Europese drempelbedrag voor diensten en waren dus aanbestedingsplichtig. De Belastingdienst heeft daarom de overeenkomst begin dit jaar opgezegd met een opzegtermijn van drie maanden en is tot aanbesteding overgegaan. Het bergingsbedrijf maakte hiertegen bezwaar in kort geding.
Bij de beoordeling haalt de Haagse rechter eerst de rechtspraak van de Hoge Raad aan. Daaruit volgt dat een duurovereenkomst voor onbepaalde tijd in beginsel opzegbaar is (ook als de wet en overeenkomst niet voorzien in een opzegbevoegdheid). De eisen van redelijkheid en billijkheid kunnen niettemin meebrengen dat er een zwaarwegende grond voor de opzegging moet zijn en/ of dat een opzegtermijn in acht moet worden genomen al dan niet gepaard gaande met het aanbod tot betaling van een (schade)vergoeding.
Het bergingsbedrijf stelt dat een rechtmatige opzegging niet mogelijk was nu een zwaarwegende grond voor opzegging zou zijn vereist en deze ontbrak. De rechter is het daar niet mee eens. Hij laat in het midden of een dergelijke zwaarwegende grond hier vereist was, omdat het bestaan van een aanbestedingsplicht reeds een zwaarwegende grond oplevert. De Belastingdienst mocht de overeenkomst dus opzeggen.
Pogingen van het bergingsbedrijf om er een langere opzegtermijn en/ of (schade)vergoeding uit te slepen, falen eveneens. De Belastingdienst heeft gemotiveerd weersproken de stellingen van het bergingsbedrijf dat de opzegging onverwachts zou zijn, er vele investeringen zouden zijn gedaan en dat er door het wegvallen van de opdrachten van de Belastingdienst schade zou worden geleden. Nu in kort geding voor een uitgebreid feitenonderzoek en bewijslevering geen plaats is, is voor de kort gedingrechter onvoldoende aannemelijk geworden dat dergelijke vorderingen in een bodemprocedure (wel) zouden worden toegewezen.
Commentaar
De uitspraak bevestigt het uitgangspunt dat een langdurige overeenkomst voor onbepaalde tijd kan worden opgezegd en dat het bestaan van een aanbestedingsplicht als zwaarwegende grond (voor zover nodig) kwalificeert. In de praktijk gaat de discussie met name om de duur van de opzegtermijn en of er wellicht een (aanvullende) (schade) vergoeding op zijn plaats is. Hoe afhankelijker een wederpartij is van de overeenkomst voor zijn bedrijfscontinuïteit, hoe meer (nog niet afgeschreven) investeringen hij heeft gedaan ten behoeve van de duurovereenkomst en hoe onverwachter de opzegging is, hoe groter de kans dat een ruime(re) opzegtermijn en het aanbod van een (schade)vergoeding in acht moeten worden genomen.
T. van Wijk
De casus in het kort
De Belastingdienst maakte vele jaren (in ieder geval vanaf 2010) gebruik van de afsleepdiensten van een Limburgs bergingsbedrijf. De vergoedingen overstegen echter het Europese drempelbedrag voor diensten en waren dus aanbestedingsplichtig. De Belastingdienst heeft daarom de overeenkomst begin dit jaar opgezegd met een opzegtermijn van drie maanden en is tot aanbesteding overgegaan. Het bergingsbedrijf maakte hiertegen bezwaar in kort geding.
Bij de beoordeling haalt de Haagse rechter eerst de rechtspraak van de Hoge Raad aan. Daaruit volgt dat een duurovereenkomst voor onbepaalde tijd in beginsel opzegbaar is (ook als de wet en overeenkomst niet voorzien in een opzegbevoegdheid). De eisen van redelijkheid en billijkheid kunnen niettemin meebrengen dat er een zwaarwegende grond voor de opzegging moet zijn en/ of dat een opzegtermijn in acht moet worden genomen al dan niet gepaard gaande met het aanbod tot betaling van een (schade)vergoeding.
Het bergingsbedrijf stelt dat een rechtmatige opzegging niet mogelijk was nu een zwaarwegende grond voor opzegging zou zijn vereist en deze ontbrak. De rechter is het daar niet mee eens. Hij laat in het midden of een dergelijke zwaarwegende grond hier vereist was, omdat het bestaan van een aanbestedingsplicht reeds een zwaarwegende grond oplevert. De Belastingdienst mocht de overeenkomst dus opzeggen.
Pogingen van het bergingsbedrijf om er een langere opzegtermijn en/ of (schade)vergoeding uit te slepen, falen eveneens. De Belastingdienst heeft gemotiveerd weersproken de stellingen van het bergingsbedrijf dat de opzegging onverwachts zou zijn, er vele investeringen zouden zijn gedaan en dat er door het wegvallen van de opdrachten van de Belastingdienst schade zou worden geleden. Nu in kort geding voor een uitgebreid feitenonderzoek en bewijslevering geen plaats is, is voor de kort gedingrechter onvoldoende aannemelijk geworden dat dergelijke vorderingen in een bodemprocedure (wel) zouden worden toegewezen.
Commentaar
De uitspraak bevestigt het uitgangspunt dat een langdurige overeenkomst voor onbepaalde tijd kan worden opgezegd en dat het bestaan van een aanbestedingsplicht als zwaarwegende grond (voor zover nodig) kwalificeert. In de praktijk gaat de discussie met name om de duur van de opzegtermijn en of er wellicht een (aanvullende) (schade) vergoeding op zijn plaats is. Hoe afhankelijker een wederpartij is van de overeenkomst voor zijn bedrijfscontinuïteit, hoe meer (nog niet afgeschreven) investeringen hij heeft gedaan ten behoeve van de duurovereenkomst en hoe onverwachter de opzegging is, hoe groter de kans dat een ruime(re) opzegtermijn en het aanbod van een (schade)vergoeding in acht moeten worden genomen.
T. van Wijk
Gerelateerd
Aanbesteding